ECLI:NL:OGEAC:2019:165

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
5 juli 2019
Publicatiedatum
14 augustus 2019
Zaaknummer
500.00168/19
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van vuurwapenbezit in Curaçao met betrekking tot een pistool en munitie

Op 5 juli 2019 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1998 en thans gedetineerd. De zaak betreft het bezit van een vuurwapen, een pistool van het merk Pietro Beretta, en munitie, dat op 31 maart 2019 in Curaçao werd aangetroffen. Tijdens de openbare terechtzitting op 14 juni 2019 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. O. Lodowica. De officier van justitie, mr. E.V.A. Bos, eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte.

De tenlastelegging omvatte het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Na het onderzoek heeft het Gerecht bewezen verklaard dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, waarbij het Gerecht de verklaringen van medeverdachten en getuigen heeft gewogen. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

Het Gerecht heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van voorarrest. De uitspraak is gedaan door rechter mr. D. Gruijters, bijgestaan door zittingsgriffier E. Curiel, en is openbaar uitgesproken. De zaak is geregistreerd onder het dossiernummer 20190527.0930.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00168/19

Uitspraak: 5 juli 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. O. Lodowica, advocaat in Curaçao.
De officier van justitie, mr. E.V.A. Bos, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat hij op of omstreeks 31 maart 2019 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een pistool (van het merk Pietro Baretta; serienummer [wapennummer]; kaliber .25), in elk geval een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en/of 4, in elk geval een of meerdere (scherpe) patronen (van het kaliber .25 Auto), in elk geval munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 voorhanden heeft gehad;
(artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenverordening 1930)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
dat hij op
of omstreeks31 maart 2019 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleeneen pistool
(van het merk Pietro Baretta; serienummer [wapennummer]; kaliber .25
), in elk geval een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930en
/of4,
in elk geval een of meerdere (scherpe
)patronen
(van het kaliber .25 Auto
), in elk geval munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930voorhanden heeft gehad;
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1] De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
1. Proces-verbaal van aanhouding, p. 1-3, d.d. 31 maart 2019, voor zover inhoudende:
Op zondag 31 maart 2019 surveilleerden wij verbalisanten op de Breedestraat Otrabanda ter hoogte van Hotel Estoril. Op de voornoemde weg zagen wij een auto waarvan de portieren openstonden die midden op de openbare weg geparkeerd stond. Om de auto zagen wij drie voor ons onbekende mannen. De mannen gaven desgevraagd op te zijn genaamd: [medeverdachte], geboren op [geboortedatum] 2000, [getuige], geboren op [geboortedatum] 1999 en [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1998. Tijdens de controle in het voertuig trof ik verbalisant in de center console aan de mede-inzittende naast de bestuurder een zwarte kleur vuistvuurwapen van het merk P-Beretta aan. Het vuurwapen werd in beslag genomen. De verdachten werden aangehouden.
2Een ander geschrift, Aanbiedingsbrief vuurwapens en/of munitie, p. 13, d.d. 31 maart 2019, voor zover inhoudende:
31 maart 2019 Breedestraat Otrabanda Hotel Estoril. Verdachte: [medeverdachte]. Pistool, semi-automatisch, Pietro Beretta serienummer [wapennummer] Kaliber .25, Munitie 4 Kaliber .25 auto.
3Proces-verbaal, p. 38-42, d.d. 16 april 2019, voor zover inhoudende:
Hier volgt een voice bericht tussen [persoon 1] (A) en [getuige] (B).
Audio gesprek tussen twee personen.
A: Vrouwen stem wordt "Tante" genoemd.
B: Mannen stem van persoon genaamd [getuige]
A: [getuige] hoe gaat het?
A: Weet je, Ik heb veel pijn als moeder, alsjeblief.
A: Het vuurwapen Is van [bijnaam verdachte], waarom neem [bijnaam verdachte] zelf zijn ding.
