ECLI:NL:OGEAC:2018:368

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 juli 2018
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
CUR201801560
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding tussen Route 66 Accesorios C.A. en Banco del Orinoco N.V. inzake betalingsverplichting en bankrelatie

In deze zaak heeft de vennootschap Route 66 Accesorios C.A., gevestigd in Venezuela, een kort geding aangespannen tegen Banco del Orinoco N.V., gevestigd in Curaçao. Route 66 heeft op 22 mei 2018 een verzoekschrift ingediend, waarna de mondelinge behandeling op 20 juni 2018 heeft plaatsgevonden. De zaak betreft een geschil over een bankrekening en termijndeposito's die Route 66 bij BdO aanhoudt. Route 66 vordert een bedrag van USD 375.388,36, vermeerderd met wettelijke rente, omdat BdO heeft nagelaten een overboeking uit te voeren naar een rekening bij Wells Fargo Bank in de Verenigde Staten.

Route 66 stelt dat BdO geen valide reden heeft gegeven voor het uitblijven van de overboeking, wat leidt tot wanprestatie. BdO daarentegen voert aan dat de termijndeposito's niet rechtsgeldig zijn opgezegd en dat zij niet in staat is om het bedrag over te boeken vanwege een weigering van de correspondent bank. Het Gerecht heeft geoordeeld dat BdO onvoldoende heeft onderbouwd dat zij door de correspondent bank in betalingsonmacht verkeert. Het Gerecht heeft vastgesteld dat BdO geen uitvoering heeft gegeven aan het overboekingsverzoek van Route 66 en dat dit een grond vormt voor Route 66 om de bankrelatie op te zeggen.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de vordering van Route 66 toegewezen en BdO veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Vonnis in kort geding
In de zaak van:
de vennootschap naar Venezolaans recht
ROUTE 66 ACCESORIOS C.A.,
gevestigd te Venezuela,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.S.J. Vierbergen,
tegen
de naamloze vennootschap
Banco del Orinoco N.V.,
gevestigd te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mrs. T.E. Matroos en R.U.A. Helberg-Proctor,
Partijen zullen hierna Route 66 en BdO genoemd worden.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Route 66 heeft op 22 mei 2018 een kort geding verzoekschrift met producties ingediend. De mondelinge behandeling heeft op 20 juni 2018 plaatsgevonden. Beide partijen zijn verschenen bij gemachtigde en hebben het woord gevoerd, BdO aan de hand van pleitaantekeningen, die in het dossier zijn gevoegd.
1.2.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Route 66 houdt bij BdO een bankrekening (nummer 812726600) met een saldo van USD 157.565,94 per 30 april 2018, alsmede twee CD’s, waarvan een genummerd [A] met een saldo van USD 107.588,48 en een genummerd [B] met een saldo van USD 107.588,48. Voorts houdt Route 66 een spaarrekening met nummer [C].
2.2.
Sinds mei 2017 probeert Route 66 een overboeking te laten uitvoeren vanaf haar rekening bij BdO naar een rekening bij de Wells Fargo Bank in de Verenigde Staten. BdO heeft de transactie niet uitgevoerd. Naar aanleiding daarvan probeert Route 66 sinds mei 2018 haar relatie met BdO te beëindigen en het saldo op haar rekeningen overgemaakt te krijgen naar haar bankrekening bij Wells Fargo Bank in de Verenigde Staten.
2.3.
Tot op heden heeft BdO geen uitvoering gegeven van het verzoek van Route 66.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
Route 66 vordert, kort gezegd, om BdO bij vonnis in kort geding, zoveel als mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van USD 375.388,36, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2018 tot en met de dag der algehele voldoening, middels overboeking dan wel via bankiers cheque, met veroordeling van BdO in de proceskosten.
3.2.
Route 66 stelt zich op het standpunt dat BdO gehouden is het gevorderde uit te betalen. Voor het uitblijven van de overboeking heeft BdO geen valide reden gegeven. Dat leidt tot wanprestatie c.q. onrechtmatige daad zijdens BdO.
3.3.
