ECLI:NL:OGEAC:2019:166

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
14 augustus 2019
Zaaknummer
500.00261/ 18
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van doodslag en vuurwapenbezit tijdens overval op Chi Chi Minimarket

Op 20 maart 2019 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De zaak betreft een overval op de Chi Chi Minimarket op 5 oktober 2017, waarbij het echtpaar [achternaam slachtoffer] werd verrast door drie gemaskerde mannen. Tijdens de overval werd de heer [slachtoffer 1] dodelijk verwond door een schot, terwijl hij zijn vrouw probeerde te verdedigen met een vuurwapen. De verdachte werd herkend op camerabeelden en door een anonieme getuige, die verklaarde dat hij de verdachte op de beelden had herkend aan zijn lichamelijke kenmerken.

De verdachte ontkende aanvankelijk betrokkenheid, maar bekende later onder druk van de politie. Het Gerecht oordeelde dat de bekentenis, ondanks de ontkenning van de verdachte, geloofwaardig was en dat er voldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 jaar geëist, maar het Gerecht legde een gevangenisstraf van 16 jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en hun families.

Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde] voor materiële schade, terwijl de vordering tot immateriële schade werd afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing. Het Gerecht legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij de verdachte verplicht werd tot betaling aan het Land, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00261/18
Uitspraak: 20 maart 2019 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.B.S. Loth, advocaat in Curaçao.
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding, daarbij bijgestaan door mr. S.C. Larmonie, advocaat in Curaçao.
De officier van justitie, mr. C.H. Hato-Willems, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 primair impliciet subsidiair (medeplegen doodslag) en 2 (vuurwapenbezit) ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien jaren, met aftrek van voorarrest.
Haar vordering behelst voorts de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] tot een bedrag van NAf. 50.000,00 aan materiële en immateriële schade en de oplegging van een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partijen heeft de raadsman verweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
FEIT 1:
PRIMAIR: MOORD C.Q. DOODSLAG
dat hij op of omstreeks 5 oktober 2017, althans in of omstreeks de maand oktober 2017 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan niet - met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen één of meerdere schoten gelost op die [slachtoffer 1], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
(artikel 2:262/259 Wetboek van Strafrecht)
SUBSIDIAIR:
POGING DIEFSTAL MET GEWELD DE DOOD TEN GEVOLGE HEBBENDE
dat hij op of omstreeks 5 oktober 2017, althans in of omstreeks de maand oktober 2017 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen/geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [benadeelde] en/of Chi Chi Minimarket, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [benadeelde], met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met één of meer van zijn mededader(s), althans alleen
 die [slachtoffer 1] en/of [benadeelde] hebben opgewacht en/of,
 met gemaskerd(e) en/of bedekte gezicht(en) op die [benadeelde] zijn afgegaan (toen zij de poort wilde dicht doen) en/of,
 zijn hand op de mond van die [benadeelde] heeft geplaatst (toen ze begon te schreeuwen) en/of,
 die [benadeelde] (met kracht) aan haar lichaam vast te houden en/of,
 (vervolgens) één of meerdere schoten af te lossen op en/of in de richting van die [slachtoffer 1], van welke schoten hij kwam te overlijden;
(artikel 2:291 lid 1/2/3 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht)
FEIT 2: VUURWAPEN BEZIT
dat hij op of omstreeks 5 oktober 2017, althans in of omstreeks de maand oktober 2017, in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer vuurwapen(s), in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad;
(artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenverordening 1930)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Partiële vrijspraak
Het Gerecht acht – met de officier van justitie en de verdediging - niet wettig en overtuigend bewezen dat is gehandeld met voorbedachte raad, zodat de verdachte zal worden vrijgesproken van de hem (primair, impliciet primair) ten laste gelegde poging tot moord.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair (impliciet subsidiair) en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
Feit 1 primair:
dat hij op
of omstreeks5 oktober 2017,
althans in of omstreeks de maand oktober 2017 te Curaçao, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen, opzettelijk
en - al dan niet - met voorbedachten rade [slachtoffer 1][slachtoffer 1]van het leven heeft beroofd, immers heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededader(s)met dat opzet
en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg,met een vuurwapen één
of meerdereschot
engelost op die
[slachtoffer 1][slachtoffer 1], tengevolge waarvan voornoemde
[slachtoffer 1][slachtoffer 1]is overleden;
subsidiair
dat hij op of omstreeks 5 oktober 2017, althans in of omstreeks de maand oktober 2017 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen/geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [benadeelde] en/of Chi Chi Minimarket, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [benadeelde], met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met één of meer van zijn mededader(s), althans alleen
 die [slachtoffer 1] en/of [benadeelde] hebben opgewacht en/of,
 met gemaskerd(e) en/of bedekte gezicht(en) op die [benadeelde] zijn afgegaan (toen zij de poort wilde dicht doen) en/of,
 zijn hand op de mond van die [benadeelde] heeft geplaatst (toen ze begon te schreeuwen) en/of,
 die [benadeelde] (met kracht) aan haar lichaam vast te houden en/of,
 (vervolgens) één of meerdere schoten af te lossen op en/of in de richting van die [slachtoffer 1], van welke schoten hij kwam te overlijden;
Feit 2
dat hij op
of omstreeks5 oktober 2017,
althans in of omstreeks de maand oktober 2017,in Curaçao, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen, één
of meervuurwapen
(s), in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en
/ofmunitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad;
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1] De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.

