ECLI:NL:OGEAC:2019:100

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
17 mei 2019
Publicatiedatum
3 juni 2019
Zaaknummer
Lar CUR201703621
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidskwestie

In deze zaak heeft de Sociale Verzekeringsbank (eiseres) beroep ingesteld tegen een besluit van de verweerster, waarin een korting van 10% op de pensioenuitkering van eiseres werd toegepast en werd bepaald dat eiseres geen recht had op een kerstgratificatie. De verweerster had op 1 november 2017 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, en eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De zitting vond plaats op 10 april 2019.

Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Volgens de wet bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken, en deze termijn begint te lopen op de dag na de verzending van de beschikking. Eiseres heeft haar beroep pas op 22 december 2017 ingediend, terwijl de beroepstermijn op 21 december 2017 afliep. Eiseres stelde dat zij het bestreden besluit op 25 november 2017 had ontvangen, maar het Gerecht oordeelde dat dit niet relevant was voor de termijnoverschrijding.

Het Gerecht heeft geconcludeerd dat eiseres niet tijdig heeft ingediend en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding konden verontschuldigen. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd openbaar uitgesproken op 17 mei 2019. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiseres],

wonend in Nederland, domicilie kiezend in Curaçao,
eiseres,
en

de Sociale Verzekeringsbank,

verweerster,
gemachtigde: mr. M. Bonafasia, werkzaam bij verweerster.

Procesverloop

Bij beschikking van 10 mei 2017 heeft verweerster op de aan eiseres toegekende pensioenuitkering met ingang van 1 januari 2017 een korting van 10% toegepast en die nader vastgesteld op NAf 137,80. Voorts heeft verweerder daarbij bepaald dat eiseres vanaf 2016 niet in aanmerking komt voor een kerstgratificatie.
Bij beschikking van 1 november 2017, aangetekend verzonden op 8 november 2017, (het bestreden besluit), heeft verweerster het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
De openbare behandeling ter zitting van het Gerecht heeft plaatsgevonden op 10 april 2019. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Deze termijn vangt aan op de dag na die waarop de beschikking is gegeven. Op grond van het tweede lid geldt als de dag waarop de beschikking is verzonden of uitgereikt, de dag waarop deze is gegeven. Op grond van het vierde lid blijft, wanneer het beroepschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn is ingediend, niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien de indiener aantoont dat de termijnoverschrijding het gevolg is van niet aan hem toe te rekenen bijzondere omstandigheden en dat hij het beroep heeft ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kan worden.
2. Ambtshalve dient het Gerecht de ontvankelijkheid van het beroep te beoordelen.
Gebleken is dat verweerster het bestreden besluit op 8 november 2017 aan het juiste adres van eiseres heeft gezonden. De beroepstermijn liep derhalve van 9 november tot 21 december 2017. Eiseres heeft beroep ingesteld bij beroepschrift gedateerd op 22 december 2017, dat niet eerder dan op 9 januari 2019 bij het Gerecht is ingekomen. Zij heeft dan ook het beroep niet tijdig ingediend.
Dat naar eiseres heeft gesteld, zij het bestreden besluit op 25 november 2017 heeft ontvangen, laat onverlet dat zij toen nog voldoende tijd had om binnen de beroepstermijn een beroepschrift in te dienen. De datum van ontvangst van het bestreden besluit vormt dan ook geen verontschuldiging voor de termijnoverschrijding. Nu daarvan ook overigens niet is gebleken, moet het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard wegens niet-verontschuldigbare termijnoverschrijding.
3. Het Gerecht wijst eiseres op zijn uitspraak van 14 januari 2019, gepubliceerd ECLI:NL:OGEAC:2019:6, waarbij het in een vergelijkbare casus wel een inhoudelijk oordeel heeft gegeven over de ook door eiseres opgeworpen rechtsvragen. Die werden in die zaak niet op de door eisers voorgestane wijze beantwoord.
4. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht
verklaarthet beroep van eiseres
niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mrs. D. Haan, voorzitter, en J. Sybesma en L.C. Hoefdraad, leden, en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2019, in tegenwoordigheid van mr. O.H.M. Leito, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.