ECLI:NL:OGEAC:2018:325

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
21 juni 2019
Zaaknummer
500.00147/18
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J. de Kort
  • R.J. Gras
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van cocaïnehandel en voorbereidingshandelingen in Curaçao

Op 21 december 2018 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1981 en thans gedetineerd. De zaak betreft een opiumdelict waarbij de verdachte wordt beschuldigd van het bezit en de handel in cocaïne. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 5 december 2018, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. O.A. Martina. De officier van justitie, mr. R.A. Koert, eiste een gevangenisstraf van vijf jaar. De verdachte heeft gepleit voor vrijspraak, maar het Gerecht achtte de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen. De verdachte was betrokken bij de voorbereiding van de uitvoer van bijna 41 kilogram cocaïne, wat als een ernstig feit wordt beschouwd. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelingen heeft verricht die bestemd waren voor de drugshandel, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden, met aftrek van voorarrest. De uitspraak is gedaan door mr. M.J. de Kort, bijgestaan door mr. R.J. Gras, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00147/18

Uitspraak: 21 december 2018 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans alhier gedetineerd.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 december 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. O.A. Martina, advocaat te Curaçao.
De officier van justitie, mr. R.A. Koert, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. In subsidiaire zin is een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting– ten laste gelegd:
dat hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 28 maart 2018 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk heeft uitgevoerd in de zin van artikel 1 lid 3 van de Opiumlandsverordening 1960 en/of heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval in zijn bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend,
ongeveer 40990 gram, althans een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, althans enige bereiding van cocaïne, zijnde cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13);
(Artikel 3 j° 11-1 Opiumlandsverordening 1960)
en/of
dat hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 28 februari 2018 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel A, B of D van de Opiumlandsverordening 1960, te weten
- het opzettelijk in, uit of doorvoeren en/of
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
- afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen, waaronder begrepen het raffineren en
omzetten,
van 40990 gram, althans een hoeveelheid cocaïne, althans van een materiaal bevattende cocaïne, althans van enige bereiding van cocaïne, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13), voor te bereiden en/of te bevorderen,
- één of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- ( een) voorwerp(en) voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat het/zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
toen en daar een auto (van het merk Jeep, kenteken [KENTEKENNUMMER]) aangeschaft en/of voorzien van een (valse) tank en/of cocaïne, althans materiaal bevattende cocaïne, althans enige bereiding van cocaïne in die tank verstopt/gestopt en/of deze auto op zijn, verdachtes, naam laten zetten, althans toegestaan dat deze auto op zijn naam werd gezet en/of de nodige informatie daartoe verschaft en/of deze auto (zogenaamd) verkocht aan/op naam gesteld van [medeverdachte 1] (die deze vervolgens voor transport naar Nederland beeft aangeboden).
(artikel 3 j° 11a Opiumlandsverordening 1960)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
dat hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 28 maart 2018 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk heeft uitgevoerd in de zin van artikel 1 lid 3 van de Opiumlandsverordening 1960 en/of heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval in zijn bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend,
ongeveer 40990 gram, althans een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, althans enige bereiding van cocaïne, zijnde cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13);
en/of
dat hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 januari 2018 tot en met 28 februari 2018 in Curaçao, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,
(telkens)om een feit, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel A
, B of Dvan de Opiumlandsverordening 1960, te weten
- het opzettelijk
in,uit
of doorvoeren
en/of
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
- afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen, waaronder begrepen het raffineren en
omzetten,
van 40990 gram
, althans een hoeveelheid cocaïne, althansvan een materiaal bevattende cocaïne,
althans van enige bereiding van cocaïne,zijnde
(een
)middel
(en)als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960
en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13),voor te bereiden en
/ofte bevorderen,
- één of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
-
zich en/ofeen of meer ander(en)
gelegenheid,middelen
en/of inlichtingentot het plegen van dat
/diefeit
(en)heeft getracht te verschaffen, en
/of
-
(een
)voorwerp
(en)voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s
)wist
(en
)of ernstige reden had
(den
)om te vermoeden dat het
/zijbestemd was
/warentot het plegen van dat
/diefeit
(en),
hebbende hij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s
)
toen en daar een auto (van het merk Jeep, kenteken [KENTEKENNUMMER])
