ECLI:NL:OGEAC:2018:385

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 juli 2018
Publicatiedatum
31 mei 2020
Zaaknummer
KG 201703320
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot zekerheidstelling voor proceskosten in kort geding afgewezen

In deze zaak heeft de vennootschap CHELTEN OVERSEAS S.A. (hierna: Chelten) een kort geding aangespannen tegen de naamloze vennootschap BANCO DEL ORINOCO N.V. (hierna: BdO) met als doel de betaling van een bedrag van USD 1.568.786,55, vermeerderd met rente, te vorderen. Chelten heeft in 2015 een time deposit rekening geopend bij BdO en heeft in 2017 instructies gegeven voor de overboeking van de tegoeden. BdO heeft echter slechts gedeeltelijk voldaan aan deze instructies, wat heeft geleid tot de vordering van Chelten.

De procedure begon met een verzoekschrift van Chelten op 27 december 2017, gevolgd door een incidentele vordering van BdO tot zekerheidstelling voor proceskosten. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 februari 2018 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Chelten heeft gesteld dat BdO wanprestatie pleegt door de tegoeden niet over te maken naar haar rekening in Zwitserland. BdO heeft als verweer aangevoerd dat de overboekingsformulieren vals zouden zijn en dat de tegoeden bevroren zijn op basis van een parlementaire instructie.

Het Gerecht heeft de vordering tot zekerheidstelling afgewezen, omdat er voldoende verhaalsmogelijkheden zijn voor BdO. Chelten heeft aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Het Gerecht oordeelt dat BdO gehouden is om de tegoeden aan Chelten uit te keren, en wijst de vordering van Chelten toe, inclusief de wettelijke rente vanaf 6 december 2017. BdO wordt veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 6 juli 2018.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Vonnis in kort geding
In de zaak van:
de vennootschap naar het recht van Panama,
CHELTEN OVERSEAS S.A.,
gevestigd te Panama en domicilie kiezende te Curacao,
eiseres,
gemachtigde: mr. Q.D.A. Carrega,
tegen
de naamloze vennootschap
BANCO DEL ORINOCO N.V.,
gevestigd te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Th. Aanstoot,
Partijen zullen hierna Chelten en BdO genoemd worden.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Chelten heeft op 27 december 2017 een verzoekschrift in kort geding met producties ingediend. Bij emailbericht van 22 februari 2018 hebben Chelten en BdO aanvullende producties in het geding gebracht. Vervolgens is zijdens BdO, bij e-mailbericht van 23 februari 2018, een verzoek houdende incidentele vordering tot zekerheidstelling proceskosten ex artikel 122 Rv ingediend. Op 23 februari 2018 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De gemachtigden hebben de standpunten van partijen toegelicht mede aan de hand van de door hen overgelegde pleitaantekeningen. Bij e-mail van 9 maart 2018 hebben partijen aangegeven een regeling te hebben bereikt en hebben partijen het Gerecht verzocht, ter uitwerking van de regeling, het vonnis aan te houden. Bij e-mail van 22 maart 2018 is het vonnis laatstelijk aangehouden tot 30 juni 2018. Bij e-mail van van 19 juni 2018 heeft Chelten het Gerecht alsnog verzocht vonnis te wijzen.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.2.
In september 2015 heeft Chelten een time deposit rekening met een kapitaal van USD 2.000.00,00 en een looptijd van twee jaar bij BdO geopend.
2.3.
Bij brief van 13 september 2017 heeft Chelten aan BdO een instructie gegeven om de time deposit rekening niet te verlengen.
2.4.
Bij e-mailbericht van 4 december 2017 heeft Chelten aan BdO bevestigd dat genoemd kapitaal van de time deposit rekening naar de rekening met nummer [rekeningnummer] van Chelten bij BdO is overgeboekt.
2.5.
In datzelfde e-mailbericht heeft Chelten aan BdO een instructie gegeven om de tegoeden van de rekening met nummer [rekeningnummer] naar haar rekening bij de Banque Heritage in Zwitserland over te boeken.
2.6.
Bij brief van 6 december 2017 heeft Chelten BdO in gebreke gesteld ter zake van voormelde instructie.
2.7.
Tot op heden heeft BdO slechts gedeeltelijk voldaan aan het overboekingsverzoek van Chelten door betaling van een bedrag van USD 500.000,-. Thans resteert een positief saldo van USD 1.568.786,55 op de rekening met nummer [rekeningnummer] van Chelten bij BdO.

