ECLI:NL:OGEAC:2018:186

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
27 juli 2018
Zaaknummer
Cur 201801998
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op lading van olietanker Pericles en de rechtsgeldigheid van eigendomsoverdracht

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, hebben de eisers, waaronder PDVSA Petróleo S.A. en Wave Shipping Limited, een kort geding aangespannen tegen ENERGY COAL SPA. De eisers vorderden de opheffing van een conservatoir beslag dat door de gedaagde was gelegd op de lading ruwe olie aan boord van het schip 'Pericles'. Dit beslag was gelegd ter dekking van een vordering van USD 17.348.645. De eisers stelden dat de lading olie eigendom was van GMC Global Marine Contractors Caribbean N.V., die een schikking had getroffen met PDVSA Petróleo, waarbij de olie aan GMC in betaling werd gegeven ter voldoening van een schuld.

De procedure begon op 21 juni 2018 met een verzoekschrift, en de zitting vond plaats op 22 juni 2018. Tijdens de zitting werd GMC toegestaan om tussen te komen in de procedure. De eisers stelden dat de eigendom van de olie was overgedragen aan GMC vóór de beslaglegging, terwijl de gedaagde dit betwistte en stelde dat de overdracht niet rechtsgeldig was. Het Gerecht oordeelde dat de eigendomsoverdracht niet aannemelijk was gemaakt en dat PDVSA Petróleo ten tijde van de beslaglegging rechthebbende was op de lading.

Het Gerecht wees de vorderingen van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten. De beslissing werd op 29 juni 2018 openbaar uitgesproken door rechter P.E. de Kort.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
IN KORT GEDING
in de zaak van:
1. de rechtspersoon naar het recht van Venezuela
PDVSA PETRÓLEO S.A.,
gevestigd te Venezuela,
2. de rechtspersoon naar het recht van het Verenigd Koninkrijk
WAVE SHIPPING LIMITED,
gevestigd te Verenigd Koninkrijk,
3. de rechtspersoon naar het recht van Griekenland
TALISMAN SHIPPING ENTERPRISES LIMITED,
gevestigd te Griekenland,
4. de rechtspersoon naar het recht van Griekenland
DYNACOM TANKERS MANAGEMENT LTD,
gevestigd te Griekenland,
eisers in kort geding,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
tegen
de rechtspersoon naar het recht van Italië
ENERGY COAL SPA,
gevestigd te Genua, Italië,
gedaagde in kort geding,
gemachtigde: mr. E.M. Pennings,
met als tussengekomen partijen:
1. de naamloze vennootschap
GMC GLOBAL MARINE CONTRACTORS CARIBBEAN N.V.,
2 de naamloze vennootschap
SHIPPING COMPANY GLOBAL FALCON N.V.,
3 de naamloze vennootschap

SHIPPING COMPANY GLOBAL HAWK N.V.,

4 de naamloze vennootschap

SHIPPING COMPANY GLOBAL PHOENIX N.V.,

alle gevestigd te Curaçao,
gezamenlijk te noemen: GMC,
gemachtigde: mr. R.B. van Hees.

