ECLI:NL:OGEAC:2018:388

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
18 oktober 2018
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
810.00011/18
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J. de Kort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplichtigheid aan misbruik van functie door ambtenaar in Curaçao

Op 18 oktober 2018 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die als ambtenaar werkzaam was als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie. De verdachte werd beschuldigd van medeplichtigheid aan misbruik van functie, waarbij zij samen met anderen opzettelijk voordeel zou hebben verkregen voor vreemdelingen van Chinese afkomst door hen onterecht verblijfsvergunningen te verstrekken. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op verschillende data in 2018, waarbij de verdachte steeds aanwezig was met haar raadslieden, mr. O.A. Martina en mr. G.G. van Gils. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor de verdachte, wat het Gerecht overnam. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De verdachte had geen reden om de gedragingen van haar directeur in twijfel te trekken, gezien haar rol als secretaresse en officemanager. De zaak had grote gevolgen voor de verdachte, die sinds juli 2017 geschorst was en in de media veel aandacht kreeg. Het Gerecht benadrukte de verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie in dergelijke zaken en concludeerde dat de verdachte vrijgesproken werd van alle beschuldigingen.

Uitspraak

Parketnummer: 810.00011/18

Uitspraak: 18 oktober 2018 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

naam: [VERACHTE],

geboren: op [geboortedatum verdachte] 1964 te Curaçao,
adres: [adres verdachte] te Curaçao.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 april 2018, 3 mei 2018, 29 september 2018 en 4 oktober 2018. De verdachte is (telkens) verschenen, bijgestaan door haar raadslieden mr. O.A. Martina en mr. G.G. van Gils, beiden advocaat te Curaçao.
De officier van justitie, mr. S.A. van de Vliet, heeft ter terechtzitting van 29 september 2018 gevorderd dat het Gerecht verdachte zal vrijspreken van het haar tenlastegelegde feit.
De raadsman mr. O.A. Martina heeft eveneens bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
MEDEPLICHTIGHEID AAN MISBRUIK VAN FUNCTIE (Zaaksdossier ([naam zaak]) (B)
dat [hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 26 juni 2017, althans 1 april 2016 tot en met 26 juni 2017 in Curaçao, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, als ambtenaar, werkzaam als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie, (telkens) opzettelijk met misbruik van haar functie of positie voordeel voor [vreemdeling van Chinese afkomst 1] en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 2] [bijnaam vreemdeling van Chinese afkomst 2] en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 3]en/of en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 4] en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 5]en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 6] en/of anderen en/of zichzelf en/of haar mededaders verkregen, immers heeft zij,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) – (mede) ten behoeve van en/of op verzoek van en/of via [vreemdeling van Chinese afkomst 1] en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 2] [bijnaam vreemdeling van Chinese afkomst 2] –
ten aanzien van [vreemdeling van Chinese afkomst 3] en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 4] en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 5]en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 6]en/of een of meer andere door die [vreemdeling van Chinese afkomst 1] en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 2] [bijnaam vreemdeling van Chinese afkomst 2] voorgedragen vreemdeling(en) (van Chinese afkomst)(zich bevindend op door hen aan verdachte en/of haar mededader(s) afgegeven lijsten),
van wie zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) en/of kon(den) vermoeden dat die [vreemdeling van Chinese afkomst 3] en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 4] en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 5] en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 6] en/of die andere vreemdeling(en) (van Chinese afkomst) niet in aanmerking komt/komen voor een verblijfsvergunning voor (on)bepaalde tijd,
versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte die vergunning(en) doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, immers heeft zij met dat opzet toen en daar - als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie -, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen:
