ECLI:NL:OGEAC:2018:367

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
10 december 2018
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
CUR201803639
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding inzake letselschade en voorschot op loonderving na verkeersongeval

In deze zaak heeft eiser, wonende te Curaçao, een kort geding aangespannen tegen The New India Assurance Company Ltd. naar aanleiding van een verkeersongeval op 25 augustus 2017, waarbij eiser letsel heeft opgelopen. Eiser heeft op 1 november 2018 een verzoekschrift ingediend, waarin hij verzoekt om een voorschot op loonderving van NAf 3.000,- per maand, ingaande 1 november 2018, en een vergoeding van NAf 17.000,- voor achterstallige loonderving over de periode van augustus 2017 tot en met oktober 2018. New India heeft verweer gevoerd, maar erkent aansprakelijkheid voor de schade van eiser.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat eiser door het ongeval letsel heeft opgelopen, wat zijn arbeidsvermogen heeft aangetast. Eiser was werkzaam als timmerman en kon zijn beroep niet meer uitoefenen. New India heeft tot op heden een bedrag van NAf 25.000,- aan voorschotten uitgekeerd, maar weigert een aanvullend voorschot te verstrekken. Het Gerecht heeft geoordeeld dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht heeft op een voorschot van NAf 3.000,- per maand en heeft New India veroordeeld tot betaling van dit bedrag voor de duur van zes maanden, alsook tot betaling van het achterstallige bedrag van NAf 17.000,-.

Daarnaast is New India veroordeeld in de proceskosten van eiser, die tot op heden zijn begroot op NAf 752,95 aan verschotten en NAf 1.000,- aan gemachtigdensalaris. Het vonnis is uitgesproken op 10 december 2018 door mr. S.M. Christiaan, rechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Afdeling civiel
Zaaknummer: CUR201803639
Vonnis in kort geding d.d. 10 december 2018
inzake
[EISER],
wonende te Curaçao,
eiser
gemachtigde: mr. G.G. van Gils
tegen
THE NEW INDIA ASSURANCE COMPANY LTD,
General agent: Seguros Muskus N.V.
gevestigd te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.C. van Hoof,
Partijen zullen hierna [eiser] en New India worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1. [
eiser] heeft op 1 november 2018 een verzoekschrift ingediend. Bij brief van 20 november 2018 heeft New India producties in het geding gebracht. Vervolgens heeft op 21 november 2018 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen en de gemachtigden zijn verschenen en het woord hebben gevoerd.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 25 augustus 2017 raakte [eiser] betrokken bij een verkeersongeval, waarbij hij werd aangereden door een auto die tegen aansprakelijkheid is verzekerd bij New India. Op 31 augustus 2017 heeft [eiser] het ongeval gemeld bij New India. New India heeft in hoedanigheid van LAM-verzekeraar aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.
2.2.
Na ongeval heeft [eiser] zich onder medische behandeling gesteld. Uit onderzoek is gebleken dat [eiser] door de aanrijding schouderletsel heeft opgelopen in de vorm van een partiële ruptuur van de supraspinatuspees van de rechter schouder, een bloeding en een ontsteking in de bursa. Verzekeringsarts dr. Cabenda heeft na onderzoek vastgesteld dat de rechter schouderfuncties van [eiser] fors beperkt waren. In mei 2018 gaat dr. Ramrattan onverkort uit van algehele arbeidsongeschiktheid, waarbij mogelijk nog enige verbetering kan optreden, zij het dat niet valt te voorspellen of [eiser] hetzelfde functieniveau als voor het ongeval zal halen.
2.3. [
eiser] heeft verzocht in aanmerking te komen voor een medische uitzending naar het buitenland voor een arthroscopische operatie van zijn schouder. Het verzoek ligt nu voor bij een commissie van orthopeden. Er is geen sprake van een medische eindsituatie.
2.4. [
eiser] is rechts dominant, timmerman van beroep, waarbij er ook bovenhands wordt gewerkt met gereedschappen en er regelmatig getild dient te worden. [eiser] was ten tijde van het ongeval negen jaar als timmerman in dienst bij Total Fast Bouw B.V. Door het ongeval kon [eiser] zijn beroep niet meer uitoefenen.
2.5.
Tot op heden heeft New India in totaal een bedrag van NAf 25.000,- aan voorschotten uitgekeerd ter zake van inkomensderving. New India weigert een aanvullend voorschot te verstrekken.