B: Tante ik ging in een gescheiden politie auto, zijn gingen In die van hun. [bijnaam verdachte] heeft uitgelegd dat [bijnaam medeverdachte]. [bijnaam verdachte] heeft aan [bijnaam medeverdachte] uitgelegd eheh goed, ding is verkeerd gegaan. [bijnaam medeverdachte] heeft aan [bijnaam verdachte] gezegd nee ga naar huis je heb een kind, ik kom zo meteen op straat. Begrijpt u tante, ze hebben mij in een politie auto gezet, [bijnaam medeverdachte] gezet In een politie auto, [bijnaam verdachte] gezet in een politie auto. Ik was er niet, ik was er niet, ik was er gisteren 's nachts, ik was er, ik was aangekomen ze had Pipo in de auto, ik ging, we gingen heen en terug. We gingen naar twee meisjes kijken cm terug te komen. Een ding kan mijn fout zijn tante, dank zij mij, gingen wij weg van waar we waren. Enige plaats waar ik me schuldig voelt. Ik heb twee vriendinnen ge-app. We gingen twee vriendinnen van mij ophalen. Dat ik en [bijnaam medeverdachte] gaan zoeken om naar het strand soms te gaan. Toen wij rijden terug kwamen, hebben de politie controle verricht, hebben ze het gekregen. [bijnaam medeverdachte] zij; hehe we zijn erin. We gingen naar de Politie bureau, daar gingen wij binnen zitten discussieren wat gaat gebeuren. Dan zij ik tegen [bijnaam medeverdachte], nee je kunt die niet nemen. [bijnaam medeverdachte] bleef nadenken zij of kan jij het nemen, ik zij: "Ik kan het wel nemen". [bijnaam medeverdachte] zij nee, je werkt hier buiten, je werkt poke, dit en dat we hebben zitten nadenken en later hij zij: "nee ik neem het". Later toen hij beseft dat hij met de Fiscaal aan het spreken was, zij hij tegen de Fiscaal " van mij is het vuurwapen laat deze de mannen naar huls gaan. Zo is het gebeurd. Dan gingen zij [bijnaam verdachte] huis fouilleren. Herinner Tante dat zij naar het huis van [bijnaam verdachte] gingen, de dag's morgens alle dingen zoeken. Ze hebben ons dan gehouden tot de volgende dag ongeveer rond 12 uur. We zijn op straat gestapt, toen we zijn uitgekomen ging ik naar huls. [bijnaam verdachte] kwam naar huis baden etc. Toen kreeg hij te weten.
A: Het vuurwapen van wie is het?
B: [bijnaam verdachte]
A: Het vuurwapen is van [bijnaam verdachte]?
B: Uhm. Denk Tante dat het van mij is?
A: En, want Ik vind dit heel onrechtvaardig, want waarom is het vuurwapen van [bijnaam verdachte] en [medeverdachte] moet ermee draag, [medeverdachte] heeft een zacht hart ik weet het. Maar als het vuurwapen van [bijnaam verdachte] Is, waarom moet [medeverdachte] ermee dragen.
B: Ja, ook no, ook ben boos met de situatie, iedereen Is boos met de situatie. Een ding zeggen ze [bijnaam verdachte] dat de tijd is dat hlj moet beginnen zelf achter zijn dingen te staan. (wordt onderbroken door A).
A: Ja hij moet zelf achter zijn dingen staan toch?
B; Uhm. We zijn boos met de situatie. We hebben veel dingen genomen....
Onverstaanbaar (onderbroken door A)
A: Maar [getuige] ik wil dat we [bijnaam verdachte] gaan inleveren.
B; Het gaat niet zo zo, [bijnaam medeverdachte] moet met [bijnaam verdachte] praten. We wachten op [bijnaam medeverdachte] oproep al dagen. Heeft [bijnaam medeverdachte] dat gezegd.
A: Is [bijnaam verdachte] bereid zijn ding zelf te nemen? Neemt hij het?
B: Ja, ja hij neemt het, vertrouw me. Hij neemt het.
A; Want [medeverdachte] kan zijn toekomst niet verloren om de reden van [bijnaam verdachte] zeker niet. [bijnaam verdachte] moet zijn ding nemen.
4.Proces-verbaal van verdachtenverhoor, p. 43-46, d.d. 25 april 2019, voor zover inhoudend, als verklaring van verdachte [medeverdachte]:
Het vuurwapen die in mijn auto werd aangetroffen is niet van mij. Het behoord aan [bijnaam verdachte]. [bijnaam verdachte] is een van de jongens die samen met mij werd aangehouden op zondag 30 maart 2019. Nadat wij aangehouden werden door de politie, werden wij overgebracht naar Rio Canario en daar opgesloten in een cel. Hierbij begon [bijnaam verdachte] tegen mij te zeggen dat het "pipa" (vuurwapen) in mijn auto werd gevonden en dat ik het vuurwapen op mij moest nemen. Op het moment dat ik naar de Hulp officier voor voorgeleiding ging had ik eerst verklaard dat Ik niets van weet. Vervolgens gingen wij weer de cel in en begon [bijnaam verdachte] weer aan mij te vragen of ik het zal op mij nemen en dat hij een kind heeft. Toen had ik ingestemd. In de nacht dat ik samen met "[bijnaam verdachte]" en "[getuige]" werden aangehouden, gingen ik en [getuige] "[bijnaam verdachte]" bij Hotel Estoril te Otrabanda af zetten daar hij bij een vriendin bij Estoril moest gaan bezoeken. Op dat moment had "[bijnaam verdachte]" zijn vuurwapen aan mij gegeven om deze in de auto voor hem te bewaren. Hierna ging ik samen met "[getuige]" naar twee meiden te Mahuma. Vervolgens kwamen "[getuige]" en Ik bij Hotel Estoril terug om naar "[bijnaam verdachte]" en drie meiden te gaan. Plotseling kwam de politie aan en ging in mijn auto doorzoeken en vond het vuurwapen en hierna werden wij drieën aangehouden. Ik stond beneden en "[bijnaam verdachte]" had het vuurwapen via het balkon van de eerste verdieping naar mij gegooid. Ik had "[bijnaam verdachte]" een dag eerder dus zaterdag met het vuurwapen gezien. Het vuurwapen is het zelfde dat in mijn auto werd gevonden op de dag dat ik aangehouden werd.
