ECLI:NL:OGEAC:2018:67

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 april 2018
Publicatiedatum
1 mei 2018
Zaaknummer
Cur201702663 en Cur201702664 (voorheen 84047 en 84048 van 2017)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake gezag en omgang met betrekking tot minderjarige na strafrechtelijke veroordeling van de vader

In deze zaak heeft de vrouw, verzoekster, op 24 oktober 2017 een verzoekschrift ingediend met betrekking tot het ouderlijk gezag en de omgangsregeling met hun minderjarige kind, na een incident waarbij de minderjarige met een vuurwapen uit de woning van de man kwam. De man, verweerder, is thans gedetineerd en heeft een straf ondergaan voor verboden vuurwapenbezit. De vrouw verzoekt om kosteloos te mogen procederen, het eenhoofdig gezag over de minderjarige te verkrijgen, en de stopzetting van de contactregeling tussen de man en de minderjarige. De man verzet zich tegen deze verzoeken en stelt dat hij altijd een goede vader is geweest.

Tijdens de zitting op 15 maart 2018 zijn beide partijen verschenen. De vrouw heeft aangevoerd dat de communicatie met de man ernstig is verstoord en dat zij en de minderjarige zich niet veilig voelen door het gedrag van de man. De man heeft erkend een fout te hebben gemaakt, maar ontkent de beschuldigingen van bedreiging. Het gerecht heeft vastgesteld dat de verhoudingen tussen de man en de vrouw zijn verslechterd en dat er onvoldoende informatie is om definitief te beslissen over het ouderlijk gezag en de omgangsregeling.

Het gerecht heeft daarom besloten om een raadsonderzoek te laten instellen en heeft een voorlopige contactregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige op dinsdag- en donderdagmiddag bij de man verblijft. De beslissing over de verdere verzoeken is aangehouden tot de rolzitting op 7 juni 2018, waar het gerecht de resultaten van het onderzoek zal afwachten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VANCuraçao
TUSSENBESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKSTER],
wonende te Curaçao,
verzoekster,
hierna ook: de vrouw,
gemachtigde: mr. X.C.G. Bakhuis,
--tegen--
[VERWEERDER],
thans gedetineerd te Curaçao,
verweerder,
hierna ook: de man,
procederend in persoon.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De vrouw heeft op 24 oktober 2017 een verzoekschrift, met bijlagen, ter griffie ingediend. De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 15 maart 2018. Partijen zijn ter zitting verschenen; de vrouw bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd.
1.2.
De tussenuitspraak is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De man en de vrouw hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie is op 4 februari 2010 te Curaçao geboren het minderjarige kind genaamd [kind 1] (hierna ook: de minderjarige). De man heeft de minderjarige erkend.
2.2.
Bij beschikking van 11 april 2013 heeft het gerecht de man samen met de vrouw belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige en bepaalt dat de man de minderjarige bij zich mag hebben:
elke week op woensdag en vrijdag vanaf 12:00 uur tot en met 19:00 uur en
ieder weekeinde vanaf zaterdag om 18:00 uur tot en met zondag om 19:00 uur. De minderjarige zal door de man opgehaald en teruggebracht worden.
2.3.
In de praktijk vonden de contacten tussen de man en de minderjarige plaats op dinsdag-, donderdag-, en vrijdagmiddag, met een overnachting in de nacht van vrijdag op zaterdag.
2.4.
Op dinsdag 22 augustus 2017 is de minderjarige na een bezoek aan de man thuisgekomen bij de vrouw met in zijn tas een vuurwapen. Volgens de minderjarige was dit wapen afkomstig uit de woning van de man. De vrouw heeft hiervan aangifte gedaan bij de politie. Naar aanleiding van die aangifte is de man aangehouden op verdenking van verboden vuurwapenbezit. Inmiddels is de man hiervoor door de strafrechter onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meerdere maanden. De man zit deze straf momenteel uit. Op 20 april 2018 zal de man in vrijheid worden gesteld.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw verzoekt, na wijziging ter zitting, om:
kosteloos te mogen procederen;
haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de minderjarige;
primair: de definitieve stopzetting te gelasten van de eerder door het gerecht vastgestelde contactregeling tussen de man en de minderjarige en subsidiair: een raadsonderzoek te gelasten met stopzetting van de contactregeling in afwachting van de resultaten van dit onderzoek.