1.Proces-verbaal van bevinding d.d. 9 oktober 2017 (p. 33-34)

Op 5 oktober 2018 omstreeks 1.05 uur werden wij verbalisanten gedirigeerd naar de Chi Chi minimarket te Rooi Santu. Ter plaatse aangekomen werden wij, verbalisanten, benaderd door een vrouw genaamd: [benadeelde] was zeer hysterisch en kon niet goed communiceren met ons, verbalisanten. Aldaar was ook een hysterisch meisje genaamd: [dochter van slachtoffer 1], die later bleek de dochter van het slachtoffer te zijn. [BENADEELDE] wees ons, verbalisanten, een voor ons onbekende man aan, die later bleek te zijn: [slachtoffer 1] geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats], wonende te [adres 1]. Bedoeld man lag op zijn buik op de grond in een plas bloed en gaf geen teken van leven. Door een klein onderzoek, dat verricht werd door ons, verbalisanten en de patrouille van Wijkteam Punda, bestaande uit de collega’s [VERBALISANT 1] en [VERBALISANT 2], werd op een onverharde pad ten westen van Chi Chi Minimarket leidende naar een struikgewas, een tweede slachtoffer, zijnde een manspersoon, aangetroffen. Deze voor ons onbekende man lag op zijn rug op de grond en gaf geen teken van leven. Wij zagen dat het gezicht van bedoeld tweede slachtoffer met een masker afgedekt was, tevens had hij ook handschoenen aan”.

2.Proces-verbaal van lijkherkenning (p. 37-38)

Op 5 oktober 2017, omstreeks 01.02.00 uur, vond er een poging tot een roofoverval plaats te [adres 1] (Chichi Minimarket) alwaar de eigenaar van voormeld Minimarket één van de daders dood had geschoten.
Voormeld eigenaar werd ook door één van de daders doodgeschoten.
In verband daarmede werd op 10 oktober 2017, omstreeks 14.15 uur bij het lijkenhuis van de A.D.C., een lijkherkenning gedaan met de vrouw en een lid van de Aziatische gemeente, respectievelijk genaamd [benadeelde], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974 en wonende te [adres 1] en [slachtoffer 2], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972 en wonende te [adres 2]. Zij herkenden het aan hen getoonde lijk als die van haar echtgenoot en die van zijn verenigingslid in leven genaamd [slachtoffer 1], geboren in [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1971 en gewoond hebbende op het adres [adres 1].

