ECLI:NL:OGEAC:2018:106

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 maart 2018
Publicatiedatum
28 mei 2018
Zaaknummer
CUR201701793
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van verhuis- en opslagkosten met betrekking tot een verhuisovereenkomst

In deze zaak vordert de besloten vennootschap Derksen Verhuizing B.V. betaling van verhuis- en opslagkosten van de gedaagde, die in 2011 verhuisde van Nederland naar Curaçao. De vordering bedraagt € 5.190,-, met bijkomende kosten en wettelijke rente. De eiseres stelt dat de gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat hij de verschuldigde kosten niet heeft voldaan. De gedaagde voert verweer en stelt dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen, omdat hij geen document heeft ondertekend en dat de kosten voor het transport volledig voor rekening van het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister van Curaçao (KGMC) zouden komen. Het Gerecht oordeelt dat er wel degelijk een overeenkomst tot stand is gekomen, gebaseerd op de wilsvertrouwensleer en de correspondentie tussen partijen. De gedaagde heeft de betalingscondities geaccepteerd en is derhalve betalingsplichtig. Het beroep op verjaring wordt afgewezen, omdat de verjaringstermijn tijdig is gestuit. Het Gerecht wijst de vordering van Derksen toe en veroordeelt de gedaagde in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van:
de besloten vennootschap
DERKSEN VERHUIZING B.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.J. de Winter,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. B.L. Lie Atjam.
Partijen zullen hierna Derksen en [gedaagde] genoemd worden.

1.1. Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties, op 10 mei 2017 ter griffie ingediend;
- de conclusie van antwoord van 28 augustus 2017;
- de e-mail van mr. Lie Atjam van 8 november 2017 met aangehechte productie;
- de e-mail van mr. De Winter van 10 november 2017 met aangehechte producties;
- de mondelinge behandeling op 15 november 2017 en de zijdens mr. De Winter overhandigde productie, alsmede de door mr. Lie Atjam overhandigde productie en pleitaantekeningen.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
gedaagde] is na een sollicitatieprocedure in Nederland door de vertegenwoordiging van het Land Curacao geselecteerd om deel te nemen aan de politieopleiding op Curacao. Daartoe moest [gedaagde] naar Curacao verhuizen, hetgeen begeleid werd door het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister van Curacao (KGMC).
2.2.
Derksen is het verhuisbedrijf dat de inboedel van [gedaagde] medio 2011 heeft overgebracht van Nederland naar Curacao.
2.3.
Bij brief van 27 mei 2011 heeft Derksen [gedaagde] een vrijblijvend taxatiebezoek ter vaststelling van het tarief aangeboden. Voorts staat ten aanzien van de te hanteren tarieven het navolgende vermeldt:
“Met het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister van Curacao (KGMC) hebben wij een overeenkomst voor de verscheping van 20m3 huisraad + motorvoertuig. Indien u meer inboedel verscheept dat uw vrijdom bedragen de kosten per extra kubieke meter € 195,-.”
2.4.
Bij e-mail van 17 juni 2011 verzoekt de echtgenote van [gedaagde], (naam echtgenote van gedaagde]), aan Derksen om haar te informeren over de totale kosten van de overige kubieke meters (m³), zodat zij daar verder mee aan de slag kan. In antwoord daarop bericht Derksen bij e-mail van gelijke datum dat het totale volume 45,0 m³ voor de inboedel bedraagt en 1,3 m³ voor de scooter en dat het privé-aandeel in de kosten daarmee € 4.875,- voor de inboedel en € 315,- voor de scooter zal bedragen.
2.5.
De factuur voor de kosten van het privé-aandeel is per e-mail van 21 juni 2011 aan (de echtgenote van) [gedaagde] toegezonden. Per e-mail van gelijke datum heeft Derksen aangegeven dat de verhuisgoederen zeewaardig zijn verpakt en zijn beladen in de container aan boord van het schip Westerhamm, met een verwachtte aankomst op Curacao op 5 juli 2011. Na aankomst op Curaçao wordt de verhuisboedel op 13 juli 2011 opgeslagen in de loods van CMS. De opslag en de daarvoor geldende tarieven wordt door [gedaagde] voor akkoord ondertekend.
2.6.
Bij e-mail van 29 september 2011 stuurt Derksen aan (de echtgenote van) [gedaagde] een herinnering van de openstaande factuur met het verzoek tot betaling daarvan over te gaan. Voorts is aangegeven dat zolang de factuur niet is voldaan die inboedel niet afgeleverd kan worden en daarom in opslag zal blijven bij CMS, met hogere opslagkosten tot gevolg.
2.7.
Bij e-mail van 28 september 2016 wordt (de echtgenote van) [gedaagde] wederom gesommeerd tot betaling van het openstaande bedrag. Bij uitblijven van de betaling wordt [gedaagde] door Derksen in rechte betrokken.

