ECLI:NL:OGEAC:2018:387

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
13 november 2018
Publicatiedatum
15 juni 2020
Zaaknummer
CUR201801002
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen ontslagbesluit van de Regering van Curaçao

In deze zaak gaat het om een bezwaar van klaagster tegen een ontslagbesluit van de Regering van Curaçao. Klaagster, die werkzaam was als Hoofd van de uitvoeringsorganisatie Communicatie en Voorlichting bij het Ministerie van Algemene Zaken, ontving op 1 maart 2018 een eervol ontslag wegens ongeschiktheid. Dit ontslagbesluit werd door klaagster bestreden, maar het bezwaar bevatte geen concrete gronden tegen het ontslag. Tijdens de zitting op 3 september 2018 werd klaagster bijgestaan door haar advocaten, terwijl de Regering van Curaçao werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Algemene Zaken.

Het Gerecht oordeelde dat klaagster geen relevante bezwaargronden had geformuleerd tegen het ontslagbesluit. De verwijzing naar eerdere bezwaren tegen een toegangsontzegging werd niet als voldoende beschouwd om het ontslagbesluit aan te vechten. Het Gerecht benadrukte dat klaagster duidelijk had moeten maken op welke punten zij het niet eens was met het ontslagbesluit. Aangezien klaagster geen concrete gronden had aangedragen, werd het bezwaar ongegrond verklaard.

De uitspraak werd gedaan door mr. N.M. Martinez en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2018. Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO
Uitspraak
in de zaak van:
[klaagster],
wonende te Curaçao,
klaagster,
gemachtigden: mrs. S.I. Da Costa Gomez en C.A. Peterson, advocaten,
tegen:
de Regering van Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. M.R. Hammoud, advocaat.

1.Procesverloop

1.1
Bij Landsbesluit van 27 februari 2018 – door klaagster ontvangen op 1 maart 2018 – heeft verweerster met ingang van 1 maart 2018 eervol ontslag verleend aan klaagster wegens ongeschiktheid en haar voorts een geldelijke compensatie toegekend (het ontslagbesluit).
1.2
Op 30 maart 2018 heeft klaagster daartegen bezwaar gemaakt bij het Gerecht.
1.3
Verweerster heeft een contramemorie met producties ingediend.
1.4
De openbare behandeling van het bezwaar heeft ter zitting van het Gerecht op 3 september 2018 plaatsgevonden. Klaagster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigden voornoemd. Verweerster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde voornoemd, vergezeld door S. van Rijn, Secretaris‑Generaal van het Ministerie van Algemene Zaken.

2.Beoordeling

2.1
Per 1 maart 2014 is klaagster benoemd als Hoofd van de uitvoeringsorganisatie Communicatie en Voorlichting (C&V) bij het Ministerie van Algemene Zaken. Bij besluit van 7 juni 2017 heeft de minister van Algemene Zaken klaagster de toegang tot het kantoor van de Directie C&V, alle andere dienstgebouwen van Fort Amsterdam en andere dienstlokalen en gebouwen van de overheid voor drie maanden ontzegd (de toegangsontzegging). Bij besluit van 5 september 2017 heeft de minister van Algemene Zaken de duur van de toegangsontzegging met twee maanden verlengd. Op 13 november 2017 heeft verweerster haar voornemen om klaagster te ontslaan aan haar bekend gemaakt waarop verweerster bij brief van 29 december 2017 heeft gereageerd.
2.2
Klaagster heeft tegen de verlenging van de duur van de toegangsontzegging op 6 oktober 2017 bezwaar (CUR201701935) ingesteld bij het Gerecht. Ter zitting van 3 september 2018 heeft zij dat bezwaar ingetrokken.
2.3
In het bezwaarschrift waarmee klaagster deze bezwaarprocedure heeft ingesteld, heeft zij verzocht de inhoud van het bezwaarschrift tegen de verlenging van de duur van de toegangsontzegging en haar reactie op het aan haar kenbaar gemaakte voornemen tot ontslag als herhaald en ingelast te beschouwen.
2.4
Verweerster heeft in verband daarmee het volgende aangevoerd. Het bezwaar tegen de verlenging van de duur van de toegangsontzegging was van voor het ontslag en heeft daar verder geen betrekking op. Verweerster is bovendien in het ontslagbesluit reeds uitgebreid ingegaan op de reactie van klaagster op het ontslagvoornemen, zodat verweerster in deze procedure kan volstaan met een verwijzing naar die motivering. Klaagster heeft geen gronden geformuleerd tegen het ontslagbesluit, zodat het bezwaar ongegrond dient te worden verklaard, aldus verweerster.
2.5
Het Gerecht oordeelt als volgt. Dit bezwaar is gericht tegen het ontslagbesluit. Voor zover klaagster ter onderbouwing van het bezwaar heeft verwezen naar het bezwaar tegen de verlenging van de duur van de toegangsontzegging, miskent zij dat dat bezwaar geen gronden tegen het ontslagbesluit bevat. Voorts zijn de in de reactie tegen het voorgenomen ontslag vermelde bezwaren niet gelijk te stellen met bezwaargronden tegen het ontslagbesluit. Immers, zoals verweerster terecht heeft aangevoerd bevat het ontslagbesluit tevens een reactie op de door klaagster geuite bezwaren tegen het voornemen tot ontslag. Daarom had het op de weg van klaagster gelegen om concrete bezwaargronden tegen het ontslagbesluit te formuleren. Klaagster moet met de door haar geformuleerde bezwaargronden duidelijk maken op welke punten en waarom zij het niet eens is met hetgeen verweerster in het ontslagbesluit heeft opgenomen. Het Gerecht stelt vast dat klaagster in deze procedure geen concrete bezwaargronden tegen het ontslag heeft geformuleerd, waartegen verweerster verweer kon voeren.
2.6
Klaagster is ter zitting in de gelegenheid is gesteld om haar standpunt toe te lichten. Voor zover hetgeen zij daarbij naar voren heeft gebracht als bezwaargronden zouden kunnen worden aangemerkt, zal het Gerecht deze gronden wegens strijd met de regels van een goede procesorde niet bij zijn beoordeling betrekken. Omdat klaagster deze gronden pas ter zitting kenbaar heeft gemaakt, was het voor verweerster redelijkerwijs niet mogelijk ter zitting of anderszins op passende wijze hierop te reageren. Indien het Gerecht de ter zitting aangevoerde gronden bij zijn beoordeling zou betrekken zou verweerster onredelijk in haar verdediging worden geschaad.
2.7
Onder deze omstandigheden dient het bezwaar ongegrond te worden verklaard.
2.8
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken
verklaarthet bezwaar
ongegrond.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2018 in tegenwoordigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open op de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAr.