ECLI:NL:OGEAC:2018:379

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 september 2018
Publicatiedatum
22 mei 2020
Zaaknummer
CUR201802445
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van bedrijfspand wegens huurachterstand en betalingsverplichtingen

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap SUPER-ROOMIJS EN MELKPRODUCTENMAATSCHAPPIJ N.V. (eiseres) een kort geding aangespannen tegen SUPER SNACK ALAPARILLA (gedaagde) wegens ontruiming van een bedrijfspand. Eiseres heeft gedaagde sinds 1982 een pand verhuurd, maar gedaagde heeft sinds november 2016 haar huurbetalingen niet of niet volledig voldaan. Eiseres heeft gedaagde meerdere keren gesommeerd en uiteindelijk de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. De huurschuld bedraagt op dat moment NAf 31.900,-. Eiseres verzoekt het Gerecht om gedaagde te bevelen het pand binnen 24 uur na betekening van het vonnis te ontruimen en de achterstallige huur te betalen.

Tijdens de zitting heeft gedaagde erkend dat er een huurachterstand is, maar heeft aangevoerd dat zij door persoonlijke omstandigheden in betalingsonmacht verkeert. Gedaagde heeft verzocht om uitstel voor betaling, omdat zij op korte termijn financiële middelen verwacht. Het Gerecht heeft vastgesteld dat gedaagde sinds november 2016 geen huur heeft betaald en dat de huurachterstand ernstig genoeg is om ontruiming te rechtvaardigen. Gedaagde heeft onvoldoende aangetoond dat zij in staat is om haar huurschuld te voldoen, ondanks haar plannen voor een hypothecaire lening.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de ontruiming gerechtvaardigd is, maar heeft gedaagde een termijn van één maand gegeven om het pand te ontruimen. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS IN KORT GEDING
In de zaak van:
De naamloze vennootschap
SUPER- ROOMIJS EN MELKPRODUCTENMAATSCHAPPIJ N.V. ,
gevestigd te Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. K. Keizer,
--tegen--
SUPER SNACK ALAPARILLA,
gevestigd te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. Diaz.
Partijen zullen hierna eiseres en gedaagde genoemd worden.

1.Verloop van de procedure

Eiseres heeft op 26 juli 2018 een verzoekschrift ingediend. Mevrouw [naam] heeft namens gedaagde op 30 augustus 2018 stukken bij het Gerecht ingediend. Bij e-mail van 31 augustus 2018 heeft mr. Keizer namens eiseres stukken in het geding gebracht. Vervolgens heeft op 31 augustus 2018 de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens eiseres is verschenen de heer [naam 1], vergezeld van zijn gemachtigde mr. K. Keizer. Namens gedaagde is mevrouw [naam] verschenen, vergezeld door haar gemachtigde mr. R. Diaz. Van de behandeling is een proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt. Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde huurt van eiseres sinds 1982 een bedrijfspand gelegen aan de Kaya Max Henriquez 3 tegen een huurprijs van NAf 2.200,- per maand exclusief OB, bij vooruitbetaling op de eerste van elke maand te voldoen.
2.2.
Gedaagde laat sinds november 2016 na om consequent en / of op tijd aan haar betalingsverplichtingen jegens eiseres te voldoen.
2.3.
Eiseres heeft gedaagde meerdere malen gesommeerd en schriftelijk in gebreke gesteld, wegens het niet of niet volledig nakomen van haar betalingsverplichtingen. Eiseres heeft gedaagde middels betalingsregelingen in de gelegenheid gesteld de huurschuld te voldoen, ter voorkoming van ontruiming van het pand. Bij brief van 6 juli 2018 heeft eiseres de huurovereenkomst met gedaagde buitengerechtelijk ontbonden.
2.4.
Gedaagde is niet tot betaling van de huurschuld over gegaan. De huurschuld bedraagt tot en met juli 2018 een bedrag van NAf 31.900,-

