ECLI:NL:OGEAC:2019:159

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
3 april 2019
Publicatiedatum
13 augustus 2019
Zaaknummer
500.00400/18
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van cocaïne in Curaçao met aanzienlijke hoeveelheden en betrokkenheid van meerdere verdachten

Op 3 april 2019 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1981, die beschuldigd werd van het invoeren van ongeveer 347.900 gram cocaïne op 9 december 2018. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.N. Sulvaran, terwijl de officier van justitie, mr. R.A. Koert, een gevangenisstraf van zes jaren eiste. Tijdens de rechtszitting op 13 maart 2019 heeft de verdachte verklaard dat hij betrokken was bij het transport van de cocaïne, maar dat hij niet op de hoogte was van de illegale lading. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het Gerecht achtte de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig. Het Gerecht concludeerde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumlandsverordening 1960, en dat hij zich bewust was van de risico's van het transport van de drugs. De verdachte werd schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumlandsverordening en kreeg een gevangenisstraf van zes jaren opgelegd. Het vonnis benadrukte de ernst van de zaak, gezien de grote hoeveelheid cocaïne en de maatschappelijke impact van drugshandel.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00400/18

Uitspraak: 3 april 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.N. Sulvaran, advocate in Curaçao.
De officier van justitie, mr. R.A. Koert, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Subsidiair heeft ze een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat hij op of omstreeks
9 december 2018,althans op een tijdstip in of omstreeks de maand december 2018, in Curaçao, althans de territoriale zee van Curaçao, althans zeewaarts van Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft ingevoerd (daaronder begrepen “invoer” in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960) althans vervoerd, althans in zijn bezit en/of aanwezig heeft gehad ongeveer 347900 gram cocaïne,althans een hoeveelheid
cocaïne,althans van enige bereiding van
cocaïne,zijnde (een) middel(en) als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13).

(Artikel 3 jo 11-1 Opiumlandsverordening 1960)

Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
dat hij op
of omstreeks9 december 2018,althans op een tijdstip in of omstreeks de maand december 2018,in Curaçao,
althans de territoriale zee van Curaçao, althans zeewaarts van Curaçao,tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk
heeft ingevoerd(daaronder begrepen “invoer” in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960) althans vervoerd, althans in zijn bezit en/of aanwezig heeft gehadongeveer 347900 gramvan een materiaal bevattendecocaïne,althans een hoeveelheidcocaïne,althans van enige bereiding vancocaïne,zijnde
(een
)middel
(en)als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
1. Proces-verbaal van aanhouding (p. 1-3)
Op zondag 9 december 2018, omstreeks 16.35 uur, werden wij gemeld door het Hoofd steunpunt Curaçao Kapitein [kapitein] dat er een verdacht contact door de kustwacht patrouille vliegtuig genaamd DASH81 was aangetroffen aan de rand van de territoriale wateren van Curaçao met koers richting Curaçao.
Omstreeks 17.42 uur bevonden wij verbalisanten ons aan boord van de I-03 op een afstand van 1.6 mijl noordoosten van het contact, dat zich op dat moment 10.5 mijl zuiden van de ingang van Annabaai (…) bevond en volgens het RCC (Redding en Coördinatie Centrum op dat moment koers veranderde richting het zuiden.
We begonnen gelijk de achtervolging om te trachten het contact, dat tijdens achtervolging visueel voor ons werd, en een Eduardoño type vaartuig met 2 buitenboord motoren bleek te zijn, te stoppen. Tijdens de achtervolging met ondersteuning van de Dash die de gehele achtervolging boven ons en het vaartuig vloog, gaven wij luidkeels en gebruik makend van onze sirene en zwaailicht kenbaar dat wij van de Kustwacht waren en vorderden wij de bestuurder het vaartuig te stoppen. De bestuurder gaf geen gehoor aan onze vordering en bleef ontwijkend doorvaren met volle vaart. Doordat de bestuurder van het vaartuig geen gehoor gaf aan onze vordering, besloten we nadat de vlootoperator 2 waarschuwingsschoten in veilige richting met zijn dienstwapen Glock 17 had afgevuurd, over te gaan tot het afvuren van disabeling fire gericht op de buitenboordmotoren van het verdachte vaartuig met ons lange wapen genaamd SIG 552 5.56mm. Doordat het vaartuig wild manoeuvrerend met volle vaart door bleef varen en probeerde te vluchten bleven we op de motoren schieten tot dat er rook uit de buitenboordmotoren kwam en het vaartuig vaart verminderde om uiteindelijk te stoppen. Tijdens de achtervolging werden er door de opvarenden van het verdachte vaartuig wit verpakte balen over boord gegooid voordat het vaartuig door ons tot stilstand werd gebracht. Interceptie vond omstreeks 18.03 plaats (…) (Positie bevind zich 17.5 mijl zuiden van de ingang van Annabaai). Tijdens het slepen van het vaartuig richting Annabaai, begon deze water te maken en nagenoeg gelijk te zinken doordat de opvarenden zonder dat wij het gelijk door hadden de waterstop in het scheepsvlak van het vaartuig er uit hadden gehaald tijdens hun vluchtpoging.
De volgende verdachten werden door mij verbalisant [verbalisant 1]. omstreeks 18.05 uur volgens procedures aangehouden ter zake verdenking opium Landsverordening namelijk:
Naam: [MEDEVERDACHTE 1]
Voornamen: [voornaam medeverdachte 1]
Geboren: [geboortedatum] 1995
Naam: [MEDEVERDACHTE 2]
Voornamen: [voornaam medeverdachte 2]
Geboren: [geboortedatum] 1994
Naam: [MEDEVERDACHTE 3]
Voornamen: [voornaam medeverdachte 3]
Geboren: [geboortedatum] 1969
Naam: [VERDACHTE]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1981
Naam: [MEDEVERDACHTE 4]
Voornamen: [voornaam medeverdachte 4]
Geboren: [geboortedatum] 1975
De in het water gegooide balen werd door ons aan boord van de I-03 uit het water gehaald.
In beslag genomen spullen:
 In totaal hadden we 10 balen in het gebied aangetroffen en in beslag genomen.
Hierna zijn bovengenoemde verdachten onverwijld naar de steunpunt Curaçao overgebracht waar de 5 verdachten, de 10 balen en 1 zak (…) om 22.00 uur aan KPC-collega Hoofdagent [verbalisant 2] werden overgedragen ter voorgeleiding.
2. Proces-verbaal van overname verdachten [verdachte] (…) en de hoeveelheid in beslag genomen verdovende middelen (p. 4-7)
Op zondag 9 december 2018 omstreeks 22.00 uur heb ik, verbalisant, bij het steunpunt te Kustwacht te Parera overgenomen van het personeel van Kustwacht, vijf mannen (…) naar hun namen en verdere gegevens gevraagd opgaven te zijn genaamd:
Verdachte 1
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981 en wonende te [adres] in [woonplaats].
Verdachte 2
[medeverdachte 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995 en wonende te [adres] in [woonplaats].
Verdachte 3
[medeverdachte 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994 en wonende te [adres] in [woonplaats].
Verdachte 4
[medeverdachte 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969 en wonende te [woonplaats]. Juist adres is onbekend.
Verdachte 5
[medeverdachte 4], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975 en wonende te [adres] in [woonplaats].
Tevens heb ik, verbalisant, van het personeel van de Kustwacht, 10 (tien) balen inhoudende in totaal 295 (tweehonderdvijf en negentig) pakken, elk inhoudende een hoeveelheid samengeperste witachtig poeder overgenomen die door het personeel van de Kustwacht werden aangetroffen.
3. Proces-verbaal van weging, testen en opsturen van monsters naar het laboratorium (p. 8-9)
Bij weging van de 10 (tien) in beslag genomen balen inhoudende totaal 295 (tweehonderdvijf en negentig) van plastic bewerkte pakken, elk inhoudende een hoeveelheid samengeperste witachtige poeder die door het personeel van de Kustwacht Caribisch gebied in beslag werden genomen, bleken dezen een gezamenlijk brutogewicht van 347900 gram te hebben.