1.Het verloop van de procedure

Eisers hebben op 21 juni 2018 een verzoekschrift in kort geding ingediend. De zaak is behandeld ter zitting van 22 juni 2018.
GMC heeft ter zitting, zoals op voorhand aangekondigd, toestemming tot tussenkomst dan wel voeging verzocht. Haar is vervolgens buiten bezwaar van eisers en gedaagde toegestaan tussen te komen.
De gemachtigden hebben de zaak bepleit met overlegging van hun pleitnota’s.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 19 juni 2018 heeft gedaagde te Curaçao ten laste van eiseres sub 1 (hierna: PdVSA Petróleo) conservatoir beslag laten leggen op de lading ruwe olie aan boord van het schip ‘Pericles’, zulks tot verhaal van een door de beslagrechter op USD 17.348.645 begrote vordering.
2.2.
Eisers sub 2 tot en met 4 zijn eigenaren van en/of anderszins belanghebbenden bij de Pericles. De Pericles wordt door PdVSA Petróleo gecharterd onder een tijdbevrachtingsovereenkomst.
2.3.
De beslagen olie was eerder, in januari 2018, beslagen door de tussengekomen partijen (hierna: GMC). Op 8 juni 2018 is tussen PdVSA Petróleo en GMC een schikking getroffen, waarbij, samengevat, is overeengekomen dat de beslagen olie aan GMC in betaling werd gegeven ter voldoening van de schuld van PdVSA Petróleo aan GMC.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen primair dat bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, het beslag wordt opgeheven, althans dat gedaagde wordt veroordeeld tot opheffing daarvan. Subsidiair vorderen eisers gedaagde te bevelen al het nodige te doen of te ondernemen waardoor het schip Pericles binnen 24 uur na het in deze wijzen vonnis zal kunnen uitvaren, zulks onder verbeurte van een dwangsom van NAf 100.000,- per uur of gedeelte van een uur dat gedaagde niet aan het vonnis voldoet, dan wel dat gedaagde zal gehengen en gedogen dat het schip Pericles binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis zal mogen uitvaren.
3.2.
GMC verenigt zich met hetgeen door eisers is gesteld en gevorderd.
3.3.
Gedaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Volgens artikel 705 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient een conservatoir beslag te worden opgeheven bij verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voldoende zekerheid wordt gesteld.
4.2.
De deugdelijk van de vordering waarvoor het beslag door gedaagde is gelegd staat niet ter discussie. Evenmin is gesteld of gebleken dat sprake is van vormverzuim of alternatieve zekerheid. Het gaat in dit kort geding slechts om de vraag of de door gedaagde beslagen olie aan boord van de Pericles op het moment van beslaglegging nog in eigendom toebehoorde aan gedaagdes schuldenaar PdVSA Petróleo, dan wel inmiddels toebehoorde aan GMC.
4.3.
Eisers en GMC stellen dat GMC eigenaar was (en is) van de olie. Zij wijzen hierbij op de schikkingsovereenkomst van 8 juni 2018 tussen PdVSA Petróleo en GMC, waarin is overeengekomen dat olie, waarop toen een beslag rustte van GMC, aan GMC in betaling werd gegeven ter voldoening van de schuld van PdVSA Petróleo aan GMC. Volgens eisers en GMC is de lading olie vervolgens, voorafgaand aan het door gedaagde gelegde beslag, aan GMC geleverd. Deze levering heeft volgens hen plaatsgevonden door endossement op 15 juni 2018 van de op de lading betrekking hebbende cognossementen en de daarop volgende verzending daarvan aan GMC. De eigendom is volgens eisers en GMC ook overgegaan doordat de cognossementen reeds in de macht van GMC - de deurwaarder - waren toen het endossement plaatsvond. Ten slotte geldt volgens eisers en GMC ook nog dat de eigendom van de lading voorafgaand aan de beslaglegging is overgegaan op GMC door bezitsverschaffing
longa manu: PdVSA Petróleo heeft de kapitein van de Pericles per e-mailbericht van 19 juni 2018 om 13.48 uur in kennis gesteld van de overdracht, net voor de beslaglegging om 14.42 uur.
4.4.