  • lijsten met namen/gegevens van vergunningaanvragers, afkomstig van die [vreemdeling van Chinese afkomst 1] en/of die [vreemdeling van Chinese afkomst 2] [bijnaam vreemdeling van Chinese afkomst 2], in ontvangst genomen en/of doen nemen, en/of
  • die [vreemdeling van Chinese afkomst 1] en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 2] [bijnaam vreemdeling van Chinese afkomst 2] ten aanzien van ingediende vergunnings(verlengings)aanvragen die waren afgewezen, geadviseerd om nieuwe aanvragen in te dienen en/of (in strijd met de waarheid) aan te geven dat de aanvragen zoek waren geraakt, en/of
  • die [vreemdeling van Chinese afkomst 1] en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 2] [bijnaam vreemdeling van Chinese afkomst 2] geadviseerd om ten aanzien van aanvragers van renteniersvergunningen tijdelijk geld op hun bankrekeningen te (doen) plaatsen teneinde aan te kunnen tonen (tijdelijk) (middels bankverklaring) te beschikken over voldoende middelen van bestaan en/of aan medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie medegedeeld en/of geïnstrueerd dat een bankverklaring voldoende is om aan te Tonen dat (een) (aanvrager(s) beschikt/beschikken over voldoende middelen van bestaan, en/of,
  • mondeling en/of schriftelijk opdrachten gegeven en/of verzoeken gedaan aan een of meer medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie om handelingen te verrichten ten aanzien van de vergunnings(verlengings)aanvragen van die [vreemdeling van Chinese afkomst 3]en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 4]en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 5]en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 6]en/of die andere (zich op die lijsten bevindende) vreemdeling(en), waaronder het met spoed of versneld behandelen van de aanvra(a)g(en), het opnieuw in behandeling nemen van eerder afgewezen aanvragen (zonder dat er bezwaar was ingediend) en/of het positief beslissen daarop,
  • (per beschikking d.d. 19 mei 2017) versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte een renteniersvergunning ten behoeve van [vreemdeling van Chinese afkomst 3] (geldig tot 18 juni 2018) doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, wetende/vermoedende dat de onderliggende aanvraag onvolledig was ingevuld, en/of zij niet voldeed aan alle voorwaarden, en/of
  • (in mei 2017) versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte een renteniersvergunning (geldig tot 24 mei 2018) ten behoeve van [vreemdeling van Chinese afkomst 4]doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, wetende/vermoedende dat zij niet voldeed aan de voorwaarde(n) hiertoe, te weten het uitlandigheidsvereiste en/of het beschikken over voldoende middelen van bestaan (,terwijl de eerste aanvraag voor dezelfde vergunning (mede) op die gronden (op of rond 1 februari 2017) was afgewezen), en/of
  • (per beschikking d.d. 29 mei 2017) versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte een verblijfsvergunning met als doel gezinshereniging ten behoeve van [vreemdeling van Chinese afkomst 5]doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt wetende/vermoedende dat zij niet voldeed aan de voorwaarde(n) hiertoe, te weten het uitlandigheidsvereiste en/of het beschikken over voldoende middelen van bestaan en/of de toelatingsvoorwaarden betreffende het verblijfsdoel(, terwijl die aanvraag (tweemaal) eerder op (mede) op die gronden was afgewezen (op 27 augustus 2016 en/of 19 mei 2017)), en/of
  • (per beschikking d.d. 23 januari 2017) versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte een vergunning voor kort verblijf (4 maanden) als kapitaalkrachtige investeerder ten behoeve van [vreemdeling van Chinese afkomst 6]doen opmaken en/of doen verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, wetende/ vermoedende dat zij niet voldeed aan de voorwaarde(n) hiertoe, te weten het beschikken over voldoende middelen van bestaan en het uitlandigheidsvereiste (terwijl de eerste aanvraag voor dezelfde vergunning (mede) op die gronden (op 10 januari 2017) was afgewezen) en/of
  • ten aanzien van die andere (zich op genoemde lijst(en) bevindende) vreemdeling(en) versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte (een) vergunning(en) doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, waaronder (een groot aantal) renteniersvergunning(en), wetende/vermoedende dat genoemde vreemdeling(en) niet voldeden aan de voorwaarden voor die vergunning (te weten (onder meer) het niet verrichten van werkzaamheden) en/of voor toelating op Curaçao, en/of
  • [als hoofd/directrice Toelatingsorganisatie] ten behoeve van haar eigen belang en/of het belang van (een) ander(en) heeft nagelaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens Landsverordening Toelating en Uitzetting bepaalde en/of deze Landsverordening toe te passen,
