ECLI:NL:OGEAC:2019:114

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
13 juni 2019
Zaaknummer
CUR201901059
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.M. van der Bunt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ongedaanmaking van onrechtmatige splitsing in appartementsrechten

In deze zaak heeft eiser Gilbert Prudencio op 26 maart 2019 een verzoekschrift in kort geding ingediend tegen de Stichting Kadaster en Openbare Registers Curaçao. De eerste mondelinge behandeling vond plaats op 8 april 2019, maar partijen vroegen om aanhouding om een regeling te beproeven. Na het mislukken van deze regeling vond de mondelinge behandeling plaats op 13 mei 2019. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl het Kadaster vertegenwoordigd was door verschillende functionarissen. Eiser vorderde dat het Kadaster de onrechtmatige splitsing van een perceel ongedaan zou maken, met een dwangsom van NAf 10.000,- per dag voor elke dag dat het Kadaster niet aan het bevel voldeed.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Eiser heeft op 25 juni 2009 conservatoir beslag gelegd op een perceel dat in erfpacht toebehoorde aan de Stichting Particulier Fonds Parasasa. Bij vonnis van 18 april 2011 is deze stichting veroordeeld tot betaling aan eiser. In het kader van een voorgenomen splitsing van het perceel heeft de oud-notaris op 19 augustus 2008 een aanvraag tot vaststelling van een complexnummer ingediend bij het Kadaster. Tot op heden is er echter geen notariële akte van splitsing ingeschreven, waardoor de appartementsrechten juridisch nog niet bestaan.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een rechtsgeldige splitsing in appartementsrechten, aangezien de vereiste notariële akte ontbreekt. Het Kadaster heeft verweer gevoerd, stellende dat het enkel zijn passieve rol heeft vervuld op verzoek van de rechthebbende. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat het Kadaster verantwoordelijk is voor het herstellen van de registers en heeft de vordering van eiser toegewezen. Het Kadaster is veroordeeld tot betaling van de proceskosten en moet binnen een week na betekening van het vonnis de registers in overeenstemming brengen met de huidige rechtstoestand.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Afdeling civiel
Zaaknummer: CUR201901059
Vonnis in kort geding d.d. 29 mei 2019
in de zaak van:
Gilbert Prudencio [EISER]
wonend in Curaçao
eiser
gemachtigden: mrs. O.A. Martina en R.P. Koeijers
tegen
de Stichting
STICHTING KADASTER EN OPENBARE REGISTERS CURAÇAO
gevestigd in Curaçao
gedaagde
procederend in persoon
Partijen worden hierna (ook) aangeduid als [eiser] en het Kadaster.

1.Het procesverloop

1.1.
Eiseres heeft op 26 maart 2019 een verzoekschrift in kort geding, met producties, ter griffie ingediend. Ter gelegenheid van de eerste mondelinge behandeling, op 8 april 2019, hebben partijen direct na aanvang van de zitting aanhouding gevraagd teneinde een regeling te beproeven. Nadat eiser het Gerecht heeft laten weten dat geen regeling is bereikt en hij wenst voort te procederen, heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden op 13 mei 2019. Aldaar is [eiser] in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Koeijers. Namens het Kadaster zijn verschenen [naam 1], Bewaarder der Openbare Registers, [naam 2], manager afdeling Kadastrale Metingen, en [naam 3], plaatsvervangend Bewaarder der Openbare Registers. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen van het Gerecht beantwoord.
1.2.
Zoals ter terechtzitting afgesproken, heeft [eiser] na de zitting per e-mail ingebracht het vonnis gewezen tussen hem als eiser en SPF Parasasa als gedaagde.
1.3.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De feiten

A. [eiser] heeft op 25 juni 2009 conservatoir beslag gelegd op het perceel met meetbrief nummer 63 van 2001 (hierna ook: het perceel), in erfpacht toebehorend aan de Stichting Particulier Fonds Parasasa (hierna SPF Parasasa).
B. Bij vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van 18 april 2011 (AR 30445 (499)/2009) is SPF Parasasa veroordeeld om NAf 500.000,- aan [eiser] te betalen, met veroordeling van SPF Parasasa in de kosten. Door betekening van dit vonnis aan SPF Parasasa is het hiervoor onder A vermelde beslag executoriaal geworden.
C. In het kader van een voorgenomen splitsing van het perceel in achttien appartementsrechten heeft oud-notaris mr. Van der Plank namens SPF Parasasa op 19 augustus 2008 een aanvraag tot vaststelling van een complexnummer bij het Kadaster ingediend. Het Kadaster heeft daarop op 10 september 2008 schriftelijk aan mr. Van der Plank kenbaar gemaakt dat de complexaanduiding 881A van 2008 luidt.
D. Een notariële akte van splitsing is tot op heden niet in de openbare registers ingeschreven.
E. Bij kadastrale inzage komt de meetbrief 63 van 2001 thans niet meer voor in de registers van het Kadaster c.q. is het perceel niet meer zichtbaar. Hetgeen wel in de registers voorkomt c.q. zichtbaar is, zijn achttien appartementsrechten genummerd 881 van 2008 A1 tot en met A18. Naar aanleiding hiervan hebben verschillende notarissen aan [eiser] te kennen gegeven niet over te kunnen gaan tot veiling van het perceel.