aangeschaft en/of voorzien van een (valse) tank en/of cocaïne, althans materiaal bevattende cocaïne, althans enige bereiding van cocaïne in die tank verstopt/gestopt en/of deze autoop zijn, verdachtes, naam laten zetten
, althans toegestaan dat deze auto op zijn naam werd gezeten
/ofde nodige informatie daartoe verschaft en
/ofdeze auto
(zogenaamd) verkocht aan/op naam gesteld van [medeverdachte 1]
(die deze vervolgens voor transport naar Nederland heeft aangeboden
).
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, aangezien het wettig en overtuigend bewijs tekortschiet dat hij het ten laste gelegde heeft begaan.
Het Gerecht overweegt als volgt:
Uit de bewijsmiddelen is het navolgende gebleken:
  • Op 6 januari 2018 kwam de medeverdachte [medeverdachte 2] een Jeep, kenteken [KENTEKENNUMMER], bekijken die door getuige [getuige 1] te koop was gezet. Bij het inspecteren van die Jeep had de medeverdachte [medeverdachte 2] alleen maar interesse in de achterkant/onderkant van de auto. Hij heeft niet onder de motorkap gekeken. Hij ging opvallend gemakkelijk akkoord met een verkoopprijs van NAf. 15.000,- en rekende dit bedrag direct cash af.
  • Genoemde Jeep is vervolgens op naam van de verdachte gezet.
  • Uit de omstandigheden dat:
  • Genoemde Jeep is vervolgens op naam van de medeverdachte [medeverdachte 1] gezet.
  • Uit de omstandigheid dat de medeverdachte [medeverdachte 1] omstreeks de verkoop van de Jeep alleen maar telefonisch contact heeft gehad met het telefoonnummer ([telefoonnummer 2]), waarvan het Gerecht aan de hand van het dossier bewezen acht dat de verdachte hiervan gebruik maakte, leidt het Gerecht af dat de verdachte betrokken is geweest bij het vervolgens op naam van de medeverdachte [medeverdachte 1] zetten van de Jeep met kenteken [KENTEKENNUMMER].
  • Op 28 februari 2018 heeft de medeverdachte [medeverdachte 1] de Jeep met kenteken [KENTEKENNUMMER] ter verzending naar Nederland aangeboden. Bij inspectie bleek dat onder de Jeep een extra benzinetank was aangebracht waarin bijna 41 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne was verborgen.
  • De medeverdachte [medeverdachte 1] is voor zijn betrokkenheid bij genoemd feit veroordeeld tot een grotendeels onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
  • De verdachte heeft voor zijn bemoeienis naar eigen zeggen een gratis ticket naar Curaçao en een bedrag van € 2.000,- ontvangen en hem is in dat verband tevens een bedrag van € 15.000,- in het vooruitzicht gesteld.
Naar het oordeel van het Gerecht kan uit het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, worden afgeleid dat de verdachte minstgenomen het voorwaardelijk opzet heeft gehad dat hij, door te handelen zoals boven omschreven, handelingen pleegde die bestemd waren tot het gevolgde drugsfeit. Immers, de verdachte heeft voor enkele betrekkelijk eenvoudige handelingen een gratis ticket en een geldbedrag van € 2.000,- ontvangen en een bedrag van € 15.000,- in het vooruitzicht gesteld gekregen, hetwelk tot de eenvoudige aard van die handelingen niet in verhouding stond, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat vanuit Curaçao grote hoeveelheden (hard)drugs worden vervoerd naar het buitenland, waarmee in ruil daarvoor grote geldbedragen worden verdiend.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte, zoals die naar voren komen uit de gebezigde bewijsmiddelen, heeft de verdachte naar het oordeel van het Gerecht bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het gevolgde drugsfeit zoals bewezen verklaard zou worden begaan.
Het Gerecht verwerpt dan ook het andersluidende verweer van de verdediging dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Hetgeen de raadsman overigens nog heeft aangevoerd doet aan al hetgeen hiervoor is overwogen niet af.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 3 juncto artikel 11a van de Opiumlandsverordening 1960. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van, om een feit, bedoeld in artikel 3 van de Opiumlandsverordening 1960, voor te bereiden en te bevorderen, een of meer anderen middelen verschaffen en een voorwerp voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het bestemd is tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft voorbereidingshandelingen getroffen voor het uitvoeren van een zeer grote hoeveelheid van bijna 41 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een zeer ernstig feit, aangezien cocaïne een voor de gezondheid van gebruikers daarvan schadelijke stof is. De uitgevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Het Gerecht rekent de verdachte zijn handelen zwaar aan.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij eerdere straffen in vergelijkbare zaken. Bij gevallen waarin sprake is van de uitvoer van 10 tot 25 kilogram cocaïne zijn onvoorwaardelijke gevangenisstraffen voor de duur van 42 maanden jaren opgelegd. In de onderhavige zaak gaat het om bijna 41 kilogram, waardoor het eerdergenoemde uitgangspunt nog dient te worden verhoogd. Weliswaar is de verdachte bij de voorbereiding van de uitvoer en niet bij de uitvoer zelf betrokken geweest, maar gelet op de in de Opiumlandsverordening 1960 genoemde maximumstraffen maakt dit voor de strafwaardigheid van het feit geen verschil. Het Gerecht zal gelet op het vorenstaande een gevangenisstraf van 54 maanden als uitgangspunt nemen.
Al met al acht het Gerecht genoemde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 54 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaartwettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaartniet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
54 (vierenvijftig) maanden;
beveeltdat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.J. de Kort, bijgestaan door mr. R.J. Gras, (zittingsgriffier), en op 21 december 2018 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier: