ECLI:NL:OGEAC:2018:382

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
22 mei 2020
Zaaknummer
CUR201801896
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over betaling uit vaststellingsovereenkomst tussen Venezolaanse vennootschap en Curaçaose bank

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, heeft de Venezolaanse vennootschap Suchett S.A. (hierna: Suchett) een kort geding aangespannen tegen de naamloze vennootschap Banco del Orinoco (hierna: BdO). Suchett vorderde betaling van een bedrag van US$ 50.801,70, dat volgens haar nog openstond na een vaststellingsovereenkomst die partijen hadden gesloten. De procedure begon op 14 juni 2018 met de indiening van een verzoekschrift door Suchett. De mondelinge behandeling vond plaats op 9 juli 2018, maar werd aangehouden om een minnelijke regeling te beproeven. Na verschillende aanhoudingen bereikten partijen uiteindelijk een regeling, maar er bleef een bedrag onbetaald.

Bij e-mail van 24 november 2018 heeft Suchett haar eis verminderd tot het onbetaalde bedrag en verzocht om veroordeling van BdO tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met rente en kosten. BdO heeft de verminderde hoofdsom niet betwist, waardoor het Gerecht deze vordering als voldoende onderbouwd en toewijsbaar achtte. Het Gerecht overwoog echter dat BdO in de vaststellingsovereenkomst al had voorzien in een vergoeding van rente en kosten, waardoor er geen aanleiding bestond voor een afzonderlijke proceskostenveroordeling.

Op 19 december 2018 heeft het Gerecht in kort geding uitspraak gedaan. Het vonnis veroordeelt BdO tot betaling van het openstaande bedrag aan Suchett en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Deze uitspraak benadrukt het belang van de inhoud van vaststellingsovereenkomsten en de gevolgen van niet-nakoming daarvan.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Vonnis in kort geding
in de zaak van:
de vennootschap naar het recht van Venezuela
SUMINISTRO DE CAPITAL HUMANO ETT S.A. (SUCHETT S.A.),
gevestigd te Venezuela,
gedaagde,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
tegen
de naamloze vennootschap
BANCO DEL ORINOCO,
gevestigd te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigden: mr. T.E. Matroos.
Partijen zullen hierna Suchett en BdO genoemd worden.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Suchett heeft op 14 juni 2018 een kort geding verzoekschrift met producties ingediend. De mondelinge behandeling van 9 juli 2018 is op verzoek van partijen aangehouden teneinde een minnelijke regeling te beproeven. Partijen hebben na verschillende aanhoudingen een regeling bereikt. Nadien is de zaak nogmaals een aantal keer aangehouden ter uitvoering van de regeling. Bij e-mailbericht van 24 november 2018 heeft mr. Braam om vonnis gevraagd.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Bij e-mail van haar gemachtigde van 24 november 2018 heeft Suchett laten weten dat BdO haar inmiddels overeenkomstig de regeling heeft betaald, met dien verstande dat daarvan een bedrag van US$ 50.801,70 onbetaald is gebleven. Suchett heeft haar eis verminderd tot dit bedrag en heeft verzocht BdO te veroordelen tot betaling van dit bedrag vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
BdO heeft deze verminderde hoofdsom niet betwist. Het Gerecht acht de gewijzigde vordering dan ook als voldoende onderbouwd en niet weersproken toewijsbaar.
2.3.
Nu BdO in het ongelijk wordt gesteld, bestaat in beginsel grond voor haar veroordeling in de proceskosten. BdO heeft bij e-mail van 26 november 2018 aangegeven dat partijen in de vaststellingsovereenkomst reeds hebben voorzien in een vergoeding van rente en kosten, zodat geen aanleiding bestaat voor een restantvordering met rente en een afzonderlijke proceskostenveroordeling. Suchett heeft daar niet (meer) op gereageerd. Het Gerecht volgt BdO in haar betoog dat de rente en de gemaakte proceskosten redelijkerwijs geacht moeten worden te zijn verdisconteerd in de tussen partijen overeengekomen regeling. Gesteld noch is gebleken dat er nadien nog (proces)kosten zijn gemaakt die voor rekening van BdO zouden moeten komen. Nu niet bekend is wanneer de regeling tussen partijen tot stand is gekomen, kan evenmin worden vastgesteld of Suchett rente toekomt, en zo ja vanaf wanneer.

3.De beslissing

Het Gerecht:

rechtdoende in kort geding:
-
veroordeeltBdO om een bedrag van US$ 50.801,70 aan Suchett te betalen;
-
verklaarthet vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-
wijst afhet meer of anders gevorderde.
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter in voormeld Gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
19 december 2018.