In deze zaak heeft eiser, wonende in Curaçao, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, waaronder de besloten vennootschap iFusion ICT B.V. en [gedaagde sub 1], die niet verschenen zijn. Eiser heeft op 25 januari 2018 een verzoekschrift ingediend, waarna op 14 februari 2018 de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Eiser heeft een overeenkomst gesloten voor de levering van beveiligingscamera's ter waarde van NAf 21.158,63, maar de levering is ondanks betaling uitgebleven. Eiser heeft gedaagden aangemaand tot levering, maar ook na deze aanmaning is de levering niet geschied.
Eiser verzoekt het Gerecht om gedaagden te bevelen de beveiligingscamera's binnen twee dagen na het vonnis te leveren, met een dwangsom van NAf 5.000,00 per dag bij niet-nakoming. Het Gerecht overweegt dat het spoedeisend belang voortvloeit uit de aard van de zaak en dat de vordering jegens iFusion toewijsbaar is, nu deze niet is weersproken. De termijn voor levering wordt vastgesteld op twee weken na betekening van het vonnis, omdat twee dagen te kort is voor de hoeveelheid camera's die geleverd moeten worden.
Het Gerecht oordeelt dat de betaling op de privébankrekening van [gedaagde sub 1] onvoldoende is om te spreken van uitzonderlijke omstandigheden die een beroep op vereenzelviging rechtvaardigen. De vordering jegens iFusion wordt toegewezen, met een dwangsom en veroordeling in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 7 maart 2018.