3.Proces-verbaal van forensisch technisch onderzoek p. 50-70)

Uit het rapport Forensisch Onderzoek blijkt dat er:
“- Naast of ten oosten van de geparkeerde auto op de parkeerruimte lag het levenloos lichaam van het slachtoffer [slachtoffer 1], geboren [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971. (…) Aan de linkerwang en net onder het linkeroog was er een inschotverwonding zichtbaar”.
Het Forensisch Team concludeert (voorlopig) als volgt:
“ - Op donderdag 5 oktober 2017, het echtpaar [slachtoffer 1] bij hun thuiskomst overvallen werden door enkele mannen. Zeer waarschijnlijk werd tijdens deze overval één schot in de lucht gelost door de verdachte die het pistool hanteerde. Deze stelling is onderbouwd doordat er geen kogelinslagen in de muur of aan de zuidelijke kant werd aangetroffen en tevens gelet op de ligging van de patroonhulzen 3 en 4.
- Het slachtoffer [slachtoffer 1] reageerde door een pistool tevoorschijn te halen en schoot gericht op een van de verdachten. Deze kogel trof de verdachte [medeverdachte 1] waarna hij na enkele meters levenloos op de grond viel. Gezien het feit dat het pistool (Bryco Arms van het kaliber 9mm Luger) dat [slachtoffer 1] hanteerde patroonhulzen aan de rechterkant uitwerpt is het meest aannemelijk dat de patroonhuls aangetroffen bij de bankschroef afkomstig is uit het pistool.
- De verdachte die het pistool hanteerde schoot hierna gericht op het slachtoffer [slachtoffer 1]. Deze kogel trof hem dodelijk aan de linkerkant van zijn gezicht.
- De patroonhulzen van het kaliber 9mm Luger genummerd met 3 en 4 zijn waarschijnlijk afkomstig uit het pistool dat de verdachte (schutter) hanteerde”.

4.Ander geschrift, autopsie-rapport (p. 41-49)

[slachtoffer 1] has been a 46 years old Chinese male who was shot on 05.10.2017, ca. 01.00 next to his house during a robbery. He was found dead between the house (minimarket) and his car. (…) 1 gunshot wound (entry wound) can be found on the body: “A”: Left face, above the middle of the left zygomatic bone, in a height from ground of 155 cm and in a distance of 6 cm left from the middle, round-oval, diameter of 0.6 cm. Not adaptable, contusion ring of ca. 0.5 cm. Entry wound. There is no gunpowder tattooing visible in this area. 1 projectile (“bullet”) can be found: Projectile (“Bullet 1”) inside the back part of the neck, palpable below the skin in the midline and in a height from ground of 147 cm.. Cause of death: central paralysis due to a laceration of the upper spinal cord by a gunshot. Manner of death: non-natural, homicide.

5.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde] (p. 35-36)

Op donderdag, 5 oktober 2017, omstreeks 12.55 uur toen wij terug thuis kwam, stapte ik uit de auto en ging de tuinpoort open doen zodat [slachtoffer 1] de auto op het erf kon parkeren. Toen ik de tuinpoort dicht wilde doen, werd ik door twee (2) mannen aangevallen. Ik begon te schreeuwen en een van de mannen had zijn hand voor mijn mond geplaats. Hij hield mij hard vast. Vervolgens hoorde ik twee (2) schoten.
Na deze twee (2) schoten liet de man mij los en ik zag dat de twee (2) mannen van het erf vluchtte. Ik zag direct [slachtoffer 1] op de grond liggen en bloed te vloeien ter hoogte van zijn hoofd.