Testen
Bij de door ons gebruikte Narcoticatest (“Scott Reagent Modified”) waarmede wij de geringe hoeveelheden witachtige poeder testen op de aanwezigheid van cocaïne, trad een positieve kleurreactie op, zodat aangenomen mocht worden, dat de geteste hoeveelheden witachtige poeder vermoedelijk cocaïne betrof (…).
Nadien werd door mij verbalisant vanuit tien van de reeds omschreven pakken inhoudende samengeperst witachtig poeder afzonderlijk een geringe hoeveelheid witachtig poeder als monster genomen en deze in tien afzonderlijke plastic potjes met dopjes voorzien van het opschrift nummer 118/2018 code II-B-1 tot en met II-B-10 gedaan. Bedoelde potjes met inhoud werden in een verzegeld enveloppe op 10 december 2018 ter beschikking gesteld aan het ADC.
4. Proces-verbaal van bevinding bij voorgeleiding [medeverdachte 1] (p. 23-25)
De verdachte heeft mij verbalisant verklaard dat hij het hem verweten strafbare feit wel heeft gepleegd. “We moesten een partij cocaïne aan een mij onbekende persoon leveren. Ik werd als helper aangewezen.”
5. Proces-verbaal van bevinding bij voorgeleiding [medeverdachte 2] (p. 35-37)
De verdachte heeft mij verbalisant verklaard dat hij het hem verweten strafbare feit wel heeft gepleegd. “We hadden een partij cocaïne aan boord die we aan iemand moesten leveren. We zouden hiervoor betaald worden.”
6. Proces-verbaal van bevinding bij voorgeleiding [verdachte] (p. 46-47)
De verdachte heeft mij verbalisant verklaard dat hij het hem verweten strafbare feit wel heeft gepleegd. “Ik werd 10.000.000 Colombiaanse pesos aangeboden om iets te transporteren. Ik had uiteraard het vermoeden dat het om drugs ging. De drugs moesten wij aan iemand leveren.
7. Proces-verbaal van verdachtenverhoor [verdachte] (p. 52-56)
Toen ik in Guajira bij de boot was aangekomen, was de boot al klaar om te vertrekken. Ik werd door een zekere man bijgenaamd [persoon 1] benaderd om de tocht samen met de anderen te doen. Ik werd op de hoogte gesteld dat er iets bedekt aan boord is. Ik ben benaderd om de anderen te helpen met het varen. Doordat we achtervolgd werden door een andere boot en door het gewicht waren we genoodzaakt de ballen overboord te gooien. Volgens mij had een van de andere vier jongens die aan boord zaten via een mobiele telefoon contact moeten nemen met iemand. Bij mijn terugkomst in Guajira zou ik tien miljoen pesos in ontvangst krijgen.
8. Proces-verbaal van verdachtenverhoor [medeverdachte 1] (p. 72-75)
VV: Hoeveel geld werd je aangeboden om de overtocht te maken?
AV: Ik zou ongeveer $ 900 ontvangen voor het transport van de boot (La Lancha).
9. Proces-verbaal van verdachtenverhoor [verdachte] (p. 80-82)
VV: De in beslaggenomen partij verdovende middelen bleken 10 balen inhoudende 295 pakken inhoudende 347.900 gram cocaïne te zijn. hoe is het mogelijk dat je in een boot stapt met zoveel verdovende middelen?
AV: Ik wist wel dat het om iets illegaals ging.
10. Proces-verbaal van verdachtenverhoor [medeverdachte 4] (p. 83-86)
VV: Wat is er gebeurd met bedoelde pakken cocaïne op het moment dat jullie door de kustwacht werden benaderd?
AV: Door vrees dat de kustwacht bedoelde cocaïne daar op de boot zou treffen, hebben we ze overboord gegooid.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs op de boot. Dat de verdachte in de veronderstelling was dat de boot van Colombia naar Caracas getransporteerd moest worden.