3.Het geschil

3.1. [
eiser] vordert, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
  • bij wijze van voorlopige voorziening aan verzoeker bij wijze van voorschot per 1ste van de maand, ingaande 1 november 2018 wordt uitbetaald het bedrag van NAf 3.000,- vanwege zijn loonderving;
  • aan verzoeker wordt uitbetaald het bedrag groot NAf 17.000,- als vergoeding van het voorschot wegens achterstallige loonderving over de periode augustus 2017 tot en met oktober 2018;
  • verzoeker ten deze kosteloos mag procederen;
  • gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
New India voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen, zal [eiser] worden toegelaten om kosteloos te procederen.
4.2.
Vaststaat dat New India aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade als gevolg van het ongeval. [Eiser] heeft derhalve een vordering tot schadevergoeding op New India. Het Gerecht is verder van oordeel dat aan de zijde van [eiser] sprake is feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van
onverwijlde spoedeen onmiddellijke voorziening is vereist. Dat is door New India ook niet gemotiveerd betwist.
4.3.
New India betwist niet dat [eiser] letsel heeft opgelopen als gevolg van het ongeval en dat hij daarvoor medisch is behandeld. Gelet op de medische rapportages ingebracht door [eiser] en welke niet gemotiveerd zijn betwist door New India, acht het Gerecht het ook thans voldoende aannemelijk dat [eiser] klachten en beperkingen heeft die als ongevalsgevolg zijn aan te merken en waardoor hij schade lijdt. Tussen partijen is de omvang van de (voorlopige) door [eiser] geleden inkomensschade in geschil, omdat partijen van mening verschillen over de hoogte van het loon van [eiser] voorafgaand aan het ongeval. [eiser] gaat uit van een loon van NAf 1.500,- per quensena. New India heeft daarentegen het loon van [eiser] conservatief ingeschat op een bedrag van NAf 1.500,- per maand. Aldus staat ter discussie of de schade van [eiser] groter is dan de tot nu toe door New India betaalde voorschotten.
4.4.
Het Gerecht stelt voorop dat het aan [eiser] is te stellen en aannemelijk te maken dat een voorschot zoals door hem gevorderd thans gerechtvaardigd is. Daarbij geldt echter wel dat aan een benadeelde die blijvende letselschade heeft opgelopen, geen strenge eisen mogen worden gesteld met betrekking tot het te leveren bewijs van schade wegens het derven van arbeidsinkomsten die de benadeelde in de toekomst zou hebben genoten in de hypothetische situatie dat het ongeval niet zou hebben plaatsgehad; het is immers de aansprakelijke veroorzaker van het ongeval die aan de benadeelde de mogelijkheid heeft ontnomen om zekerheid te verschaffen omtrent hetgeen in die hypothetische situatie zou zijn geschied.
4.5.
Het Gerecht overweegt hierover als volgt. Ter onderbouwing van de loonderving van [eiser] is een brief overgelegd van zijn toenmalige werkgever. De werkgever geeft in deze brief aan dat [eiser] ten tijde van het ongeval NAf 1.500,- netto per 15 dagen verdiende, zijnde ongeveer NAf 3.000,- netto per maand. Weliswaar ontbreken onderliggende loonstroken en aanslagen loonbelasting om het verlies aan inkomen nader te onderbouwen, echter dat maakt niet dat niet van het schrijven van de werkgever van [eiser] mag worden uitgegaan. Gelet op de leeftijd van [eiser], zijn ervaring als timmerman, het aantal dienstjaren van [eiser] bij zijn werkgever en de gestelde inhoud van de functie (meewerkend voorman), acht het Gerecht voorshands voldoende aannemelijk dat hij een inkomen genoot zoals door de ex-werkgever van [eiser] gesteld. New India heeft de juistheid van de brief en het daarin gestelde loon onvoldoende gemotiveerd betwist. De enkele stelling dat de verklaring is opgesteld nadat [eiser] niet meer bij zijn toenmalige werkgever werkte, is daartoe onvoldoende. Het Gerecht acht daartoe eveneens van belang dat uit de overgelegde correspondentie tussen partijen niet volgt dat in een eerder stadium uitvoerig overleg is geweest over het de hoogte van het loon, dan wel dat New India heeft aangedrongen op een nadere onderbouwing, hetgeen zijdens [eiser] zou zijn geweigerd.
4.6.
Het voorgaande leidt ertoe dat onder de huidige omstandigheden voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter bij de bepaling van de omvang van de schade uitgaat van een loonderving van NAf 3.000,- per maand. Dat neemt niet weg dat het dossier nog onvoldoende is uitgekristalliseerd en er zich in de toekomst nog wijzigingen kunnen voordoen, afhankelijk van de verdere ontwikkeling van het schade afhandelingsproces. Om die reden zal het Gerecht de vordering van [eiser] als volgt toewijzen.
4.7.
Uitgaande van het bedrag van NAf 3.000,- per maand vanaf september 2017 tot en met oktober 2018 is er sprake van een loonderving van NAf 42.000,-. New India heeft tot heden in totaal NAf 25.000,- uitgekeerd. De resterende loonderving van [eiser] tot en met oktober 2018 bedraagt daarmee NAf 17.000,-. De vordering van [eiser] zal voor dat bedrag worden toegewezen. Voor de toekomst zal bij wijze van voorlopige voorziening aan [eiser] bij wijze van voorschot per 1ste van de maand, ingaande 1 november 2018 wordt uitbetaald het bedrag van NAf 3.000,- vanwege zijn loonderving, en wel voor de duur van zes maanden derhalve tot en met april 2019. Dat geeft partijen de gelegenheid het dossier en de omvang van de schade verder uit te kristalliseren.
4.8.
New India zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op NAf 752,95 aan verschotten (NAf 450,- in debet gestelde griffierechten daarin begrepen) en NAf 1.000,- aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

Het Gerecht:
Rechtdoende in kort geding:
5.1.
staat eiser toe kosteloos te procederen;
5.2.
beveelt New India aan [eiser] te betalen bij wijze van voorschot per de 1ste van elke maand, ingaande op 1 november 2018 en eindigend op 30 april 2019, het bedrag van Naf 3.000,- per maand vanwege zijn loonderving;
5.3.
beveelt New India aan [eiser] te betalen het bedrag groot NAf 17.000,- als vergoeding van het voorschot vanwege achterstallige loonderving over de periode augustus 2017 tot en met oktober 2018;
5.4.
veroordeelt New India in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op NAf 752,95 gesteld aan verschotten en NAf 1.000,- aan gemachtigdensalaris;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter, en op 10 december 2018 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.