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzoek van de vrouw om kosteloos te procederen is voldoende gemotiveerd en zal daarom worden toegewezen.
4.2.
In geschil zijn het ouderlijk gezag over de minderjarige en de contactregeling tussen hem en de man. De vrouw heeft gesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden op grond waarvan de rechterlijke uitspraak van 11 april 2013 over beide kwesties niet in stand kan blijven. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de communicatie tussen haar en de man sinds enige tijd ernstig is verstoord. Volgens de vrouw heeft de man haar en de minderjarige diverse keren, ook vanuit detentie, verbaal bedreigd met de dood. Zij heeft daarvan meermalen aangifte gedaan bij de politie. In de laatste aangifte van 22 augustus 2017 heeft zij ook melding gedaan van de vondst van het vuurwapen in de tas van de minderjarige. De vrouw overweegt om samen met de minderjarige naar Bonaire te verhuizen omdat zij en de minderjarige zich door het gedrag van de man niet (meer) veilig voelen op Curaçao. De vrouw heeft voorts gesteld dat de man niet heeft gehandeld zoals van een goed ouder verwacht mag worden door de minderjarige te bedreigen, een vuurwapen in huis te hebben dat toegankelijk was voor de minderjarige en voor zijn aanhouding te verblijven in een woning van waaruit in drugs werd gehandeld. Zij maakt zich grote zorgen over de veiligheid van de minderjarige bij de man en stelt dat contact tussen hen niet in het belang van de minderjarige is.
4.3.
De man heeft het standpunt van de vrouw en haar aantijgingen aan zijn adres met klem bestreden. Hij heeft ter zitting erkend dat hij een grote fout heeft gemaakt door in het bezit te zijn van een vuurwapen dat ook nog eens toegankelijk was voor de minderjarige en aangevoerd dat hij hiervan geleerd heeft en dat dit nooit meer zal gebeuren. Verder heeft hij aangegeven dat hij altijd een goede vader is geweest voor de minderjarige met wie hij voor zijn aanhouding een hechte band had.
Hij heeft stellig ontkend de minderjarige ooit te hebben bedreigd en aangegeven dat de minderjarige volkomen veilig is bij hem. Voor zover de minderjarige gedurende de periode van de detentie, waarin de man de minderjarige slechts één keer telefonisch heeft mogen spreken, angst voor de man heeft ontwikkeld, is dat volgens de man uitsluitend te wijten aan de pogingen van de vrouw om de relatie tussen hem en de minderjarige negatief te beïnvloeden. De man heeft daarom bepleit om de contactregeling zoals die in de praktijk gold voor zijn aanhouding in stand te laten.
4.4.
Het gerecht constateert op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dat de verhoudingen tussen de man en de vrouw fors zijn verslechterd ten opzichte van de situatie in het jaar 2013. Het gerecht acht zich vooralsnog onvoldoende voorgelicht om nu al definitief te beslissen over de vraag of die omstandigheid en de recente strafrechtelijke veroordeling van de man voor verboden vuurwapenbezit gevolgen moeten hebben voor de uitoefening van het ouderlijk gezag en het contact tussen de minderjarige en de man na diens ontslag uit detentie. Het gerecht zal daarom de beslissing op de verzoeken van de vrouw aanhouden en de Voogdijraad verzoeken om een onderzoek in te stellen en te rapporteren en te adviseren over de volgende vragen:
  • welke mogelijkheden zijn er na het ontslag van de man uit detentie voor een contactregeling tussen de man en de minderjarige?
  • hoe zou een eventuele contactregeling tussen de man en de minderjarige eruit moeten zien wat betreft aard, duur en frequentie?
  • zijn er contra-indicaties voor contact? Zo ja, welke en in hoeverre zijn die op te heffen (hoe, onder welke voorwaarden en op welke termijn)?
  • zijn er andere feiten en/of omstandigheden vanuit het onderzoek naar voren gekomen die van belang kunnen zijn voor de door het gerecht te nemen beslissing(en)?