Het Gerecht overweegt als volgt.
De verklaring van verdachte dat hij niet zou weten dat er drugs aan boord van de boot waren acht het Gerecht niet geloofwaardig. Het Gerecht acht het niet aannemelijk dat bij een dergelijk illegaal transport, waarbij het gaat om een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen met een hoge straatwaarde, het risico wordt genomen een onschuldige buitenstaander en mogelijke getuige à charge mee te nemen. Daar komt bij dat verdachte blijkens zijn verklaring een aanzienlijke beloning zou ontvangen voor zijn bijdrage, dat hij wist dat er een lading aan boord was en dat hij ‘uiteraard’ vermoedde dat het om cocaïne ging. In samenhang met het feit van algemene bekendheid dat cocaïne regelmatig op de in dit geval gebruikte wijze wordt vervoerd over zee, komt het Gerecht tot het oordeel dat de verdachte minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de pakketten die op het schip werden gebracht, cocaïne bevatten. Hij heeft ook niet het verweer gevoerd dat hij dacht de balen iets anders bevatten.
Bij het bewijs betrekt het Gerecht ook het feit dat de boot op de vlucht is geslagen voor de Kustwacht, nadat die zich als zodanig had geïdentificeerd. De Kustwacht heeft, na waarschuwingsschoten, de boot met scherpe munitie geraakt en zelfs dit bracht de boot niet tot stilstand. In plaats daarvan probeerde de bemanning zich van de drugs te ontdoen door deze overboord te gooien. Dit alles bevestigt dat de verdachten zich van de aanwezigheid van contrabande aan boord bewust waren.
De in beslag genomen balen zijn bemonsterd en aan het laboratorium aangeboden voor onderzoek naar de aard van de stof. In het dossier ontbreekt het resultaat van dit onderzoek. Dit staat echter naar het oordeel van het Gerecht niet in de weg aan een bewezenverklaring. De bewijsmiddelen dragen, in samenhang bezien, het oordeel dat de stof een materiaal bevattende cocaïne betreft. Daarbij wijst het Gerecht op de positieve ‘sneltest’, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, de verklaring van verschillende verdachten dat het om cocaïne gaat en het uitblijven van een verweer terzake.
Opmerking verdient dat de boot door de Kustwacht is gezien in de territoriale wateren van Curaçao. Daarmee is sprake van een voltooide invoer van de op de boot aanwezige cocaïne in Curaçao.
Hetgeen overigens door de verdediging is aangevoerd, leidt niet tot andere oordelen dan hier gegeven. Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 3 juncto artikel 11 van de Opiumlandsverordening 1960. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, lid 1, onder A, van de Opiumlandsverordening 1960.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Het Gerecht overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk invoeren van een grote hoeveelheid cocaïne. Cocaïne is een stof die zeer schadelijk is voor de gezondheid van personen en die verstrekkende gevolgen kan hebben voor de gebruikers daarvan en voor de maatschappij. De ingevoerde hoeveelheid van ruim 347 kilogram is dermate groot dat deze partij bestemd moet zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaat gepaard met veel andere vormen van criminaliteit en vormt dus een groot maatschappelijk probleem. De verdachte heeft met zijn handelen hieraan bijgedragen. Ter bestrijding van harddrugsverslaving en ter voorkoming en bestrijding van illegale harddrugshandel dient de invoer van cocaïne streng te worden bestraft. Met handel in verdovende middelen wordt veel geld verdiend. De verdachte heeft zich kennelijk uitsluitend laten leiden door het oogmerk van persoonlijk financieel gewin. Het betreft derhalve een ernstig feit.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, als hiervoor omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
6 (zes) jaren;
- beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters, bijgestaan door
mr. S.M. La Croes-Virginia, (zittingsgriffier), en op 3 april 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao (Divisie Georganiseerde Criminaliteit) d.d. 7 februari 2019, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 17/19 NBD/DGC en de onderzoeksnaam “Anna”.