Gedaagde bestrijdt dat sprake is geweest van een rechtsgeldige eigendomsoverdracht voorafgaand aan de beslaglegging. Zij stelt hiertoe onder meer dat het hier naamcognossementen betrof die niet voor endossement vatbaar waren, en dat bovendien niet is getekend voor enig endossement. Ook betwist gedaagde dat de overdracht aan de kapitein van de Pericles is meegedeeld en dat hij de lading voor GMC zou zijn gaan houden. Bij de beslaglegging door gedaagde is daarover volgens gedaagde - hetgeen werd bevestigd door de ter zitting aanwezige deurwaarder - niets gezegd. De overeenkomst tot overdracht van eigendom beoogde volgens gedaagde slechts in schijn de eigendom op GMC te doen overgaan. Voor zover wel sprake is geweest van eigendomsoverdracht aan GMC, neemt gedaagde het standpunt in dat de schikkingsovereenkomst waarop zij berust vernietigbaar is wegens benadeling van schuldeisers, welke vernietigingsgrond zij in dit geding heeft ingeroepen.
4.5.
Naar het voorlopig oordeel van het Gerecht staat reeds het laatste verweer van gedaagde aan toewijzing van de door eisers en GMC gevorderde opheffing van het beslag in de weg. Voorshands kan niet worden aangenomen dat de bodemrechter de gestelde eigendomsoverdracht, niettegenstaande het inroepen door gedaagde van de pauliana, rechtsgeldig zal achten. Daartoe zijn in het bijzonder de volgende aannemelijk geworden omstandigheden van belang:
tegenover de vordering van GMC op PdVSA Petróleo van USD 6.407.498 staat de eigendomsoverdracht aan GMC van olie ter waarde van circa USD 20 miljoen;
de in de schikkingsovereenkomst neergelegde constructie komt erop neer dat PdVSA Petróleo ook na de overdracht aan GMC de zeggenschap bleef houden over de olie: zij mocht de koper aanwijzen en de verkoopprijs bepalen, en zij kon jegens GMC aanspraak maken op afdracht van de koopsom (voor zover uitgaand boven GMC’s vordering van USD 6.407.498);
ingevolge de schikkingsovereenkomst bleef de olie voor rekening en risico van PdVSA Petróleo;
het was ook GMC bekend - het was hier te lande algemeen bekend - dat PdVSA Petróleo te kampen had met verhaalsmaatregelen van schuldeisers voor aanzienlijke vorderingen;
de schikkingsovereenkomst voorziet, naast de overdracht van de olie, in een door PdVSA Petróleo ten gunste van GMC te stellen letter of credit voor het bedrag van USD 6.407.498;
GMC heeft inmiddels daadwerkelijk betaling ontvangen van het bedrag van USD 6.407.498, terwijl niet gebleken is van enige nadere verkoop of levering van de aan haar ingevolge de schikkingsovereenkomst overgedragen olie.
Onder deze omstandigheden kan voorshands niet worden aangenomen dat de eigendomsoverdracht, voor zover die ten nadele strekt van gedaagde, aan gedaagde kan worden tegengeworpen. Dit geldt zowel naar Curaçaos recht (artikel 3:45 e.v. BW) als naar Venezolaans recht (artikel 1281 Código Civil).
4.6.
Nu niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een rechtsgeldige eigendomsoverdracht aan GMC, moet het ervoor worden gehouden dat PdVSA Petróleo ten tijde van de beslaglegging door gedaagde rechthebbende was met betrekking tot de lading. In de stellingen van eisers en GMC is derhalve geen grond gelegen voor opheffing van het beslag.
4.7.
De subsidiaire vordering is evenmin toewijsbaar. Tegenover op het verweer van gedaagde dat eisers sub 2 tot en met 4 geen nadeel ondervinden van het beslag omdat de timecharter en de daaruit voor hen voortvloeiende inkomsten gewoon doorlopen, hebben eisers onvoldoende gesteld waaruit hun belang bij - daar zou het op neerkomen - het leegpompen van het schip volgt. In het bijzonder hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat zij er belang bij hebben dat het schip, dat reeds een half jaar in de Curaçaose wateren ligt, thans onverwijld uitvaart.
4.8.
De vorderingen zullen op grond van het voorgaande worden afgewezen, met veroordeling van eisers en GMC als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten.

5.De beslissing

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding
5.1.
wijst af het gevorderde;
5.2.
veroordeelt eisers hoofdelijk in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gerezen, tot op heden begroot op NAf. 1.500,- voor salaris gemachtigde;
5.3.
veroordeelt GMC in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gerezen, tot op heden begroot op NAf. 1.500,- voor salaris gemachtigde;
5.4.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2018.