In deze zaak heeft de vennootschap CHELTEN OVERSEAS S.A. (hierna: Chelten) een kort geding aangespannen tegen de naamloze vennootschap BANCO DEL ORINOCO N.V. (hierna: BdO) met als doel de betaling van een bedrag van USD 1.568.786,55, vermeerderd met rente, te vorderen. Chelten heeft in 2015 een time deposit rekening geopend bij BdO en heeft in 2017 instructies gegeven voor de overboeking van de tegoeden. BdO heeft echter slechts gedeeltelijk voldaan aan deze instructies, wat heeft geleid tot de vordering van Chelten.
De procedure begon met een verzoekschrift van Chelten op 27 december 2017, gevolgd door een incidentele vordering van BdO tot zekerheidstelling voor proceskosten. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 februari 2018 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Chelten heeft gesteld dat BdO wanprestatie pleegt door de tegoeden niet over te maken naar haar rekening in Zwitserland. BdO heeft als verweer aangevoerd dat de overboekingsformulieren vals zouden zijn en dat de tegoeden bevroren zijn op basis van een parlementaire instructie.
Het Gerecht heeft de vordering tot zekerheidstelling afgewezen, omdat er voldoende verhaalsmogelijkheden zijn voor BdO. Chelten heeft aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Het Gerecht oordeelt dat BdO gehouden is om de tegoeden aan Chelten uit te keren, en wijst de vordering van Chelten toe, inclusief de wettelijke rente vanaf 6 december 2017. BdO wordt veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 6 juli 2018.