5.Proces-verbaal van in beslag genomen vuurwapen, los opgenomen, d.d. 13 juni 2019, voor zover inhoudende:
De navolgende personen zijn als verdachte aangemerkt: [medeverdachte] en [verdachte]. Het in beslag genomen pistool is van het merk Pietro Beretta en een bijbehorende patroonhouder met vier (4) scherpe patronen van het kaliber .25 auto. Het voor onderzoek aangeboden pistool is een vuurwapen in de zin van de vuurwapenverordening 1930. De voor onderzoek aangeboden scherpe patronen zijn munitie in de zin van de vuurwapenverordening 1930. Het pistool kan worden gebruikt voor bedreiging of afdreiging.
6.De getuigenverklaring, afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 juni 2019, door medeverdachte [medeverdachte], voor zover inhoudende:
Wat ik in mijn derde verklaring als verdachte bij de politie op 25 april 2019 heb gezegd is de waarheid. Het vuurwapen is van verdachte [verdachte], bijgenaamd [bijnaam verdachte].
Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. De belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte] is ongeloofwaardig en ook overigens is er onvoldoende bewijs om de verklaring van verdachte, dat hij niets van het vuurwapen afwist, te weerleggen, aldus de raadsvrouw.
Het Gerecht verwerpt het verweer. Naar het oordeel van het Gerecht is de derde verklaring van [medeverdachte], waarin hij verdachte aanwijst als de eigenaar van het vuurwapen, wel degelijk geloofwaardig. Zoals wordt bevestigd door het telefoongesprek tussen ooggetuige [getuige] en de moeder van [medeverdachte], heeft [medeverdachte] aanvankelijk geprobeerd om de verantwoordelijkheid voor het wapen op zich te nemen en om verdachte aldus uit de wind te houden. Ter terechtzitting heeft [medeverdachte] onder ede als getuige bevestigd dat het zo is gegaan. Het Gerecht ziet geen reden om aan te nemen dat [medeverdachte] verdachte ten onrechte beschuldigt, mede gezien het feit dat hem is voorgehouden dat die verklaring hem zelf niet vrijpleit.
Uitgaande van de verklaring van [medeverdachte] ter terechtzitting acht het Gerecht bewezen dat verdachte zich, als eigenaar, volledig bewust was van de aanwezigheid van het vuurwapen in de auto, dat hij daarover macht kon uitoefenen en ook heeft uitgeoefend. De verdachte heeft het vuurwapen aldus in bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachten voorhanden gehad. Het tenlastegelegde medeplegen van vuurwapenbezit kan derhalve wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Meer in het bijzonder heeft het Gerecht daarbij het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van een illegaal vuurwapen. Vuurwapenbezit dient, gelet op de vele vormen van criminaliteit die daarmee gepaard gaan, krachtig bestreden te worden. In strafverzwarende zin betrekt het Gerecht dat verdachte gelet op zijn ontkennende proceshouding geen inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn handelen. Daarnaast weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte nog kort geleden voor een soortgelijk feit tot een vrijheidsbenemede straf is veroordeeld.
Voor de strafmaat heeft het Gerecht aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk worden opgelegd voor recidive bij het bezit van een geladen vuurwapen in een auto. In strafverminderende zin betrekt het Gerecht dat het betreffende vuurwapen niet deugdelijk was.
Slechts een vrijheidsbenemende straf van aanmerkelijke duur doet recht aan de ernst van het feit. Alles afwegende acht het Gerecht een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op het reeds aangehaalde artikel, gegrond op de artikelen 1:123 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Vuurwapenverordening 1930.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, als hiervoor omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van
20 (TWINTIG) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters, bijgestaan door E. Curiel, (zittingsgriffier), en op 5 juli 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal van het Korps Politie Curaçao en overige geschriften, geregistreerd onder het dossiernummer 20190527.0930 en de onderzoeksnaam “[medeverdachte 1]”.