ECLI:NL:OGEAC:2018:82

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 maart 2018
Publicatiedatum
18 mei 2018
Zaaknummer
CUR201701792
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van opslagkosten en verjaring in het civiele recht

In deze zaak vordert Caribbean Moving Services N.V. (CMS) betaling van gedaagde, die in Curaçao woont, voor opslagkosten van verhuisgoederen. De vordering bedraagt NAf 22.608,-, vermeerderd met opslagkosten en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde heeft de overeenkomst met CMS betwist en stelt dat de kosten voor het verhuizen volledig door het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister van Curaçao (KGMC) zouden worden vergoed. CMS heeft echter aangetoond dat er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen gedaagde en CMS, waarbij gedaagde schriftelijk akkoord is gegaan met de opslag van zijn goederen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de vordering van CMS niet is verjaard, omdat de verjaringstermijn tijdig is gestuit door eerdere aanmaningen. Het Gerecht heeft de vordering van CMS toegewezen en gedaagde veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. S.M. Christiaan op 26 maart 2018.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
CARIBBEAN MOVING SERVICES N.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.J. de Winter,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. B.L. Lie Atjam.
Partijen zullen hierna CMS en [gedaagde] genoemd worden.

1.1. Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties, op 10 mei 2017 ter griffie ingediend;
- de conclusie van antwoord van 28 augustus 2017;
- de e-mail van mr. Lie Atjam van 8 november 2017 met aangehechte productie;
- de e-mail van mr. De Winter van 10 november 2017 met aangehechte producties;
- de mondelinge behandeling op 15 november 2017 en de zijdens mr. De Winter overhandigde productie, alsmede de door mr. Lie Atjam overhandigde productie en pleitaantekeningen.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
gedaagde] is na een sollicitatieprocedure in Nederland door de vertegenwoordiging van het Land Curacao geselecteerd om deel te nemen aan de politieopleiding op Curacao. Daartoe moest [gedaagde] naar Curacao verhuizen, hetgeen begeleid werd door het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister van Curacao (KGMC).
2.2.
Derksen Verhuizingen B.V. (hierna: Derksen) is het verhuisbedrijf dat de inboedel van [gedaagde] medio 2011 heeft overgebracht van Nederland naar Curacao.
2.3.
Bij brief van 27 mei 2011 heeft Derksen [gedaagde] een vrijblijvend taxatiebezoek ter vaststelling van het tarief aangeboden. Voorts staat ten aanzien van de te hanteren tarieven het navolgende vermeldt:
“Met het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister van Curacao (KGMC) hebben wij een overeenkomst voor de verscheping van 20m3 huisraad + motorvoertuig. Indien u meer inboedel verscheept dat uw vrijdom bedragen de kosten per extra kubieke meter € 195,-.”
2.4.
Bij e-mail van 17 juni 2011 verzoekt de echtgenote van [gedaagde], ( [naam 1]), aan Derksen om haar te informeren over de totale kosten van de overige kubieke meters (m³), zodat zij daar verder mee aan de slag kan. In antwoord daarop bericht Derksen bij e-mail van gelijke datum dat het totale volume 45,0 m³ voor de inboedel bedraagt en 1,3 m³ voor de scooter en dat het privé-aandeel in de kosten daarmee € 4.875,- voor de inboedel en € 315,- voor de scooter zal bedragen.
2.5.
De factuur voor de kosten van het privé-aandeel is per e-mail van 21 juni 2011 aan (de echtgenote van) [gedaagde] toegezonden. Per e-mail van gelijke datum heeft Derksen aangegeven dat de verhuisgoederen zeewaardig zijn verpakt en zijn beladen in de container aan boord van het schip Westerhamm, met een verwachtte aankomst op Curacao op 5 juli 2011. Na aankomst op Curaçao wordt het deel van de verhuisboedel waarvan het transport niet door KGMC werd gefinancierd en evenmin door [gedaagde] werd betaald, niet aan [gedaagde] afgegeven. Dit deel van de verhuisboedel werd vervolgens op 13 juli 2011 opgeslagen in een loods bij CMS. De opslag en de daarvoor geldende tarieven wordt door [gedaagde] voor akkoord ondertekend.
2.6.
Bij e-mail van 29 september 2011 stuurt Derksen aan (de echtgenote van) [gedaagde] een herinnering van de openstaande factuur met het verzoek tot betaling daarvan over te gaan. Voorts is aangegeven dat zolang de factuur niet is voldaan die inboedel niet afgeleverd kan worden en daarom in opslag zal blijven bij CMS, met hogere opslagkosten tot gevolg.
2.7.
Bij e-mail van 1 oktober 2015 wordt [gedaagde] op het mailadres van zijn echtgenote geïnformeerd over de openstaande rekeningen betreffende de opslagkosten en gesommeerd tot betaling daarvan. Bij brief van 12 juli 2016 wordt [gedaagde] door CMS wederom aangemaand tot betaling van de openstaande rekeningen en wordt hem een betalingsvoorstel gedaan. Uit een uitdraai van CMS van eveneens 12 juli 2016 volgt een overzicht van de openstaande rekeningen die aan het totaal gevorderde bedrag van NAf 22.608,- ten grondslag liggen. In verband met uitblijvende betaling wordt [gedaagde] nog aangemaand per e-mail van 28 september 2016 en per brief van 13 maart 2017. Bij uitblijven van de betaling wordt [gedaagde] door CMS in rechte betrokken.

3.Het geschil

3.1.
CMS vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van NAf 22.608,-, te vermeerderen met de opslagkosten van NAf 397,50 per maand vanaf 1 juli 2016 tot de dag der algehele betaling, alsmede te vermeerderen met 15% buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente vanaf de factuurdatum tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
CMS legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door de verschuldigde kosten niet te voldoen.
3.3. [
gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1. [
gedaagde] heeft primair de niet-ontvankelijkheid van CMS bepleit, stellende dat niet hij, maar het Curaçaohuis, dan wel het Korps Politie Curaçao, dan wel het Land Curaçao de overeenkomst met CMS heeft gesloten. CMS heeft daarmee de verkeerde partij in rechte betrokken.
4.2.
Het verweer van [gedaagde] kan niet slagen. Zoals blijkt uit rechtsoverweging 2.5. heeft [gedaagde] de opslag van de niet afgeleverde goederen bij CMS tegen de daarvoor geldende tarieven zelf schriftelijk geaccordeerd. Daarmee is er een overeenkomst tussen [gedaagde] en CMS ten aanzien van de opslag van een deel van de verhuisboedel tot stand gekomen. Dat maakt CMS vorderingsgerechtigd jegens [gedaagde]. Voor zover [gedaagde] tot zijn verweer heeft gevoerd dat er desondanks geen overeenkomst tussen hem en CMS tot stand is gekomen, heeft hij dat verweer gelet hierop onvoldoende gemotiveerd. Het Gerecht gaat daar derhalve aan voorbij.
4.3.
Voor zover [gedaagde] bedoelt te stellen dat hij niet betalingsplichtig is jegens CMS omdat er in het voortraject, voorafgaande aan de opslag bij CMS, tussen hem en Derksen geen overeenkomst tot stand is gekomen betreffende de betaling van het transport van een deel van de verhuisboedel, heeft [gedaagde] dat in het licht van de met CMS getekende overeenkomst evenmin voldoende toegelicht. Voorts heeft het Gerecht in een vonnis van gelijke datum in de procedure tussen Derksen en [gedaagde] (CUR201701793) reeds overwogen dat er wel een overeenkomst tussen [gedaagde] en Derksen tot stand is gekomen, zodat het verweer van [gedaagde] ook om die reden faalt.
4.4.
De verwijzing naar een mededeling van een werknemer van het Curaçaohuis, genaamd de heer [naam 2], aan (de echtgenote van) [gedaagde] inhoudende dat de kosten voor het overbrengen van de verhuisboedel naar Curacao volledig voor rekening van het KGMC dan wel het Land Curaçao zou komen, staat voorts niet aan een overeenkomst tussen [gedaagde] en CMS betreffende opslag van een deel van de verhuisboedel op Curacao, in de weg. Nog daargelaten of de gestelde toezegging ook zag op de (langdurige) opslag van een deel van de verhuisboedel, is niet gebleken dat een dergelijke afspraak met het Curacaohuis aan CMS is gecommuniceerd. Het had derhalve op weg van [gedaagde] gelegen de factuur van CMS eerst aan haar te voldoen en vervolgens verhaal te zoeken bij degene die de toezegging omtrent het vergoeden van de kosten had gedaan, zo daarvan sprake is geweest.
4.6.
Tussen CMS en [gedaagde] is derhalve een overeenkomst tot opslag van de verhuisboedel tot stand gekomen tegen een door CMS aangegeven tarief. [gedaagde] is daarvoor ook gefactureerd en aangemaand, zonder dat de kosten zijn voldaan. [gedaagde] is derhalve betalingsplichting jegens CMS, tenzij – zoals [gedaagde] stelt – de vordering van CMS inmiddels is verjaard. Het beroep op verjaring slaagt echter niet, omdat met het toesturen van de e-mail van 1 oktober 2015 en de brief van 12 juli 2016 door CMS aan [gedaagde], de verjaringstermijn van 5 jaar, die is aangevangen op de dag nadat [gedaagde] de opslag van de verhuisboedel op 13 juli 2011 heeft geaccordeerd, tijdig is gestuit.
4.7.
De slotsom is dat de vordering van CMS wordt toegewezen. De gevorderde wettelijke rente is ingevolge artikel 6:119 lid 1 BW eveneens toewijsbaar, zij het vanaf datum indienen verzoekschrift. Immers kort daarvoor is [gedaagde] nog gesommeerd en aangemaand. De buitengerechtelijke incassokosten zijn op zich niet betwist en kunnen, omdat de vordering op de wet is gegrond, worden toegewezen.
4.8. [
gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten worden als volgt door het Gerecht begroot. Het salaris van de gemachtigde wordt begroot op 1 punt voor het verzoekschrift en 0,5 punt voor de comparitie, aangezien door de gemachtigde tegelijkertijd een overeenkomstige zaak jegens [gedaagde] (CUR201701793) is behandeld ad NAf 1.500,00 (NAf 1.000,- x 1,5 punt). De griffiekosten worden begroot op NAf 750,00 en de explootkosten op NAf 231,50 en NAf 15,- aan zegelkosten.

5.De beslissing

Het Gerecht:

- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van NAf 22.608,-, te vermeerderen met de opslagkosten van NAf 397,50 per maand vanaf 1 juli 2016 tot de dag der algehele betaling, alsmede te vermeerderen met 15% buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente vanaf de datum indiening van het verzoekschrift tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Derksen tot op heden begroot op NAf 996,50 aan verschotten en NAf 1.500,- aan gemachtigdensalaris,
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2018.