BdO voert ten verwere aan dat de termijndeposito’s niet rechtsgeldig zijn opgezegd. Voorts voert BdO aan dat zij niet in staat is om het geldbedrag over te boeken nu de correspondent bank de betaling niet wil verwerken omdat het een buitensporige en ongebruikelijke geldoverdracht zou betreffen. Aldus heeft BdO niet onrechtmatig gehandeld, dan wel kan dat haar niet worden toegerekend.
3.4.
Route 66 erkent dat de termijndeposito niet binnen de opzegtermijn voor de vervaldatum is opgezegd. Zij stelt echter dat dat niet aan een beëindiging van de bankrelatie en de overboeking van al haar tegoeden in de weg staat. BdO heeft dat gemotiveerd betwist, stellende dat ieder bankproduct afzonderlijk dient te worden opgezegd. Naar het oordeel van het Gerecht staat als onbetwist vast dat BdO geen uitvoering heeft gegeven aan een overboekingsverzoek van Route 66. Voor het uitblijven daarvan heeft BdO geen nadere toelichting gegeven. Dat levert in de onderlinge verhouding voor Route 66 een grond op om de bankrelatie met BdO op te zeggen. BdO heeft dat ook niet betwist. Het opzeggen van die relatie brengt vervolgens met zich dat alle daarmee verband houdende producten worden beëindigd, hetgeen dient te resulteren in het overboeken van de daaraan verbonden tegoeden. Daarbij past niet dat opzegvoorwaarden in de overeenkomsten van individuele bankproducten aan Route 66 zouden worden tegengeworpen. Overigens is gesteld noch gebleken dat BdO Route 66 na haar opzegging van de bankrelatie en de termijndeposito er op heeft gewezen dat de opzegging op grond van de voorwaarden tien tot vijf dagen voor de vervaldatum diende te worden gedaan. Door dit na te laten kan BdO zich er ook niet achteraf op beroepen dat de termijndeposito niet rechtsgeldig is opgezegd.
3.5.
Gelet op het voorgaande is BdO bij het eindigen van de bankrelatie gehouden tot betaling c.q. overboeking van de gevorderde gelden. In het kader van de in dit kort geding te nemen beslissing ligt vervolgens nog de vraag voor of voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat de bodemrechter zal oordelen dat, gelet op alle omstandigheden van het geval, in redelijkheid niet van BdO gevergd kan worden dat zij deze betalings- c.q. overboekingsverplichting nakomt. In het kader van de daarbij te maken afweging dient te worden beoordeeld of er in de verhouding tussen BdO en Route 66 gewicht dient toe te komen aan de betalingsonmacht waarin BdO stelt te verkeren.
3.6.
Naar het oordeel van het Gerecht heeft BdO, gelet op de gemotiveerde betwisting door Route 66, onvoldoende gemotiveerd gesteld dat zij door toedoen van de correspondent bank niet in staat is om tot overboeking van gelden over te gaan. BdO heeft geen onderbouwing aangedragen voor haar stelling dat de correspondent bank het betalingsverzoek van BdO niet heeft verwerkt. De omvang van het in casu te overboeken bedrag is op zichzelf bezien, ook in het licht van de aangehaalde (inter)nationale regelgeving ter bestrijding van terrorismefinanciering en belastingontduiking, onvoldoende om voorshands daartoe te kunnen concluderen. Aldus heeft BdO onvoldoende gemotiveerd gesteld dat zij door toedoen van de correspondent bank in betalingsonmacht is komen te verkeren. Om die reden ligt de vordering van Route 66 voor toewijzing gereed.
3.7.
Gelet op het vorenstaande zal de vordering van Route 66 zoals geformuleerd onder rechtsoverweging 3.1. worden toegewezen zoals hierna vermeld.
3.8.
BdO zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten ad NAf 1.000,= aan gemachtigdensalaris, Naf 6.720,- aan griffierechten en NAf 520,96 aan oproepingskosten.

4.De beslissing

Het Gerecht:

rechtdoende in kort geding:
-
veroordeeltBdO tot betaling aan Route 66 middels overboeking, dan wel middels bankiers cheque, van een bedrag van USD 375.388,36, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2018 tot en met de dag der algehele voldoening;
-
veroordeeltBdO in de proceskosten aan de zijde van Route 66 tot op heden begroot op NAf 1.000,= aan gemachtigdensalaris Naf 6.720,- aan griffierechten en NAf 520,96 aan oproepingskosten;
-
verklaarthet vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-
wijst afhet meer of anders gevorderde.
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter in voormeld Gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2018.