ECLI:NL:OGEAC:2018:339

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 maart 2018
Publicatiedatum
25 juli 2019
Zaaknummer
500.00334/17
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gekwalificeerde doodslag met diefstal als voorafgaand feit

Op 21 maart 2018 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991 en thans gedetineerd. De zaak betreft het medeplegen van gekwalificeerde doodslag, waarbij de verdachte samen met anderen opzettelijk het leven van het slachtoffer heeft beroofd. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 28 februari 2018, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Prevo. De officier van justitie, mr. C.H. Hato-Willems, eiste een gevangenisstraf van twintig jaar en volledige schadevergoeding aan de benadeelde partij. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.

De tenlastelegging omvatte onder andere het primair ten laste leggen van medeplegen van gekwalificeerde doodslag, waarbij de verdachte het slachtoffer op brute wijze heeft mishandeld en uiteindelijk heeft gedood. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten op grove wijze geweld hebben gebruikt, het slachtoffer hebben vastgebonden en zijn ademhaling hebben belemmerd, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het primair ten laste gelegde feit en sprak hem vrij van andere ten laste gelegde feiten.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van zeventien jaar en een schadevergoeding van NAf 10.443,87 aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig misdrijf, waarbij het recht op leven van het slachtoffer op gruwelijke wijze is ontnomen. De verdachte werd als volledig toerekeningsvatbaar beschouwd, en de rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de gevolgen voor de nabestaanden.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00334/17
Uitspraak: 21 maart 2018 Tegenspraak
Vonnis van dit gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteland],
wonende in [woonplaats], [adres],
thans alhier gedetineerd.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Prevo, advocaat in Curaçao.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie, mr. C.H. Hato-Willems, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het gerecht het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren, met aftrek van voorarrest.
Haar vordering behelst voorts de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte.
Pleidooi verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde, en dat ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde slechts het medeplegen van diefstal met geweld bewezen kan worden verklaard.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd:
PRIMAIR: MEDEPLEGEN GEKWALIFICEERDE DOODSLAG
dat hij, op of omstreeks 22 maart 2017, althans op een tijdstip in of omstreeks de maand maart 2017, te Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij verdachte en/of zijn, verdachte ’s, mededader(s) opzettelijk, die [slachtoffer 1],
 ( (met kracht) meermalen althans eenmaal met de vlakke handen en/of gebalde vuisten geslagen en/of gestompt op zijn nek en/of (achter)hoofd en/of op zijn gezicht en/of,
 ( (met kracht) meermalen althans eenmaal met de vlakke handen en/of gebalde vuisten geslagen en/of gestompt op zijn borst en/of ribben en/of,
 ( (met ducttape) aan zijn armen en benen achter zijn rug vastgebonden en/of,
 ( z’n mond en neus (met ducttape) dichtgeplakt tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] geen/onvoldoende lucht en/of zuurstof heeft kunnen krijgen en (dientengevolge) is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten, -diefstal, al dan niet, met geweld en/of bedreiging met geweld- het met oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening en/of wegnemen van:
 NAF. 700,- althans een of meerdere geldbedragen en/of,
 een (witte) mobiele telefoon (van het merk Samsung),
geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval (een) ander(en) dan aan hem, verdachte, en/of zijn, verdachte’s mededader(s),
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit/die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan dat feit/ die diefstal, hetzij straffeloosheid, hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
(artikel 2:260 jo 1:123 van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao)
althans, indien het voorgaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
SUBSIDIAIR: MEDEPLEGEN MOORD cq. DOODSLAG
dat hij, op of omstreeks 22 maart 2017, althans op een tijdstip in of omstreeks de maand maart 2017, te Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk en- al dan niet- met voorbedachten rade, [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn, verdachte’s, mededader(s), opzettelijk en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1],
 ( (met kracht) meermalen althans eenmaal met de vlakke handen en/of gebalde vuisten geslagen en/of gestompt op zijn nek en/of (achter)hoofd en/of op zijn gezicht en/of,
 ( (met kracht) meermalen althans eenmaal met de vlakke handen en/of gebalde vuisten geslagen en/of gestompt op zijn borst en/of ribben en/of,
 ( (met ducttape) aan zijn armen en benen achter zijn rug vastgebonden en/of,
 ( z’n mond en neus (met ducttape) dichtgeplakt tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] geen/onvoldoende lucht en/of zuurstof heeft kunnen krijgen en (dientengevolge) is overleden;
(artikel 2:262, 2:259 jo 1:123 van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao)
en/of
MEDEPLEGEN DIEFSTAL MET GEWELDPLEGING cq. AFPERSING DE DOOD TEN GEVOLGE HEBBENDE
dat hij, op of omstreeks 22 maart 2017, althans op een tijdstip in of omstreeks de maand maart 2017, te Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen,
 NAF. 700,- althans een of meerdere geldbedragen en/of,
 een (witte) mobiele telefoon (van het merk Samsung),
althans (een) goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval (een) ander(en) dan aan hem, verdachte, en/of zijn, verdachte’s mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] gepleegd door hem, verdachte, en/of zijn, verdachte’s, mededader(s) met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zich en/of aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [SLACHTOFFER 1], heeft gedwongen tot afgifte van
 NAF. 700,- althans een of meerdere geldbedragen en/of,
 een (witte) mobiele telefoon (van het merk Samsung)
althans (een) goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval (een) ander(en) dan aan hem, verdachte, en/of zijn, verdachte’s mededader(s),
bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld door verdachte en/of zijn, verdachte’s mededader(s), uit (ondermeer), die [slachtoffer 1]
 ( (met kracht) meermalen althans eenmaal met de vlakke handen en/of gebalde vuisten geslagen en/of gestompt op zijn nek en/of (achter)hoofd en/of op zijn gezicht en/of,
 ( (met kracht) meermalen althans eenmaal met de vlakke handen en/of gebalde vuisten geslagen en/of gestompt op zijn borst en/of ribben en/of,
 ( (met ducttape) aan zijn armen en benen achter zijn rug vastgebonden en/of,
 ( z’n mond en neus (met ducttape) dichtgeplakt tengevolge waarvan voornoemde [SLACHTOFFER 1] geen/onvoldoende lucht en/of zuurstof heeft kunnen krijgen en (dientengevolge) is overleden,
(artikel 2:291, 2:294 jo 1:123 van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao)