in elk geval (telkens) iets gedaan en/of laten doen en/of nagelaten iets te doen ten einde enige voordeel voor zichzelf en/of (een) ander(en) te verkrijgen,
bij en/of tot het plegen van welke misdrij(f)ven zij, verdachte, (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 26 juni 2017, althans 1 april 2016 tot en met 26 juni 2017 in Curaçao, als ambtenaar, werkzaam als officemanager van de Toelatingsorganisatie, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of (telkens) daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door –wetende/vermoedende dat genoemde die [vreemdeling van Chinese afkomst 3]en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 4]en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 5]en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 6]en/of die andere zich op genoemde lijsten bevindende vreemdeling(en) niet in aanmerking komt/komen voor een verblijfsvergunning voor (on)bepaalde tijd- (telkens)
  • met en/of ten behoeve van die [vreemdeling van Chinese afkomst 1] en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 2] [bijnaam vreemdeling van Chinese afkomst 2] en/of [hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie] (persoonlijk en/of telefonisch en/of per e-mail) contact te houden en/of (versneld) werkzaamheden te verrichten;
  • lijsten met namen/gegevens van vergunningaanvragers, afkomstig van die [vreemdeling van Chinese afkomst 1] en/of die [vreemdeling van Chinese afkomst 2] [bijnaam vreemdeling van Chinese afkomst 2], in ontvangst te nemen, en/of hierover contact te onderhouden met die [vreemdeling van Chinese afkomst 1] en/of die [vreemdeling van Chinese afkomst 2] [bijnaam vreemdeling van Chinese afkomst 2] en/of [hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie], en/of
  • (namens [hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie]) mondeling en/of schriftelijk opdrachten te geven en/of door te geven aan een of meer medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie en/of hen te verzoeken om handelingen te verrichten ten aanzien van de vergunnings(verlengings)aanvragen van die [vreemdeling van Chinese afkomst 3]en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 4]en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 5]en/of [vreemdeling van Chinese afkomst 6]en/of andere (zich op die lijsten bevindende) vreemdeling(en), waaronder het met spoed of versneld behandelen van de aanvra(a)g(en) en/of het positief beslissen daarop en/of er op toe te zien dat de afhandeling van de genoemde vergunnings(verlengings)aanvragers geschiedt/geschiedde,
strafbaar gesteld bij art. 2:354 Wetboek van Strafrecht jo artikel 1:123 jo 1:124 Wetboek van Strafrecht.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
Het Gerecht is van oordeel dat voor het tenlastegelegde feit onvoldoende wettig bewijs voorhanden is. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
De start en het verloop van het onderzoek [1]
Eind 2015 werd door het Team Criminele Inlichtingen van het Recherche Samenwerkingsteam informatie verstrekt dat een aantal ambtenaren van de Toelatingsorganisatie corrupt zouden zijn. Zij zouden namelijk tegen betaling verblijfsvergunningen aan Chinezen verstrekken. Het zou daarbij onder meer gaan om [hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. [verdachte] werd daarbij niet genoemd.
Op 10 oktober 2016 werd door de officier van justitie het strafrechtelijk onderzoek ‘Valencia’ gestart en werden onder meer telefoontaps geplaatst op de nummers van [hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie], [medeverdachte 1] en [vreemdeling van Chinese afkomst 2] (alias [bijnaam vreemdeling van Chinese afkomst 2]). Uit de tapgesprekken tussen [hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie] en [bijnaam vreemdeling van Chinese afkomst 2] kwam volgens de politie naar voren dat: ‘
de secretaresse van de verdachte [hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie] eveneens nauw betrokken lijkt.’ [verdachte] was ten tijde van het tenlastegelegde feit de officemanager en secretaresse van [hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie]. [hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie] was directeur van de Toelatingsorganisatie.
Uit het dossier blijkt niet op welk moment [verdachte] de status van verdachte heeft gekregen. Het Gerecht gaat er vanuit dat dat in ieder geval op 25 januari 2017 moet zijn geweest, getuige de op [verdachte] betrekking hebbende (eerste aanvraag) vordering ex artikel 177s van het Wetboek van Strafvordering.
