Hier volgt een voice bericht tussen [persoon 1] (A) en [getuige] (B).
Audio gesprek tussen twee personen.
A: Vrouwen stem wordt "Tante" genoemd.
B: Mannen stem van persoon genaamd [getuige]
A: [getuige] hoe gaat het?
A: Weet je, Ik heb veel pijn als moeder, alsjeblief.
A: Het vuurwapen Is van [bijnaam medeverdachte], waarom neem [bijnaam medeverdachte] zelf zijn ding.
B: Tante ik ging in een gescheiden politie auto, zijn gingen In die van hun. [bijnaam medeverdachte] heeft uitgelegd dat [bijnaam verdachte]. [bijnaam medeverdachte] heeft aan [bijnaam verdachte] uitgelegd eheh goed, ding is verkeerd gegaan. [bijnaam verdachte] heeft aan [bijnaam medeverdachte] gezegd nee ga naar huis je heb een kind, ik kom zo meteen op straat. Begrijpt u tante, ze hebben mij in een politie auto gezet, [bijnaam verdachte] gezet In een politie auto, [bijnaam medeverdachte] gezet in een politie auto. Ik was er niet, ik was er niet, ik was er gisteren 's nachts, ik was er, ik was aangekomen ze had Pipa in de auto, ik ging, we gingen heen en terug. We gingen naar twee meisjes kijken cm terug te komen. Een ding kan mijn fout zijn tante, dank zij mij, gingen wij weg van waar we waren. Enige plaats waar ik me schuldig voelt. Ik heb twee vriendinnen ge-app. We gingen twee vriendinnen van mij ophalen. Dat ik en [bijnaam verdachte] gaan zoeken om naar het strand soms te gaan. Toen wij rijden terug kwamen, hebben de politie controle verricht, hebben ze het gekregen. [bijnaam verdachte] zij; hehe we zijn erin. We gingen naar de Politie bureau, daar gingen wij binnen zitten discussieren wat gaat gebeuren. Dan zij ik tegen [bijnaam verdachte], nee je kunt die niet nemen. [bijnaam verdachte] bleef nadenken zij of kan jij het nemen, ik zij: "Ik kan het wel nemen". [bijnaam verdachte] zij nee, je werkt hier buiten, je werkt poke, dit en dat we hebben zitten nadenken en later hij zij: "nee ik neem het". Later toen hij beseft dat hij met de Fiscaal aan het spreken was, zij hij tegen de Fiscaal " van mij is het vuurwapen laat deze de mannen naar huls gaan. Zo is het gebeurd. Dan gingen zij [bijnaam medeverdachte] huis fouilleren. Herinner Tante dat zij naar het huis van [bijnaam medeverdachte] gingen, de dag 's morgens alle dingen zoeken. Ze hebben ons dan gehouden tot de volgende dag ongeveer rond 12 uur. We zijn op straat gestapt, toen we zijn uitgekomen ging ik naar huls. [bijnaam medeverdachte] kwam naar huis baden etc. Toen kreeg hij te weten.
A: Het vuurwapen van wie is het?
B: [bijnaam medeverdachte]
A: Het vuurwapen is van [bijnaam medeverdachte]?
B: Uhm. Denk Tante dat het van mij is?
A: En, want Ik vind dit heel onrechtvaardig, want waarom is het vuurwapen van [bijnaam medeverdachte] en [verdachte] moet ermee draag, [verdachte] heeft een zacht hart ik weet het. Maar als het vuurwapen van [bijnaam medeverdachte] Is, waarom moet [verdachte] ermee dragen.
B: Ja, ook no, ook ben boos met de situatie, iedereen Is boos met de situatie. Een ding zeggen ze [bijnaam medeverdachte] dat de tijd is dat hlj moet beginnen zelf achter zijn dingen te staan. (wordt onderbroken door A).
A: Ja hij moet zelf achter zijn dingen staan toch?
B; Uhm. We zijn boos met de situatie. We hebben veel dingen genomen....
Onverstaanbaar (onderbroken door A)
A: Maar [getuige] ik wil dat we [bijnaam medeverdachte] gaan inleveren.
B; Het gaat niet zo zo, [bijnaam verdachte] moet met [bijnaam medeverdachte] praten. We wachten op [bijnaam verdachte] oproep al dagen. Heeft [bijnaam verdachte] dat gezegd.
A: Is [bijnaam medeverdachte] bereid zijn ding zelf te nemen? Neemt hij het?
B: Ja, ja hij neemt het, vertrouw me. Hij neemt het.
A; Want [verdachte] kan zijn toekomst niet verloren om de reden van [bijnaam medeverdachte] zeker niet. [bijnaam medeverdachte] moet zijn ding nemen.