Voorvragen

Het gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Bewezenverklaring

Het gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 22 maart 2017, te Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [SLACHTOFFER 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij verdachte en/of zijn, verdachte ’s, mededader(s) opzettelijk, die [SLACHTOFFER 1],
 meermalen geslagen en/of gestompt op zijn hoofd en
 geslagen en/of gestompt op zijn borst en/of ribben en
 z’n mond en neus met ducttape dichtgeplakt tengevolge waarvan voornoemde [SLACHTOFFER 1] geen/onvoldoende lucht en/of zuurstof heeft kunnen krijgen en is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten het met oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wegnemen van:
 NAF. 700,- en
 een mobiele telefoon,
toebehorende aan die [SLACHTOFFER 1],
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken.
Het gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Indien tegen dit vonnis beroep wordt ingesteld, worden de door het gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte geen opzet had op het overlijden van het slachtoffer. Voorts heeft de raadsman betoogd dat uit het autopsierapport niet kan worden opgemaakt waaraan het slachtoffer is overleden.
Het gerecht overweegt als volgt.
Medeplegen
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de bewijsmiddelen blijkt onder meer het volgende omtrent de gedragingen van verdachte:
  • De medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) heeft de verdachte van te voren verteld over het plan om het slachtoffer te beroven. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna [medeverdachte 2]) gingen akkoord met dit plan en hebben zich naar de woning van [medeverdachte 1] begeven, alwaar de beroving van het slachtoffer zou plaatsvinden en hebben het slachtoffer daar opgewacht.
  • De verdachte en [medeverdachte 1] hebben samen het slachtoffer, die werd vastgehouden door [medeverdachte 2], bewusteloos geslagen en gestompt. Vervolgens werden de armen en benen van het slachtoffer met ducttape vastgebonden. Hierna heeft [medeverdachte 1], terwijl de verdachte het bloedende hoofd van het slachtoffer vasthield, de mond en neus van het slachtoffer met ducttape dichtgeplakt.
  • De verdachte en zijn medeverdachten hebben ondanks het feit dat zij zagen dat het slachtoffer ademhalingsproblemen kreeg vanwege zijn afgeplakte mond en neus, de ducttape niet verwijderd, maar zijn in de broekzakken van het slachtoffer gaan zoeken naar geld en andere waardevolle spullen.
  • De verdachte en zijn mededaders hebben allemaal in de buit gedeeld.
  • De verdachte heeft samen met de medeverdachten het slachtoffer in diens busje gezet en zij zijn gezamenlijk naar de woning van het slachtoffer gereden met de bedoeling om waardevolle spullen uit die woning te halen.
  • Tot slot heeft de verdachte samen met de medeverdachten zowel het busje van het slachtoffer als diens lichaam ergens op een verlaten plek achtergelaten.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan naar het oordeel van het gerecht zonder meer volgen dat de verdachte zo bewust en nauw met zijn medeverdachten heeft samengewerkt dat sprake is van medeplegen van de bewezenverklaarde gekwalificeerde doodslag.
Voorwaardelijk opzet
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Bepaalde gedragingen kunnen voorts naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het (behoudens contra-indicaties) niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard (HR 25 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9049 (https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2003:AE9049), NJ 2003/552,
NbSr2003/162).
De gedragingen van verdachte en zijn mededaders, zoals die naar voren komen uit de gebezigde bewijsmiddelen, te weten: het toepassen van grof geweld op het slachtoffer en het dichtplakken van de mond en neus van het aan armen en benen vastgebonden slachtoffer, het een en ander in onderlinge samenhang bezien, zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op de dood van het slachtoffer, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte en zijn mededaders die aanmerkelijke kans op dit gevolg ook bewust hebben aanvaard. Van contra-indicaties is het gerecht niet gebleken. Integendeel de verdachte heeft met eigen ogen gezien dat het slachtoffer in ademnood verkeerde. Derhalve hebben de verdachte en de medeverdachten op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet gehad op de dood van het slachtoffer.
Aan deze conclusie staat niet in de weg dat, vanwege de verregaande staat van ontbinding waarin het lichaam van het slachtoffer zich verkeerde, het autopsieonderzoek geen definitieve doodsoorzaak kon geven. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het niet anders kan zijn dan dat de dood van het slachtoffer is veroorzaakt door het geweld dat door de verdachte en zijn medeverdachten is uitgeoefend, waaronder het afplakken van de mond en neus van het slachtoffer met ducttape.