Op 27 juni 2017 werden [hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie] en [medeverdachte 1] aangehouden als verdachten en in verzekering gesteld. [verdachte] werd echter niet aangehouden. Die dag werd wel door de officier van justitie aan [verdachte] meegedeeld dat zij ook als verdachte werd aangemerkt, te weten van het plegen van valsheid in geschrift en het verstrekken van onjuiste gegevens.
Op 30 juni 2017 werd [verdachte] als verdachte uitgenodigd voor verhoor bij de Landsrecherche. Bij die gelegenheid werd haar meegedeeld dat zij ook verdacht werd van het aannemen van steekpenningen, het geven van onjuiste gegevens en misbruik van functie.
Verdachte [verdachte] werd vier keer door de Landsrecherche gehoord, op 30 juni 2017, op 4 juli 2017, op 7 juli 2017 en – veel later – op 13 december 2017. Zij heeft telkens ontkend zich aan de haar verweten strafbare feiten schuldig te hebben gemaakt. Bij gelegenheid van het laatste verhoor heeft verdachte [verdachte] zich beroepen op haar zwijgrecht.
Op 14 februari 2018 werd het eindproces-verbaal opgemaakt en gesloten.
Op 28 maart 2018 werd verdachte gedagvaard als bovenomschreven, welke dagvaarding haar op 30 maart 2018 in persoon werd uitgereikt.
Beoordeling
Het Gerecht stelt vast dat geen van de strafbare feiten waarvan verdachte in eerste instantie werd verdacht (het plegen van valsheid in geschrifte, het verstrekken van onjuiste gegevens, het aannemen van steekpenningen en misbruik van functie) en waarop uitvoerig is gerechercheerd, door de officier van justitie zijn tenlastegelegd. Kennelijk is de officier van justitie tot de conclusie gekomen dat genoemde strafbare feiten niet tot een bewezenverklaring zouden kunnen leiden.
Verdachte is evenwel gedagvaard voor een ander feit, te weten – kort samengevat – de medeplichtigheid aan het door medeverdachte [hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie] gepleegde misdrijf van misbruik van functie (zaaksdossier [bijnaam vreemdeling van Chinese afkomst 2]).
Medeplichtigheid
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan of bij een misdrijf dient sprake te zijn van zogeheten dubbel opzet. Daartoe is vereist dat niet alleen bewezen wordt dat verdachtes opzet gericht was op het behulpzaam zijn of op de gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen maar ook dat verdachtes opzet al dan niet in voorwaardelijke vorm was gericht op het gronddelict, in dit geval misbruik van functie, gepleegd door medeverdachte [hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie].
Het Gerecht is van oordeel dat, ook zonder zich te buigen of uit te laten over de vraag of de aan medeverdachte [hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie] verweten gedragingen bewezen kunnen worden en de door de officier van justitie tenlastegelegde feiten opleveren, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het haar tenlastegelegde feit. Daarvoor is het volgende van belang.
Werkzaamheden [verdachte]
Verdachte [verdachte] was als secretaresse / officemanager werkzaam bij de Toelatingsorganisatie. Als zodanig werkte zij voor directeur [hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie] en ondersteunde zij haar in de uitvoering van haar taken. Ook was zij belast met het klachtenmanagement en informatievoorziening en contacten met externen. [2] Verdachte [verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard [3] dat zij in die hoedanigheid ook buiten kantooruren werkte en in verband daarmee van haar werkgever een laptop ter beschikking had gekregen, waarmee zij de mogelijkheid had om vanuit huis het TO-systeem te raadplegen. Daardoor had zij regelmatig buiten kantooruren contacten met externen over TO-aangelegenheden. Ook werd zij buiten kantooruren door externen gebeld. Voor de werkzaamheden buiten kantooruren kreeg verdachte [verdachte] ook een toelage.
Gezagsverhouding [hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie] - [verdachte]
Tussen verdachte [verdachte] en medeverdachte [hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie] bestond een gezags-verhouding binnen de Toelatingsorganisatie. Verdachte [verdachte] was de secretaresse van directeur [hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie] en kreeg als zodanig rechtstreeks opdrachten en instructies van haar. Dit paste ook in de normale werkrelatie en het uitvoeren of doorgeven van deze opdrachten en instructies door verdachte [verdachte] behoorde ook tot haar dagelijkse werkzaamheden.
Wetenschap bij [verdachte] van strafbare gedragingen door [hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie]
