Overwegingen
1. Ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) kan een beschikking waartegen een beroepschrift bij het Gerecht is ingediend, of waaromtrent een bestuurlijke heroverweging plaatsvindt als bedoeld in hoofdstuk 4, op verzoek van de indiener van het beroepschrift onderscheidenlijk de bezwaarde geheel of gedeeltelijk door het Gerecht worden geschorst op grond dat de uitvoering van de beschikking voor hem een onevenredig nadeel met zich zal brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van de beschikking te dienen doel. Ook kan op zijn verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen ter voorkoming van onevenredig nadeel, als in de eerste volzin bedoeld.
Ingevolge artikel 95, eerste lid, aanhef en onder b, kan het Gerecht, indien een verzoek als bedoeld in artikel 85, eerste lid, is gedaan, onmiddellijk uitspraak op het beroepschrift doen, indien het Gerecht oordeelt dat de feiten geen nader onderzoek vergen.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtlandsverordening zijn degene die het gezag over een in Curaçao woonachtige jongere uitoefent, en degene die met de feitelijke verzorging van een zodanige jongere is belast, verplicht zorg te dragen voor:
a. de inschrijving van die jongere als leerling van een school, en
b. het door die jongere bijwonen van de voor die jongere bestemde lessen op de school, bedoeld in onderdeel a.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Leerplichtlandsverordening is de toezichthoudende instantie bevoegd op verzoek van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen voor een door haar te bepalen duur ontheffing te verlenen:
a. van de in dat lid bedoelde verplichtingen, indien de jongere op grond van langdurige geestelijke of lichamelijke onbekwaamheid niet in staat zal zijn lessen bij te wonen;
b. van de in dat lid, onderdeel b, bedoelde verplichting, voor zover de jongere op grond van langdurige geestelijke of lichamelijke onbekwaamheid niet in staat zal zijn bepaalde lessen bij te wonen.
Ingevolge het tweede lid verleent de minister op verzoek van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen ontheffing van de in dat lid bedoelde verplichtingen, indien die personen overwegende bezwaren hebben tegen de richting van alle in het desbetreffende eilandgebied aanwezige scholen waarop de jongere de lessen zou kunnen bijwonen en zij aantonen dat de jongere op een andere wijze voldoende onderwijs geniet.
2 De kinderen zijn met ingang van januari 2017 ingeschreven bij de IVIO‑Wereldschool in Nederland en hebben sindsdien onderwijs bij die school gevolgd. Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtlandsverordening waren zij tot en met het schooljaar 2017/2018 ingeschreven als leerling van een particuliere basisschool in Curaçao en volgden zij ook bij die school onderwijs.
3 Aan de beschikking van 16 augustus 2018 heeft de minister ten grondslag gelegd dat de gronden voor ontheffing, bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, van de Leerplichtlandsverordening, zich in dit geval niet voordoen.
4. Het verzoek om voorlopige voorziening strekt er toe dat verzoeker op de voet van artikel 4, tweede lid, van de Leerplichtlandsverordening ontheffing wordt verleend van de verplichting om de kinderen in te schrijven op een lokale school. Verzoeker betoogt dat een ontheffing zoals door hem is verzocht, namelijk een ontheffing in verband met overwegende bezwaren tegen de inrichting van alle in Curaçao aanwezige scholen, bij beschikking van 10 juni 2016 in een ander geval is verleend, zodat ook in dit geval de verzochte ontheffing dient te worden verleend. Verder stelt verzoeker dat de pilot thuisonderwijs geen wettelijke grondslag heeft en hij zijn kinderen niet wil blootstellen aan mogelijk politiek bestuurlijke wijzigingen die met zich kunnen brengen dat de pilot wordt stopgezet. Daarnaast zijn de kosten voor het onderwijs bij de IVIO-Wereldschool voor de kinderen dusdanig hoog dat het voor hem bezwaarlijk is om daarnaast nog nodeloze kosten te moeten maken voor de inschrijving op een school in Curaçao, aldus verzoeker.