Het verweer wordt verworpen.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het primair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:260 juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van doodslag vergezeld en/of voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijker te maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het gerecht gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Hierbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich met zijn handelen schuldig gemaakt aan gekwalificeerde doodslag, Dit behoort tot de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Evenals bij moord heeft de wetgever dit delict met de zwaarst mogelijke straf bedreigd; levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben het nietsvermoedende slachtoffer opgewacht in de woning van [medeverdachte 1] met de intentie hem te beroven. Om de beroving mogelijk te maken is er op grove, gewetenloze en niets ontziende wijze geweld op het slachtoffer uitgeoefend. Het slachtoffer is aan zijn armen en benen vastgebonden en zijn mond en neus werden met ducttape afgeplakt. De verdachte en zijn medeverdachten hebben gezien dat het slachtoffer ademhalingsproblemen kreeg maar hebben zich hieraan niets gelegen laten liggen. Het slachtoffer moet veel pijn hebben gehad en doodsangsten hebben doorstaan en is uiteindelijk, waarschijnlijk door zuurstofgebrek, een vreselijke dood gestorven. Hierna werd het slachtoffer achter in zijn eigen busje gezet, waarna de verdachte en zijn medeverdachten naar de woning van het slachtoffer zijn gereden met de bedoeling om waardevolle spullen uit die woning te halen.
Vervolgens hebben zij het lichaam van het slachtoffer ergens gedumpt in een greppel waar het uiteindelijk op 15 april 2017 in een verregaande staat van ontbinding en ontbrekende ledematen is aangetroffen.
Het gerecht is van oordeel dat de verdachte in zijn handelen meedogenloos is geweest. De verdachte heeft getoond zich ten koste van een ander enkel te laten leiden door eigen financieel gewin. Hij heeft uit zelfzucht op zeer gruwelijke wijze het leven van een ander beëindigd en hiermee het slachtoffer het meest fundamentele recht waarover de mens beschikt ontnomen: het recht op leven. Het verlies van het leven is onomkeerbaar en leidt tot enorm verdriet en levenslang gemis bij de naasten van het slachtoffer. Zij zullen het verlies moeten proberen te verwerken hetgeen, naar de ervaring leert, soms nooit lukt en vaak gepaard gaat met langdurig verdriet en gevoelens van machteloosheid en woede. Daar komt in dit geval nog bij dat pas na meer dan drie weken de stoffelijke resten van het slachtoffer zijn aangetroffen dat toen, zoals gezegd, reeds in verregaande staat van ontbinding verkeerde en waarvan ledematen ontbraken die waarschijnlijk zijn afgerukt door wilde beesten. Dit heeft het voor de nabestaanden extra moeilijk gemaakt om op een aanvaardbare manier afscheid van hem te nemen.
Voorts wordt de samenleving door dergelijke feiten ernstig geschokt.
Het behoeft geen betoog dat gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt.
Het gerecht oordeelt op basis van de rapporten van psychiater Matroos en psychologen Bonofacia en Linkels van respectievelijk 5 oktober 2017 en 21 augustus 2017 dat verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Ten gunste van de verdachte zal het gerecht rekening houden met het feit dat hij grotendeels openheid van zaken heeft gegeven en niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Het gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.

Schadevergoeding

De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 10.443,87 [zegge: tienduizend vierhonderddrieënveertig gulden en zevenentachtig cent] te vermeerderen met de wettelijke rente.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1]als gevolg van verdachtes onder primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2017. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62 en 1:78, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
zeventien (17) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 10.443,87 (zegge: tienduizend vierhonderddrieënveertig gulden en zevenentachtig cent),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 juli 2017 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 10.443,87 (zegge: tienduizend vierhonderddrieënveertig gulden en zevenentachtig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door zevenentachtig (87) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2017 tot aan de dag van de voldoening;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen;
bepaalt dat voor zover voormeld bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de mededader aan de benadeelde partij en/of het Land is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.T. Paulides en op 21 maart 2018 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het gerecht in Curaçao.