De zaak zal daartoe worden verwezen naar de rolzitting zoals hierna vermeld.
4.5.
Het verzoek van de vrouw om te bepalen dat het contact tussen de man en de minderjarige wordt stopgezet gedurende het raadsonderzoek zal worden afgewezen. De vrouw is er niet in geslaagd om voldoende aannemelijk te maken dat de veiligheid van de minderjarige daadwerkelijk gevaar loopt als er sprake is van contact tussen hem en de man in het kader van een voorlopige contactregeling. Daarbij heeft het gerecht rekening gehouden met het feit dat de man heeft gesteld dat hij voor zijn aanhouding een goed en regelmatig contact had met de minderjarige en dat de vrouw die stelling niet voldoende heeft weersproken met de enkele opmerking zonder nadere onderbouwing dat de minderjarige diverse keren verbaal is bedreigd door de man. Het is juist dat de man een grote fout gemaakt heeft, ook voor wat betreft goed ouderschap, maar hij heeft zijn straf daarvoor uitgezeten en verdient de kans om te laten zien dat hij in de toekomst een betere ouder voor de minderjarige kan zijn. Bovendien heeft elk kind in beginsel recht op en behoefte aan (een goed) contact met beide ouders.
Wel staat vast dat er al geruime tijd weinig tot geen contact is geweest tussen de minderjarige en de man en zijn er aanwijzingen dat de minderjarige op zijn minst wat terughoudend is voor wat betreft de hervatting daarvan. Zo heeft de man ter zitting verteld dat de minderjarige in het telefoongesprek met hem tijdens zijn detentie heeft gezegd dat de man hem pas weer terug zal zien als hij meerderjarig wordt. Vooralsnog is dat niet de situatie waar het gerecht naartoe wil, maar het pleidooi van de man om nu al terug te keren naar de contactregeling zoals die was voor zijn aanhouding, is niet reëel. Het herstel van de (vertrouwens)band met de minderjarige moet rustig worden opgebouwd. Ook de (vertrouwens)band tussen partijen is dringend toe aan een impuls in de goede richting. Partijen beschuldigen elkaar over en weer van laakbare daden.
Het gerecht adviseert partijen om daarmee onmiddellijk op te houden (dus zowel met het plegen van de vermeende daden als de wederzijdse beschuldigingen) en in plaats daarvan te gaan samenwerken als ouders van de minderjarige. Een goede samenwerking tussen hen voorkomt dat de minderjarige terecht komt in een innerlijke strijd omdat hij het gevoel krijgt niet trouw te kunnen of te mogen blijven aan beide ouders; een strijd die buitengewoon schadelijk is voor kinderen. Dit alles in overweging nemende, zal door het gerecht een voorlopige contactregeling worden bepaald zoals hierna wordt vermeld.
4.6.
Iedere verdere beslissing zal aangehouden worden.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
verleentde vrouw toestemming om kosteloos te procederen;
5.2.
houdtde behandeling van de zaak aan tot de rolzitting van
donderdag 7 juni 2018 om 08:30 uur,met het
verzoek aan de Voogdijraadeen onderzoek in te stellen als hiervoor onder 4.4. omschreven en uiterlijk op die roldatum schriftelijk te rapporteren over de resultaten van het onderzoek en het gerecht van advies te dienen;
5.3.
stelt totdat door het gerecht een einduitspraak is gegeven in deze zaak, een
voorlopige contactregelingvast tussen de man en de minderjarige, inhoudende dat de minderjarige bij de man zal verblijven op dinsdag- en donderdagmiddag vanuit school (of in geval van vrije dagen en/of vakanties van 13:00 uur) tot 18.00 uur, waarbij de man de minderjarige op dinsdag- en donderdagmiddag uit school ophaalt (of in geval van vrije dagen en/of vakanties bij de vrouw ophaalt) en om 18.00 uur bij de vrouw terugbrengt, waarbij geldt dat als de man en de vrouw tijdens het overdrachtsmoment met elkaar worden geconfronteerd, geen van beiden zich negatief over de ander mag uitlaten;
5.4.
houdtiedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.B. van den Enden, rechter in het gerecht voormeld en op 19 april 2018 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.