Uit het proces-verbaal van politie, de verhoren van TO-medewerkers bij de rechter-commissaris en hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen, blijkt dat de Toelatingsorganisatie onder moeilijke omstandigheden met complexe materie moet werken. Bij de beoordeling van aanvragen of bezwaren dient te worden getoetst aan- en rekening gehouden worden met geldende wetgeving, (afwijkend) beleid, instructies en nieuwe inzichten van opvolgende Ministers.
Verdachte [verdachte] werkt sinds 2009 bij de Toelatingsorganisatie en beschikt naar aangenomen mag worden over basale kennis van het vreemdelingenrecht. Naar het oordeel van het Gerecht kan evenwel in redelijkheid niet van haar worden gevergd dat zij van die complexe materie en afwegingen in veelal lastige individuele gevallen op de hoogte is, laat staan de strekking daarvan moet kunnen doorgronden. Bovendien had juist directeur [hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie] zeer veel kennis van en ervaring met het vreemdelingenrecht en de procedures. Verdachte [verdachte] had dan ook geen reden om de (juistheid van de) gedragingen of opdrachten van directeur [hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie] in twijfel te trekken. Het Gerecht komt dan ook tot de slotsom dat het bewijs voor de hiervoor genoemde vereiste ‘dubbele opzet’ niet is geleverd en derhalve niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [verdachte] opzettelijk behulpzaam is geweest of gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft ten behoeve van het in de tenlastelegging aan medeverdachte [hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie] verweten strafbare (grond-)feit.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken.
Het Gerecht overweegt tot slot het volgende:
Deze zaak heeft voor verdachte [verdachte] grote negatieve gevolgen gehad. Zo is zij vanaf 7 juli 2017 geschorst door haar werkgever en wordt sindsdien 30% van haar salaris ingehouden, hetgeen ingrijpende maatregelen zijn geweest voor haar. De zaak heeft in de media veel aandacht gekregen en verdachte [verdachte] en haar medeverdachten zijn daarbij ook met name genoemd. De hele procedure heeft ook vrij lang geduurd, vanaf de aanhoudingen in april 2017 tot de uitspraak in oktober 2018, waardoor zij lang in onzekerheid is gebleven over de uitkomst van het onderzoek en de strafzaak. Het spreekt voor zich dat in een kleine gemeenschap als Curaçao dergelijke negatieve publiciteit grote impact heeft gehad op verdachte [verdachte] en haar omgeving en mogelijk nog lang aan haar zal blijven kleven.
Juist in zaken als deze, waarbij het functioneren en de integriteit van ambtenaren publiekelijk aan de kaak wordt gesteld, rust op het openbaar ministerie een grote verantwoordelijkheid om behoedzaam om te gaan met vervolgingsbeslissingen. Uiteraard heeft het openbaar ministerie het vervolgingsmonopolie, maar toch werpt de vraag zich op of de officier van justitie wellicht tot een andere beslissing had kunnen komen dan tot dagvaarding over te gaan. Immers, de vier strafbare feiten waarvan verdachte [verdachte] in eerste instantie werd verdacht zijn, ondanks het uitvoerige opsporingsonderzoek, niet tenlastegelegd en voor het thans tenlastegelegde feit blijkt – ook volgens de officier van justitie – onvoldoende wettig en overtuigend bewijsmateriaal voorhanden te zijn.
Het is overigens het goed recht van de officier van justitie om een strafzaak aan de strafrechter voor te leggen. Dat de officier van justitie zelf tot vrijspraak heeft gerequireerd is op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting begrijpelijk, maar dat maakt de impact die de zaak voor verdachte [verdachte] heeft gehad waarschijnlijk niet anders.
Daar staat tegenover dat bij een seponering van de strafzaak, de verdenking en de schuldvraag jegens verdachte [verdachte] mogelijk zouden blijven bestaan, terwijl zij nu bij rechterlijk vonnis expliciet van alle beschuldigingen wordt vrijgesproken.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart
niet bewezenhetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd en
spreekthaar daarvan
vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. de Kort, rechter, bijgestaan door mr. A.C. Wormgoor, zittingsgriffier, en op 18 oktober 2018 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.

Voetnoten

1.Uit de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige geschriften, die zijn opgenomen in het einddossier van de Landsrecherche Curaçao, genaamd Valencia, dat onder meer bestaat uit het zaaksdossier, de BOB-dossiers, het dossier [bijnaam vreemdeling van Chinese afkomst 2] en de persoonsdossiers van de verdachte en de medeverdachte [hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie].
2.Functieomschrijving officemanager nieuwe Toelatingsorganisatie, bijlage bij pleitnota mr. Martina
3.Proces-verbaal terechtzitting van 4 oktober 2018