3.Het geschil

3.1.
Eiser verzoekt het Gerecht om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
gedaagde te bevelen het pand binnen 24 uur na betekening van het vonnis, dan wel binnen een door het Gerecht in goede justitie te bepalen termijn, met al degenen die en al hetgeen dat zich daarin of daarop vanwege gedaagde bevindt, volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels en het pand in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking eiseres te stellen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden, zulks met machtiging van eiseres om bij gebreke van stipte en volledige voldoening hieraan deze verlating en ontruiming en dit vervolgens verlaten en ontruimd houden zelf te bewerken met behulp van de deurwaarder althans de sterke arm en zulks op kosten van gedaagde;
gedaagde te veroordelen om aan eiseres te betalen een bedrag van NAf 31.900,- aan achterstallige huurpenningen inclusief wettelijke rente vanaf 1 november 2016, dan wel een door het Gerecht in goede justitie te bepalen datum, te vermeerderen met een bedrag van NAf 2.200,- exclusief OB voor iedere maand of gedeelte daarvan dat gedaagde het pand na de door het Gerecht te bepalen ontruimingsdatum niet zal hebben ontruimd te vermeerderen met een boete van NAf 500,- per dag dat de tekortkoming van de niet ontruiming voortduurt;
gedaagde te veroordelen om aan eiseres te betalen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te voldoen de kosten van deze procedure alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien deze kosten niet zijn voldaan binnen veertien dagen na het in deze zaak te wijzen vonnis.
3.2.
Aan haar vordering heeft eiseres ten grondslag gelegd dat gedaagde, gelet op de betalingsachterstand, tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst.
3.3.
Gedaagde heeft ter zitting de huurachterstand erkend. Zij heeft in de kern aangevoerd dat zij vanwege persoonlijke omstandigheden in betalingsonmacht is komen te verkeren, als gevolg waarvan zij de huur niet of niet volledig meer kon betalen. Zij heeft inmiddels op korte termijn uitzicht op financiële middelen, waarmee ze haar huurschuld kan voldoen. Om die reden verzoekt zij de vorderingen van eiseres af te wijzen en haar nog enig respijt voor betaling te geven.

4.De beoordeling

4.1.
Gedaagde heeft allereerst ten verwere aangevoerd dat niet zij, maar mevrouw [naam], als procespartij in rechte betrokken had moeten worden. Door overlegging van het uittreksel van de Kamer van Koophandel is voldoende duidelijk dat gedaagde een eenmanszaak is waarvan mevrouw [naam] de eigenaresse is. Mevrouw [naam] is ook namens gedaagde ter zitting verschenen. Feitelijk zijn gedaagde en mevrouw [naam] één en dezelfde, zodat het opgeworpen verweer enkel van formele aard is dat niet aan ontvankelijkheid van eiseres in de weg staat.
4.2.
Vaststaat dat gedaagde sinds november 2016 geen of slechts gedeeltelijk huur heeft betaald. Tot en met juli 2018 is de huurachterstand opgelopen tot NAf 31.900,-. Nu gedaagde deze achterstand, na onderbouwing door eiseres ter zitting, niet (langer) betwist, zal het Gerecht de vordering tot betaling van NAf 31.900,- toewijzen.
4.3.
Voor het antwoord op de vraag of in kort geding de veroordeling tot ontruiming gerechtvaardigd is, is doorslaggevend of de huurder zodanig is tekortgeschoten in haar verplichtingen dat aannemelijk is dat de rechter in eerste aanleg op die grond de huurovereenkomst zou ontbinden. Als peildatum hiervoor geldt de dag van het verzoekschrift. Het (op tijd) betalen van de huur is een van de essentiële verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst voor de huurder.
4.4.
In de onderhavige zaak is sprake van een tekortkoming van gedaagde, immers bij indiening van het verzoekschrift bestond een huurachterstand van ongeveer 14,5 maand. Een dergelijke huurachterstand is ernstig genoeg om de veroordeling tot ontruiming te rechtvaardigen, ook in geval van een huurrelatie van 36 jaar, zoals waarvan ter zake sprake is. Eiseres heeft daarbij ook een spoedeisend belang.
4.5.
Gedaagde heeft aangegeven doende te zijn met de aanvraag van een hypothecaire lening waarmee zij haar huurschuld zal aflossen. Zij heeft om die reden gevraagd de huurovereenkomst in stand te laten. Ter onderbouwing daarvan heeft gedaagde een goedgekeurde hypotheekaanvraag ter zitting overgelegd. Daaruit volgt dat de hypotheek wordt verstrekt ter aflossing van een andere hypotheek, alsmede ten behoeve van de bouw van twee appartementen. Niet gebleken is dat de hypotheekverstrekker heeft ingestemd met het aanwenden van de hypotheek ter aflossing van een huurschuld. Voorts blijkt dat aan de hypotheek een maandlast van NAf 4.455,- is verbonden. Gedaagde heeft onvoldoende gemotiveerd toegelicht hoe zij deze maandlast, in combinatie met de huur van het pand, kan financieren. Immers, door de tegenvallende financiële resultaten van haar eenmanszaak is de huurschuld in eerste instantie is ontstaan. Onduidelijk is gebleven wat de vooruitzichten van de eenmanszaak zullen zijn. De appartementen, waarvan de verhuuropbrengst zou zijn bedoeld om de hypotheek af te lossen, moeten nog gebouwd worden. Aldus heeft het er alle schijn van dat gedaagde zichzelf – weliswaar met alle goede bedoelingen – in grotere financiële onzekerheid brengt teneinde het voortbestaan van haar eenmanszaak te waarborgen. Naar het oordeel van het Gerecht kan deze onzekerheid niet als grondslag dienen ter voortzetting van de huurovereenkomst. Dat is ook niet in het belang van gedaagde. Het Gerecht heeft begrip voor het feit dat gedaagde haar eenmanszaak al die jaren draaiende heeft gehouden en het grootste deel van de tijd haar huur wel heeft voldaan. Dat echter is, mede gezien het ontbreken van veilig en stabiel financieel plan, onvoldoende om de financiële onzekerheid waarin gedaagde thans is komen te verkeren, te negeren.
4.6.
Het voorgaande brengt mee dat de door gedaagde aangevoerde persoonlijke omstandigheden en getroffen maatregelen niet tot de conclusie kunnen leiden dat de ontruiming niet gerechtvaardigd is. De vordering tot ontruiming wordt toegewezen, met dien verstande dat gedaagde een termijn van één maand na betekening van het vonnis wordt gelaten om het pand te ontruimen en zo eventueel, desgewenst, een nieuw onderkomen voor haar eenmanszaak te vinden. Eiseres heeft voldoende aan dit vonnis om de deurwaarder te mogen inschakelen als gedaagde niet vrijwillig tot nakoming van de uit dit vonnis voortvloeiende verplichting tot ontruiming overgaat. In het licht daarvan heeft eiseres dus geen machtiging nodig om de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen. Om die reden wordt ook de gevorderde boete afgewezen.
4.7.
Gedaagde wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de aan de zijde van eiseres gemaakte proceskosten.
De beslissing
Het Gerecht:
-
veroordeeltgedaagde om aan eiseres te betalen een bedrag van NAf 31.900,- aan achterstallige huurpenningen inclusief wettelijke rente vanaf 1 november 2016, te vermeerderen met een bedrag van NAf 2.200,- exclusief OB voor iedere maand of gedeelte daarvan dat gedaagde het pand na de door het Gerecht te bepalen ontruimingsdatum niet zal hebben ontruimd;
  • veroordeeltgedaagde het pand binnen één maand na betekening van het vonnis, met al degenen die en al hetgeen dat zich daarin of daarop vanwege gedaagde bevindt, volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels en het pand in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking eiseres te stellen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden;
  • veroordeeltgedaagde in de aan de zijde van eiseres gemaakte proceskosten, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op NAf 1.000,- aan gemachtigdensalaris, NAf 451,46 aan verschotten en NAf 750,- aan griffierechten, te vermeerderen met de nakosten;
-
verklaartdit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
-
wijsthet meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. S.M. Christiaan en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 september 2018.