3.Het geschil

3.1.
Eiser vordert, bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, dat het Gerecht het Kadaster zal bevelen om binnen twee keer 24 uur, althans binnen een door het Gerecht in goede justitie te bepalen termijn, de onrechtmatige splitsing van het perceel met meetbrief 63 van 2001 ongedaan te maken, op straffe van een dwangsom van NAf 10.000,- per dag voor elke dag dat het Kadaster weigert of nalaat aan het bevel te voldoen; kosten rechtens.
3.2
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat ingevolge artikel 5:109 lid 7 BW een splitsing in appartementsrechten tot stand komt door een daartoe bestemde notariële akte gevolgd door inschrijving daarvan in de openbare registers. Tussen partijen is dus terecht niet in geschil dat bij gebreke daarvan geen sprake is van splitsing in appartementsrechten en de appartementsrechten dus (nog) niet bestaan. Het Kadaster noemt dat “juridisch nog niet bestaan”.
4.2.
Van het
ongedaan maken van een onrechtmatige splitsing(parafrase Gerecht), zoals geëist kan dan ook geen sprake zijn. Het Gerecht zal de vordering daarom, zoals ter terechtzitting mondeling door [eiser] verzocht, opvatten als het ongedaan maken van het vervallen c.q. onzichtbaar maken van het perceel met meetbrief 63 van 2001 in de registers, althans het weer in overeenstemming brengen van de registers met de huidige rechtstoestand (dus zonder splitsing).
4.3.
Ondanks de omstandigheid dat partijen het eens zijn dat het perceel niet is gesplitst, voert het Kadaster toch verweer. Dit omdat – zo begrijpt het Gerecht, samengevat – het Kadaster slechts op verzoek van de rechthebbende, SPF Parasasa, en haar notaris zijn passieve dienstverlenende taak heeft uitgevoerd, en wel volgens de geldende wettelijke regels en bestendige procedures. Het Kadaster valt als onpartijdige derde niks te verwijten en eiser zou zich daarom tot SPF Parasasa dan wel de notaris moeten wenden, die bevoegd zijn om de gewenste terugdraaiing c.q. het laten vervallen van de complexaanduiding te verzoeken en dat dan ook moet bekostigen. In ieder geval kan het Kadaster niet voor de kosten opdraaien, aldus steeds het Kadaster.
4.4.
Het betoog van het Kadaster kan aan toewijzing van de vordering niet in de weg staan. In het bijzonder gaat het beroep op artikel 5:111 sub c BW, op grond waarvan de akte van splitsing de kadastrale complexaanduiding dient te bevatten en waardoor het Kadaster zijns inziens terecht is overgegaan tot verwijdering uit zijn systeem van het perceel met meetbrief 63 van 2001, niet op. Dat het systeem van het Kadaster zodanig is ingericht dat het uitgeven van een complexaanduiding in het kader van een voorgenomen splitsing tot verval van de meetbrief van het oorspronkelijke perceel leidt, komt voor zijn eigen rekening en risico.
4.5.
De omstandigheid dat het mogelijk SPF Parasasa valt te verwijten dat de procedure om tot splitsing te komen is ingezet maar nooit is afgerond, kan uiteraard niet tot de conclusie leiden dat het Kadaster niet gehouden is tot redres van de toestand en [eiser] dan maar naar zijn verhaalsrecht moet fluiten.
4.6.
De vordering zal dus worden toegewezen, zoals hieronder in het dictum vermeld. Nu het Kadaster ter terechtzitting heeft laten weten een vonnis te zullen uitvoeren, zal het Gerecht geen dwangsom aan de veroordeling verbinden. Veder wordt een redelijke termijn gegund om het vonnis uit te voeren. Het Kadaster zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Deze worden tot op heden begroot op NAf 450,- aan griffierecht, NAf 251,50 aan oproepingskosten en
NAf 1000,- aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

Het Gerecht, recht doende in kort geding:
5.1.
beveelthet Kadaster om binnen een week na betekening van dit vonnis om het laten vervallen c.q. onzichtbaar maken in de registers van het perceel met meetbrief 63 van 2001 ongedaan te maken, althans de registers weer in overeenstemming te brengen met de huidige rechtstoestand (dus zonder splitsing), zodanig dat [eiser] zijn verhaalsrecht kan uitoefenen;
5.2.
veroordeeltgedaagde tot betaling van de proceskosten, tot op heden begroot op NAf 450,- aan griffierecht, NAf 251,50 aan oproepingskosten en NAf 1000,- aan gemachtigdensalaris;
5.3.
verklaartdit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst afhet meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. van der Bunt, rechter in het Gerecht in Eerste Aanleg, en op 29 mei 2019 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.