3.Het geschil

3.1.
Derksen vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 5.190,-, althans het equivalent in NAf ad 10.038,92, te vermeerderen met 15% buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente vanaf de factuurdatum tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Derksen legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door de verschuldigde kosten niet te voldoen.
3.3. [
gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1. [
gedaagde] heeft primair de niet-ontvankelijkheid van Derksen bepleit, stellende dat niet hij, maar het Curaçaohuis, dan wel het Korps Politie Curaçao, dan wel het Land Curaçao de overeenkomst met Derksen heeft gesloten. Derksen heeft daarmee de verkeerde partij in rechte betrokken.
4.2.
Het verweer van [gedaagde] kan niet slagen. Derksen stelt dat zij ten aanzien van het transport van de verhuisboedel met [gedaagde] heeft gecontracteerd, zij het dat een deel van de kosten van het transport voor rekening van het KGMC zou komen en het privé-aandeel voor rekening van [gedaagde] zou blijven. Voor zover zou moeten worden aangenomen dat, zoals [gedaagde] stelt, geen overeenkomst tussen Derksen en [gedaagde] tot stand is gekomen, omdat KGMC de volledige kosten van het transport voor haar rekening zou nemen, dan leidt dat niet tot niet-ontvankelijkheid, maar tot afwijzing van de vordering jegens [gedaagde].
4.3. [
gedaagde] heeft tot zijn verweer gevoerd dat er tussen hem en Derksen geen overeenkomst tot stand is gekomen omdat hij nimmer en daartoe geldend document heeft getekend. Voorts stelt [gedaagde] dat een werknemer van het Curaçaohuis, genaamd de heer [naam1], aan (de echtgenote van) [gedaagde] heeft medegedeeld dat de kosten voor het overbrengen van de verhuisboedel naar Curacao volledig voor rekening van het KGMC dan wel het Land Curaçao zou komen. Uit de e-mail van (de echtgenote van) [gedaagde] van 17 juni 2011, waarin zij Derksen laat weten aan de slag te gaan met het overige totaal aantal kubieke meters, wordt enkel bedoeld dat de werknemer van het Curacaohuis, de heer [naam1], hiervan op de hoogte zou worden gesteld. Uit die e-mail kan geen aanvaarding van een overeenkomst met Derksen worden afgeleid.
4.4.
Vooropgesteld zij dat ingevolge artikel 6:217 lid 1 BW een overeenkomst tot stand komt door aanbod en aanvaarding daarvan. Of er sprake is van aanvaarding van het aanbod wordt bepaald aan de hand van de wilsvertrouwensleer ex artikel 3:33 – 3:35 BW. Toetsing aan artikel 3:35 BW vergt een weging van alle omstandigheden van het geval. Daaronder zijn onder meer te begrijpen de verklaringen van partijen over en weer voorafgaande aan het transport van de inboedel. Het ontbreken van een door [gedaagde] ondertekend document is derhalve onvoldoende om aan te nemen dat er geen overeenkomst tussen [gedaagde] en Derksen tot stand is gekomen.
4.5.
Het aanbod van Dersken, zoals uit volgt uit de correspondentie tussen haar en (de echtgenote van) [gedaagde], houdt in het transporteren van de totale verhuisboedel van [gedaagde] naar Curacao. Het aanbod is gericht aan [gedaagde]. Ten aanzien van de betalingscondities blijkt uit het aanbod dat – gelet op de afspraken tussen Derksen en het KGMC – enkel de kosten van het transport van de verhuisboedel boven de 20 m³ voor rekening van [gedaagde] zelf diende te komen. Uit de e-mail van (de echtgenote van) [gedaagde] van 17 juni 2011, waarin Derksen wordt gevraagd naar het overige totaal aantal kubieke meters (m³), “
