ECLI:NL:OGEAC:2018:122

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
18 mei 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
CUR 201800522
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en collectief ontslag bij Insel Air International B.V. wegens bedrijfseconomische redenen

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Insel Air International B.V. een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een werknemer, aangeduid als [verwerende partij], op basis van gewichtige redenen. De werknemer is sinds [datum] in dienst bij Insel en was werkzaam als 'Captain MD-80'. Door financiële problemen, die sinds eind 2016 spelen, heeft Insel besloten de operatie van het MD-80 toestel te staken, wat heeft geleid tot een reorganisatie en het ontslag van 239 werknemers. Insel heeft op 20 februari 2018 een verzoekschrift ingediend, waarop de werknemer op 17 april 2018 een verweerschrift heeft ingediend. De behandeling van het verzoek vond plaats op 18 april 2018.

De rechter heeft vastgesteld dat Insel in surséance van betaling verkeert en dat er een collectief ontslag aan de orde is. De werknemer heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van Insel, onder andere door te stellen dat er geen toestemming van de bewindvoerder was voor het indienen van het verzoek. De rechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat de bewindvoerder stilzwijgend kan instemmen met het verzoek, maar dat Insel alsnog de expliciete toestemming van de bewindvoerder moet overleggen. De rechter heeft ook het LIFO-beginsel (last in, first out) besproken, dat in geval van ontslag om bedrijfseconomische redenen moet worden toegepast, tenzij er gegronde redenen zijn om hiervan af te wijken. De rechter heeft behoefte aan nadere informatie over het huidige pilotenbestand en heeft de mondelinge behandeling aangehouden tot 9 mei 2018.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Afdeling civiel
Zaaknummer: CUR201800553
Beschikking d.d. 2 mei 2018
inzake
de besloten vennootschap INSEL AIR INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Curaçao,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. L.N. Asjes,
tegen
[VERWERENDE PARTIJ],
wonende te Curaçao te [adres],
verwerende partij,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna Insel en [verwerende partij] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Insel heeft op 20 februari 2018 een verzoekschrift met producties ingediend. Vervolgens heeft [verwerende partij] op 17 april 2018 een verweerschrift met producties ingediend. Het verzoek is behandeld op 18 april 2018, tegelijk met de ontbindingsverzoeken met betrekking tot andere werknemers van Insel. [verwerende partij] heeft het woord gevoerd aan de hand van het door hem ingediende verweerschrift. De gemachtigde van Insel heeft het woord gevoerd aan de hand van de door haar overgelegde pleitnotities. Insel heeft nog (nadere) producties in het geding gebracht. Partijen is aangezegd dat het Gerecht een beschikking zal geven.
1.2.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.2. [
verwerende partij], geboren op [geboortedatum], is sinds [datum] bij Insel in dienst. Hij is laatstelijk werkzaam in de functie van “Captain MD-80“ tegen een salaris van NAf [salaris] per maand.
2.3.
Vanaf eind 2016 verkeert Insel in financiële problemen.
2.4.
Op 14 maart 2017 is aan Insel surséance van betaling verleend, welke nadien is verlengd tot eind augustus 2018.
2.5.
Het MD-80 toestel staat vanaf januari 2018 aan de grond.
2.6.
In het kader van een reorganisatie van haar bedrijfsvoering en bedrijfsbeleid, heeft Insel reeds afscheid genomen van 239 van haar werknemers.
2.7.
Bij brief van 31 januari 2018 is [verwerende partij], evenals (onder meer) zijn collega-piloten op het MD-80 toestel, door Insel in kennis gesteld van haar aanvraag voor een collectief ontslag bij het Ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn (SOAW) vanwege het besluit van Insel om de operatie van het MD-80 toestel te staken. Aan [verwerende partij] is aangezegd dat zijn arbeidsovereenkomst bij Insel met inachtneming van de voor collectief ontslag geldende regels zal worden beëindigd, omdat zijn functie met het staken van evengenoemde operatie is komen te vervallen.
2.8.
Op 1 februari 2018 heeft Insel [verwerende partij] per brief bericht dat zij bij nader inzien heeft besloten om geen toestemming te vragen bij het SOAW om de arbeidsovereenkomst te mogen opzeggen maar om ontbinding van de arbeidsovereenkomst te vragen bij het Gerecht. In diezelfde brief is [verwerende partij] geïnstrueerd om met ingang van 2 februari 2018 zijn opgebouwde vakantiedagen op te nemen.
2.9.
Op dit moment heeft Insel de beschikking over drie Fokker 50-toestellen, waarvan er twee operationeel zijn.

