Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Beslissing
[verzoekster],
DE MINISTER VAN JUSTITIE,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
wijsthet verzoek
af.
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft verzoekster, wonende in Curaçao, een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. Dit verzoek volgde op de afwijzing van haar aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf door de Minister van Justitie op 8 oktober 2018. Verzoekster heeft op 25 oktober 2018 beroep ingesteld tegen deze afwijzing en vroeg op 5 november 2018 om een voorlopige voorziening, zodat zij de beslissing op haar beroepschrift kon afwachten zonder risico op verwijdering.
Het Gerecht heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat op grond van de Landsverordening Toelating en Uitzetting (Ltu) de minister bevoegd is om personen te verwijderen die in strijd met de wet het land zijn binnengekomen of wiens verblijfsvergunning is vervallen. Het Gerecht oordeelde dat verzoekster niet voldoende spoedeisend belang had bij haar verzoek om voorlopige voorziening, omdat niet was gebleken dat er een dreiging van verwijdering bestond. De afwezigheid van een dergelijke dreiging maakte het verzoek niet voor inwilliging vatbaar.
Uiteindelijk heeft het Gerecht het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De beslissing werd op 9 november 2018 bekendgemaakt door rechter N.M. Martinez in tegenwoordigheid van griffier S.N. Aswani. Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open, zoals vermeld in hoofdstuk 5 van de Landsverordening administratief recht (Lar).