zodat zij ermee aan de slag kunnen”, kan in ieder geval worden afgeleid dat [gedaagde] van de betalingscondities op de hoogte was. In reactie op die mail stuurt Derksen [gedaagde] een opgave van het totale aantal kubieke meters en de kosten daarvan en wordt er expliciet een onderscheid gemaakt met het privé-aandeel daarin. Vervolgens wordt de gehele verhuisboedel door Derksen opgehaald, zeewaardig verpakt en beladen voor het transport naar Curacao, waar de goederen ook aankomen. Het Gerecht is van oordeel dat gelet op het voormelde, Derksen er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [gedaagde] akkoord ging met het aanbod van Derksen tot het transporteren van de gehele verhuisboedel van [gedaagde] tegen de voorwaarden zoals door Derksen gesteld. Dat [gedaagde] met een werknemer van het Curaçaohuis in overleg was om ook het privé-aandeel in de kosten van het transport voor rekening van KGMC te laten komen, staat niet aan een overeenkomst tussen Derksen en [gedaagde] in de weg. Temeer daar is gesteld noch is gebleken dat deze door [gedaagde] gestelde afwijkende afspraken met het Curacaohuis aan Derksen zouden zijn gecommuniceerd. Zo dergelijke afspraken al zouden zijn gemaakt, dan had het op weg van [gedaagde] gelegen de factuur van Derksen voor het privé-aandeel in de kosten te voldoen en vervolgens verhaal te zoeken bij degene die de toezegging omtrent het vergoeden van de kosten had gedaan.
4.6.
Tussen Derksen en [gedaagde] is derhalve een overeenkomst tot transport van de gehele verhuisboedel tot stand gekomen, waarbij [gedaagde] het privé-aandeel in de totale transportkosten aan Derksen diende te vergoeden. [gedaagde] is daarvoor ook gefactureerd en aangemaand, zonder dat de kosten zijn voldaan. [gedaagde] is derhalve betalingsplichting jegens Derksen, tenzij – zoals [gedaagde] stelt – de vordering van Derksen inmiddels is verjaard. Het beroep op verjaring slaagt echter niet, omdat met het toesturen van de sommatiebrief bij e-mail van 28 september 2016 de verjaringstermijn van 5 jaar, die is aangevangen op de dag nadat de herrineringsfactuur op 29 september 2011 per e-mail aan (de echtgenote van [gedaagde]) is gestuurd, tijdig is gestuit.
4.7.
De slotsom is dat de vordering van Derksen wordt toegewezen. De gevorderde wettelijke rente is ingevolge artikel 6:119 lid 1 BW eveneens toewijsbaar, zij het vanaf datum indienen verzoekschrift. Immers kort daarvoor is [gedaagde] nog gesommeerd en aangemaand. De buitengerechtelijke incassokosten zijn op zich niet betwist en kunnen, omdat de vordering op de wet is gegrond, worden toegewezen.
4.8. [
gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten worden als volgt door het Gerecht begroot. Het salaris van de gemachtigde wordt begroot op 1 punt voor het verzoekschrift en 0,5 punt voor de comparitie, aangezien door de gemachtigde tegelijkertijd een overeenkomstige zaak jegens [gedaagde] (CUR201701792) is behandeld ad NAf 1.500,00 (NAf 1.000,- x 1,5 punt). De griffiekosten worden begroot op NAf 750,00 en de explootkosten op NAf 243,50 plus NAf 15,- aan zegelkosten.

5.De beslissing

Het Gerecht:

- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 5.190,-, althans het equivalent in NAf ad 10.038,92, te vermeerderen met 15% buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente vanaf de datum indiening van het verzoekschrift tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Derksen tot op heden begroot op NAf 1.008,50 aan verschotten en NAf 1.500,- aan gemachtigdensalaris,
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2018.