In deze zaak heeft eiseres, wonende te Venezuela, een kort geding aangespannen tegen Banco del Orinoco N.V. (BdO), gevestigd te Curaçao. Eiseres heeft op 24 mei 2018 een verzoekschrift ingediend, waarna de mondelinge behandeling op 20 juni 2018 heeft plaatsgevonden. Eiseres houdt bij BdO een bankrekening met een saldo van USD 63.896,46 en een termijndeposito van USD 7.747,47. Eiseres heeft geprobeerd haar relatie met BdO te beëindigen en het saldo overgemaakt te krijgen, maar BdO heeft hier geen uitvoering aan gegeven.
Eiseres vordert in kort geding dat BdO wordt veroordeeld tot betaling van USD 71.643,93, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 25 januari 2018. Eiseres stelt dat BdO gehouden is het gevorderde uit te betalen, terwijl BdO aanvoert dat eiseres de rekening en het deposito niet rechtsgeldig heeft opgezegd en niet voldoet aan de wettelijke compliance-eisen.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat BdO geen valide reden heeft gegeven voor het uitblijven van de overboeking. Eiseres heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij recht heeft op de gevorderde bedragen. Het Gerecht heeft de vordering van eiseres toegewezen en BdO veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 6 juli 2018.