5. De rechtsvraag die verzoeker aan het Gerecht heeft voorgelegd is, of op grond van artikel 4, tweede lid, van de Leerplichtlandsverordening ontheffing kan worden verleend indien overwegende bezwaren bestaan tegen de (didactische) inrichting (de wijze van lesgeven) van alle in Curaçao aanwezige scholen waarop de kinderen lessen zouden kunnen bijwonen. Verzoeker meent dat dat het geval is, terwijl de minister van oordeel is dat die bepaling daar geen grond voor biedt.
6 Het Gerecht is van oordeel dat de feiten geen nader onderzoek vergen en ook overigens geen beletsel bestaat om met toepassing van artikel 95, eerste lid, aanhef en onder b, van de Lar, onmiddellijk uitspraak op het beroepschrift te doen. Partijen hebben daarvoor toestemming gegeven.
7 Nu dat in het ontheffingsverzoek is vermeld en verzoeker dat ter zitting heeft bevestigd, is niet in geschil dat het ontheffingsverzoek gegrond is op artikel 4, tweede lid, van de Leerplichtlandsverordening. Verder is in het verzoek vermeld dat verzoeker en zijn echtgenote bezwaren hebben tegen de inrichting van het regulier onderwijssysteem in Curaçao. Ook uit de door verzoeker in het verzoek gegeven toelichting volgt dat de bezwaren betrekking hebben op de inrichting van de lokale scholen en niet de richting van het lokaal aangeboden onderwijs. Immers, is vermeld dat de reden van dat verzoek gelegen is in het feit dat de kinderen geen aansluiting vinden binnen het regulier onderwijssysteem en dat de IVIO‑Wereldschool ervaring heeft met het aanbieden van een onderwijsmethodiek die aansluit op de onderwijsbehoeften van de kinderen, waaronder een eigen leerlijn, de mogelijkheid van top-down leren, het aanbieden van aansluiting op hun individueel didactisch niveau, verrijking op plus niveau en projecten. Gelet daarop is de minister bij de beoordeling van het verzoek terecht uitgegaan van bezwaren tegen de inrichting van de lokale scholen. De inrichting van het onderwijs betreft de pedagogische, didactische en organisatorische inrichting van het onderwijs, waarbij het onder meer gaat om aspecten als de keuze van leermethoden.
8 Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de Leerplichtlandsverordening is ontheffing mogelijk in geval van bezwaren tegen de richting van het onderwijs. Zoals door de minister terecht is gesteld, gaat het daarbij om bezwaren tegen de godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag van het lokaal aangeboden onderwijs. Doordat de door verzoeker geuite bezwaren gericht waren tegen de inrichting van de lokale scholen, heeft de minister terecht en op juiste gronden de door verzoeker verzochte ontheffing geweigerd.
9 Voor zover verzoeker een beroep heeft gedaan op in Nederland geldende wetgeving kan dat beroep hem niet baten, omdat die wetgeving niet in Curaçao van toepassing is.
10 Ten aanzien van het beroep van verzoeker op het gelijkheidsbeginsel geldt het volgende. Daargelaten de omstandigheid dat verzoeker onvoldoende heeft toegelicht dat het door hem genoemde geval gelijk is aan dit geval, is de ontheffing van 10 juni 2016 een evident onjuiste beslissing. Immers, in die beschikking is in strijd met het bepaalde in artikel 4, tweede lid, van de Leerplichtlandsverordening ontheffing verleend wegens bezwaren tegen de inrichting van het lokale onderwijs. Zoals de minister terecht heeft aangevoerd strekt het gelijkheidsbeginsel niet zo ver dat een gemaakte fout moet worden herhaald. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt aldus niet.
11. Gelet op het voorgaande behoeft hetgeen verzoeker voor het overige heeft aangevoerd geen bespreking.
12. Het beroep is ongegrond. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
13 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.