3.Het geschil

3.1.
Insel verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij] wegens gewichtige redenen, te weten een verandering in de omstandigheden, zonder toekenning van een vergoeding aan [verwerende partij] en met veroordeling van [verwerende partij] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Insel legt in essentie aan haar verzoek ten grondslag dat zij vanwege haar financiële situatie de e[verwerende partij]ploitatie van het MD-80 toestel heeft moeten staken met als gevolg dat de functie van MD80-piloot is komen te vervallen. Zij heeft ter onderbouwing van de financiële situatie verwezen naar verslagen van de bewindvoerder.
3.3. [
verwerende partij] heeft verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Als meest verstrekkende verweer is door [verwerende partij], samen met de andere MD-80 piloten van wie de zaken tegelijk met deze zaak zijn behandeld, aangevoerd dat Insel niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek omdat niet gebleken is van toestemming van de bewindvoerder tot het indienen van het onderhavige verzoek.
4.2.
In artikel 218 lid 1 van het Faillissementsbesluit 1931 (Fb) is bepaald dat de schuldenaar gedurende de surséance onbevoegd is eenige daad van beheer of beschikking betreffende den boedel te verrichten zonder medewerking machtiging of bijstand van de bewindvoerders. In voormeld artikel is niet voorgeschreven op welke wijze de toestemming van de bewindvoerder moet blijken. Uit vaste jurisprudentie volgt evenwel dat de medewerking, machtiging of bijstand in de zin van artikel 218 Fb ook besloten kan liggen in een stilzwijgende toestemming van de bewindvoerder voor het laten ontstaan van een bepaalde verbintenis en dat het niet noodzakelijk is dat de medewerking van de bewindvoerder uitdrukkelijk blijkt. Insel heeft in dit verband verwezen naar verslagen van de bewindvoerder en mediaberichten waaruit volgens haar blijkt dat de bewindvoerder van onderhavige procedure op de hoogte is en daarmee instemt.
4.3.
Gelet op de berichtgeving in de media over de verschillende ontbindingsverzoeken die Insel bij het Gerecht heeft ingediend, waaronder deze, acht het Gerecht het niet aannemelijk dat de bewindvoerder onbekend is met deze verzoeken. Aldus kan worden aangenomen dat hij stilzwijgend daarmee heeft ingestemd. Echter om onduidelijkheid op dit punt uit te sluiten, zal het Gerecht Insel in de gelegenheid stellen om de in artikel 218 lid 1 Fb bedoelde machtiging van de bewindvoerder alsnog in te dienen.
4.4.
Aangezien Insel in het kader van een reorganisatie als gevolg van bedrijfseconomische omstandigheden 26 ontbindingsverzoeken heeft gedaan is, zoals Insel zelf ook in haar correspondentie heeft vermeld, sprake van een collectief ontslag.
4.5.
Indien een werkgever bij SOAW een aanvraag indient voor een collectief ontslag is hij ingevolge artikel 5 van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten gehouden om een afvloeiingsplan over te leggen. De ministeriële richtlijnen schrijven voor dat het afvloeiingsplan in ieder geval informatie moet bevatten omtrent:
het aantal werknemers dat de werkgever wil ontslaan met een onderverdeling naar functie, leeftijd, geslacht en anciënniteit;
het tijdstip van de voorgenomen beëindiging van de desbetreffende arbeidsovereenkomst;
het resultaat van het overleg met de vakbond indien de betrokken werknemers vertegenwoordigd worden door een vakbond;
e maatregelen die de werkgever heeft geomen ter verzachting van de gevolgen van het ontslag van de betrokken werknemers.
4.6.
Verder geldt in geval van ontslag als gevolg van bedrijfseconomische omstandigheden dat in beginsel het zogenaamde ´last in/first out’-beginsel (LIFO-beginsel) moet worden gehanteerd bij het selecteren van de voor ontslag in aanmerking komende werknemers. De werkgever mag slechts van het LIFO-beginsel afwijkenindien daarvoor gegronde redenen zijn. Insel stelt zich op het standpunt dat dit beginsel in dit geval buiten beschouwing kan blijven omdat het werk voor de hele groep MD-piloten is komen te vervallen en de functie van MD-piloot niet uitwisselbaar is met die van een piloot op een Fokker-toestel. Zij erkent dat bij eerdere afvloeiingen van piloten ten aanzien van het gehele pilotenbestand, dus inclusief de piloten op de andere toestellen, het LIFO-beginsel wel is toegepast, maar stelt dat zij thans - anders dan destijds - over onvoldoende financiële middelen beschikt om de omscholing van de piloten te bekostigen.
4.7.
Door [verwerende partij] en de andere MD-80 piloten van wie de zaken tegelijk met deze zaak zijn behandeld is onder meer aangevoerd dat zij binnen enkele weken en tegen relatief lage kosten hun typerating voor een Fokker 50 toestel kunnen behalen of vernieuwen, onder meer omdat Insel daartoe zelf apparatuur voorhanden heeft en zij met twee personen tegelijk de vereiste simulator training kunnen doen. Daarnaast heeft Insel erkend dat, zoals door de MD-80 piloten naar voren werd gebracht, zij per 1 februari 2018 twee piloten in dienst heeft genomen waarvan het contract reeds verlopen was. Mede in het licht van die omstandigheid kan thans niet worden vastgesteld dat er gegronde redenen zijn om van het LIFO-beginsel af te wijken oftewel dit beginsel buiten beschouwing te laten.
4.8.
Alvorens te kunnen beslissen heeft het Gerecht behoefte aan nadere informatie over het huidige pilotenbestand, met onderverdeling naar type toestel, anciënniteit, salaris en geboortedatum en -plaats. Daartoe zal een datum voor voortzetting van de behandeling worden bepaald. Insel kan bij die gelegenheid tevens nadere stukken overleggen ter onderbouwing van haar financiële situatie en het standpunt van de bewindvoerder ten aanzien van de ontbindingsverzoeken.
4.9.
Partijen kunnen de voor de zaak relevante stukken, voor zover nog niet overgelegd, voorafgaand aan de zitting in het geding brengen. Deze stukken dienen uiterlijk op de tweede (voorlaatste) werkdag voor de zittingsdatum met begeleidende brief te worden ingediend bij het Gerecht, onder gelijktijdige verzending van een afschrift van de brief en de stukken aan de wederpartij.
4.10.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
bepaalt dat de mondelinge behandeling zal worden voortgezet ter zitting van de ondergetekende rechter in eerste aanleg, te houden in het “Stadhuis” aan het Wilhelminaplein 4 op woensdag 9 mei 2018 om 14.00 uur;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.M. Martinez, rechter, en op 2 mei 2018 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.