3.De vordering

3.1.
Chelten vordert na wijziging van eis – naar het Gerecht begrijpt –, om BdO bij vonnis in kort geding, zoveel als mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van USD 1.568.786,55, te vermeerderen met de contractuele rente ad 6% per jaar, althans 4% per jaar vanaf 4 december 2017, althans een andere door het Gerecht in goede justitie vast te stellen datum, tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van BdO in de proceskosten waaronder begrepen de door Chelten betaalde griffierechten en oproepingskosten.
3.2.
BdO heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In de eerste plaats heeft BdO verzocht om zekerheid te stellen voor de proceskosten. Op grond van artikel 122 lid 2 sub 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), is er geen verplichting tot het stellen van zekerheid indien redelijkerwijs aannemelijk is geworden dat verhaal voor een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding hier te lande mogelijk zal zijn. Nu ter zitting vast is komen te staan dat de tegoeden op de rekening van Chelten bij BdO hier te lande zijn en er dus hier te lande verhaalsmogelijkheden onder BdO zelf zijn, wijst het Gerecht de vordering tot zekerheidstelling af.
4.2.
Chelten heeft, door overlegging van de leningsovereenkomst, in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij het door haar gevorderde. Nu BdO het bestaan van de leningsovereenkomst niet heeft betwist, zal Chelten in haar vordering ontvankelijk worden verklaart.
4.3.
De kern van het geschil betreft de vraag of BdO gehouden is om de tegoeden van Chelten aan haar uit te keren c.q. over te boeken. Chelten stelt zich op het standpunt dat BdO wanprestatie pleegt dan wel onrechtmatig handelt door de tegoeden op de rekeningen van Chelten bij BdO niet over te maken naar haar bankrekening in Zwitserland.
4.4.
BdO heeft aangevoerd dat de door Chelten ter zake ingevulde overboekingsformulieren vals zouden zijn en zij om die reden niet tot overboeking kon overgaan. BdO heeft die stelling, in het licht van de gemotiveerde betwisting door Chelten, onvoldoende onderbouwd. Onder meer is niet gebleken dat BdO op enig moment aan Chelten heeft aangegeven dat zij niet tot overboeking kon ovegaan in verband met een ongeldige opdracht, dan wel dat zij Chelten heeft verzocht om verstrekking van een geldige opdracht, zodat zij alsnog tot betaling van de tegoeden kon overgaan.
4.5.
Daarnaast heeft BdO als verweer aangevoerd dat de time deposit rekening stilzwijgend verlengd is waardoor de tegoeden niet aan Chelten uitbetaald kunnen worden. Het Gerecht acht dit verweer niet meer van belang, nu uit de stukken genoegzaam is gebleken dat de tegoeden van Chelten al van de time deposit rekening op de bankrekeningnummer [rekeningnummer] bij BdO zijn overgemaakt.
4.6.
BdO heeft voorts aangevoerd dat zij niet tot overboeking van de tegoeden kan overgaan omdat het [land] parlement in een brief van The National Assembly van 1 februari 2018, BdO de opdracht heeft gegeven om de tegoeden van een aantal vennootschappen, waaronder “Chelter”, te bevriezen. Deze maatregel is genomen omdat de overheid van ([land] met een strafrechterlijk onderzoek bezig is, aldus BdO. Chelten heeft dat gemotiveerd betwist. BdO heeft haar verweer, in het licht van de betwisting daarvan door Chelten, vervolgens onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. Een brief van het [land] Parlement, mede bezien in het licht van de huidige (politieke) omstandigheden in [land], acht het Gerecht - zondere nadere onderbouwing door BdO - daartoe onvoldoende. Voorts heeft BdO niet onderbouwd op grond waarvan het [land] Parlement de bevoegdheid zou hebben zulke vergaande instructies aan BdO te geven dan wel dergelijke maatregelen op te leggen.
4.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat voorshands voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat BdO tot betaling c.q. overboeking van de gevorderde gelden dient over te gaan. Ten aanzien van de door Chelten gevorderde rente heeft BdO betwist dat een rente tussen 4% en 6% is overeengekomen. Ter zitting heeft Chelten een time deposit formulier overgelegd waaruit blijkt dat partijen ter zake een rente van 4% zijn overeengekomen. Hiertegen heeft BdO niets ingebracht. Dat er daarna 6% is overeengekomen heeft Chelten echter niet onderbouwd. Nu Chelten de time deposit heeft opgezegd en verolgens de bankrelatie heeft beeindigd, laatstelijk bij brief van 6 december 2017, zal het Gerecht uitgaan van de wettelijke rente per 6 december 2017. Niet gebleken is dat BdO eerder in verzuim is geraakt.
4.8.
Nu uit het lichaam van het verzoekschrift niet is gebleken op grond waarvan Chelten de gevorderde boete vordert en artikel 611a RV een dwangsom in geval van een veroordeling tot betaling van een geldsom verbiedt, zal dit deel van de primaire vordering worden afgewezen.
4. 9. BdO zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten ad NAf 1.000,= aan gemachtigdensalaris, NAf 7.500,= aan griffierechten en NAf 359,15 aan oproepingskosten.

5.De beslissing

Het Gerecht:

rechtdoende in kort geding:
-
wijstde incidentele vordering af;
-
veroordeeltBdO tot betaling aan haar van een bedrag van USD 1.568.786,55, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 december 2017 tot de dag der algehele voldoening;
-
veroordeeltBdO in de proceskosten aan de zijde van Chelten tot op heden begroot op NAf 1.000,= aan gemachtigdensalaris NAf 7.500,= aan griffierechten en NAf 359,15 aan oproepingskosten;
-
verklaarthet vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-
wijst afhet meer of anders gevorderde.
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter in voormeld Gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2018.