In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de verzoeken om voorlopige voorziening en de beroepen die door een naamloze vennootschap zijn ingesteld tegen besluiten van de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning. De verzoekster had op 30 januari 2019 beroep ingesteld tegen de brieven van de minister, waarin deze weigerde om een uitgifteovereenkomst aan te gaan voor percelen grond in Sorsaka, Jacob Binckeplein en Rooseveltweg. Op 25 april 2019 verzocht verzoekster het Gerecht om een voorlopige voorziening te treffen, hangende de beroepen. Het Gerecht heeft op 27 mei 2019 de zitting gehouden, waarbij de verzoekster werd vertegenwoordigd door haar directeur en een gemachtigde advocaat, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door een jurist van het ministerie.
Het Gerecht overwoog dat op basis van artikel 3, eerste lid, van de Landsverordening (Lar) een beschikking wordt gedefinieerd als een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan dat niet van algemene strekking is. Het Gerecht concludeerde dat de beslissing over de uitgifte van grond in erfpacht een beschikking is ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling, waartegen geen beroep openstaat bij de Lar-rechter. Hierdoor was het Gerecht niet bevoegd om de verzoeken om voorlopige voorziening en de beroepen te behandelen.
De beslissing werd op 28 mei 2019 bekendgemaakt, waarbij het Gerecht zich onbevoegd verklaarde om van de verzoeken en beroepen kennis te nemen. Tegen de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open, maar tegen de uitspraak op de beroepen staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.