ECLI:NL:OGEAC:2018:334

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
23 mei 2018
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
500.00055/18
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vuurwapenbezit tijdens carnavalsparade in Curaçao

Op 23 mei 2018 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd. De zaak betreft vuurwapenbezit op 13 februari 2018 tijdens een carnavalsparade. De verdachte werd op heterdaad aangehouden door verbalisanten die hem zagen rennen en een zilverkleurig voorwerp weggooien. Dit voorwerp bleek een revolver te zijn, samen met scherpe patronen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en onttrekking aan het verkeer van het vuurwapen en de munitie. De raadsman pleitte voor vrijspraak, maar het Gerecht achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Tevens werd het in beslag genomen vuurwapen en de munitie onttrokken aan het verkeer. Het Gerecht overwoog dat het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen tijdens een evenement als de carnavalsparade een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van anderen met zich meebracht. De verdachte werd schuldig bevonden aan overtreding van de Vuurwapenverordening 1930.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00055/18

Uitspraak: 23 mei 2018 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.S.B. Loth, advocaat in Curaçao.
De officier van justitie, mr. R. Koert, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen vuurwapen en de munitie.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat hij op of omstreeks
13 februari 2018in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een revolver (van het merk [wapenmerk]; serienummer [serienummer]; [wapennummer), in elk geval een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en/of 5, in elk geval één of meer
(scherpe)patronen (van het kaliber[wapennummer), in elk geval munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 voorhanden heeft gehad;
(artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenverordening 1930)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
dat hij op
of omstreeks13 februari 2018 in Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een revolver (van het merk [wapenmerk]; serienummer [serienummer]; kaliber[wapennummer),
in elk geval een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930en
/of5
, in elk geval één of meer (scherpe
)patronen (van het kaliber [wapennummer),
in elk geval munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930voorhanden heeft gehad.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
1. Een proces-verbaal van aanhouding op heterdaad van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende:
“Op dinsdag 13 februari 2018 omstreeks 22:30 uur bevonden wij ons op de [naam weg] ter hoogte van [bedrijfsnaam 1] (het Gerecht: in Curaçao). Wij waren bezig met de handhaving van de openbare orde tijdens de carnavalsoptocht. Wij zagen drie mannen voor [bedrijfsnaam 1] staan en besloten hen preventief te gaan fouilleren. Bij het benaderen van deze mannen, nam één van hen de benen. Ik, [verbalisant 1], besloot hem te achtervolgen. Ik schreeuwde: “Politie Stop”, maar hij rende verder. Toen de man bij een woning achter [bedrijfsnaam 1] aankwam zag ik dat deze man een zilverkleurig voorwerp uit zijn schoudertas haalde en dit weggooide. Ik zat ongeveer 5 meter achter hem aan. Wij verbalisanten gingen naar de plek waar de man het voorwerp had weggegooid. Op de grond trof ik, [verbalisant 1], een zilverkleurige revolver aan. Naar aanleiding hiervan werd de man die opgaf te zijn [verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996, ter zake overtreding van de Vuurwapenverordening 1930 op heterdaad aangehouden.” [2]
2. Een aanvullend proces-verbaal van aanhouding van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende:
“Op 13 februari 2018 heb ik, [verbalisant 2], de verdachte [verdachte] achter [bedrijfsnaam 1] aan de [naam weg]aangehouden. De verdachte [verdachte] rende van [bedrijfsnaam 1] in oostelijke richting achter [bedrijfsnaam 1]. Ik, [verbalisant 2], rende hem achterna op ongeveer 5 meter afstand en kon duidelijk zien hoe hij een zilverkleurig voorwerp uit zijn handtas haalde en dit tussen het wegdek en de afrastering van de woning achter [bedrijfsnaam 1], weggooide.” [3]
3. Een proces-verbaal van inbeslaggenomen vuurwapen en munitie van de verbalisant [verbalisant 3], voor zover inhoudende:
“De in beslag genomen revolver is van het merk [wapenmerk], [wapenmodel], kaliber[wapennummer] en voorzien van het serienummer [serienummer]. Tevens werden er vijf scherpe patronen van het kaliber [wapennummer] voor onderzoek aangeboden.

De voor onderzoek aangeboden revolver is een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd.

De voor onderzoek aangeboden scherpe patronen zijn munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd.

De aangeboden scherpe patronen werden normaal tot ontbranding gebracht. Voornoemde revolver en scherpe patronen van het kaliber [wapennummer], zijn deugdelijk.” [4]
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte ontkent dat hij een vuurwapen heeft weggegooid toen hij door de verbalisanten werd achtervolgd. Het zilverkleurige voorwerp dat de verdachte heeft weggegooid en door de verbalisanten is waargenomen betreft een zakje met daarin hennep en twee brokjes hasj in zilverfolie, aldus de raadsman.
Het Gerecht overweegt als volgt.
De juistheid van de verklaring van de verdachte wordt weerlegd door de inhoud van het tot het bewijs gebezigde relaas van de verbalisanten. Dat relaas houdt in dat verbalisanten vijf meter achter de verdachte aanrenden, dat zij zagen hoe de verdachte een zilverkleurig voorwerp weggegooide en dat zij bij controle op de plek waar de verdachte het voorwerp heeft weggegooid, anders dan door de raadsman is betoogd, geen zakje hennep en twee brokjes hasj in zilverfolie hebben aangetroffen, maar een zilverkleurige revolver. Het door de verdachte aangevoerde scenario dat de verbalisanten een zakje met daarin hennep en twee blokjes hasj in zilverfolie hebben aangemerkt als een zilverkleurig voorwerp, dat het zakje hennep vervolgens mogelijk ergens in de omgeving lag en over het hoofd is gezien en dat de revolver daar al lag voordat de verdachte voorbij rende, wordt als volstrekt onwaarschijnlijk van de hand gewezen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 3, eerste lid, juncto artikel 11 van de Vuurwapenverordening 1930. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf en/of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft tijdens de carnavalsparade van 13 februari 2018 op straat een geladen vuurwapen voorhanden gehad. Met zijn handelen heeft de verdachte een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van andere personen in het leven geroepen. Het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen, zeker tijdens een carnavalsparade waar er naar ervaringsregels veel gedronken wordt door het aanwezige publiek, leidt te gemakkelijk tot het gebruik ervan. De gevolgen van het gebruik van vuurwapens zijn over het algemeen desastreus.
Hiernaast draagt ongecontroleerd vuurwapenbezit bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.
Het Gerecht zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen teneinde de verdachte duidelijk te maken dat hij het zich in de toekomst niet kan veroorloven zich weer aan een misdrijf schuldig te maken.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
De voorwerpen, zijnde een revolver en munitie, zijn met betrekking tot het bewezen verklaarde begaan. Het ongecontroleerde bezit daarvan is bovendien in strijd met de wet en het algemeen belang. Het Gerecht zal de voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:74, 1:75 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten het vuurwapen en de munitie.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.T. Paulides, en op 23 mei 2018 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisanten in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao, Divisie Centrale Recherche, Recherche & Informatiedienst, Divisie Georganiseerde Criminaliteit d.d. 21 februari 2018, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 18/18 NBD en de onderzoeksnaam “[onderzoeksnaam 1]”.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 februari 2018, pagina 1-2 van het eindproces-verbaal.
3.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 maart 2018 (los geschrift).
4.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2018 (los geschrift).