6.Proces-verbaal bevindingen videobeelden (p. 185-186)

Ik verbalisant heb een onderzoek verricht naar de in beslag genomen videobeelden van de (poging) beroving met dodelijke afloop aan het adres [adres 1] (Chi Chi Minimarket). Bedoelde videobeelden zijn van de datum 5 oktober 2017. Uit voornoemd onderzoek is het volgende waar te nemen. Om 01:31:28 uur komt de dame van Aziatische afkomst op het erf in beeld komt. Vervolgens rijdt de personenauto het erf op en tot stilstaand gebracht. Bedoeld personenauto wordt door een man van Aziatische afkomst bestuurd. Vervolgens verdwijnt de dame van Aziatische afkomt uit het beeld. Ineens rent de hond keihard weg. Op het tijdstip 01:31:45 uur is te zien dat de dame van Aziatische afkomst door drie gemaskerde mannen hardhandig tegen de gevel van het gebouw wordt gedrukt en vastgehouden. Tegelijkertijd maakt de man van Aziatische afkomst aanstalten om uit de personenauto te stappen. De linker verdachte houdt de dame van Aziatische afkomst vast. De middelste verdachte heeft een rugtas in zijn bezit welke hij op zijn rug draagt. De verdachte welke helemaal rechts in beeld staat, heeft een voorwerp in zijn rechterhand, wat zeer waarschijnlijk een vuurwapen is. De dader welke in het bezit van een vuurwapen is, richt deze op de man van Aziatische afkomst. De man van Aziatische afkomst stapt uit de personenauto met een vuurwapen in handen, richt op de daders die de vrouw van Aziatische afkomst vasthouden en lost een schot op de daders. Gelijk daarna lost de dader welke in bezit van het vuurwapen is, een schot op de man van Aziatische afkomst waarna hij gelijk op de grond ten val komt. Alle daders renden gelijk weg waarna de vrouw van Aziatische afkomst naar de geopende portier van de personenauto rent. Vervolgens rent de vrouw van Aziatische afkomst in de richting van de erfpoort en verdwijnt uit het zicht. De man van Aziatische afkomst blijft op de grond liggen. Op het videobeeld is duidelijk te zien dat de verdachte welke helemaal rechts in beeld staat, welke in het bezit is van een vuurwapen en het schot loste de zogenaamde O-benen heeft.

7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus met bijlagen (p. 191-195)

Na de aanhouding van de verdachte [verdachte] zijn door de TFO fotografische opnamen gemaakt van hem. Op deze fotografische opnamen is te zien dat de knieën van de verdachte ver uit elkaar staan en dat er net onder zijn knie een duidelijke knik zichtbaar is.
8.
Proces-verbaal van verhoor getuige ‘B57’ bij de rechter-commissaris d.d. 14 februari 2019
“Ik heb de videobeelden van de overval twee keer op de televisie gezien. De politie vroeg om hulp om de daders te identificeren. Kort daarna heb ik op eigen initiatief contact gehad met de politie. De politie heeft mij de videobeelden drie keer laten zien. De jongens die betrokken zijn bij de overval heten [verdachte] en “[medeverdachte 2]”. Ze zijn gevaarlijk ze hebben wapens. [verdachte] zit bij de NLS (No Limit Soldiers). Als je mensen al lang kent, herken je ze ook met vermomming. [verdachte] herkende ik gelijk toen ik de videobeelden voor de eerste keer op televisie zag. [verdachte] is kort van postuur, heeft een gespierd bovenlichaam en heeft O-benen. [verdachte] was degene die schoot. De tweede keer dat ik de videobeelden op tv zag, herkende ik ook “[medeverdachte 2]”. “[medeverdachte 2]” heeft platte billen, smalle heupen en brede schouders zoals een zwemmer. Hij is kort van postuur en gespierd, maar niet zoals [verdachte]. “[medeverdachte 2]” is degene die zijn hand voor de mond van de Chinese vrouw houdt.
• (…) De video wordt gestopt om 11:43 min: “die persoon met het wapen in de hand is [verdachte], dat zie ik aan het bovenlijf en de gespierde schouders.”
• De video wordt gestopt op 11.44 min: “De persoon die over de Chinese vrouw heen is gebogen is [medeverdachte 2]. Hij is te herkennen aan zijn platte billen en zijn brede schouders en gespierde bovenlijf. De linkerarm is gespierd zoals van een zwemmer”.
• De video wordt gestopt op 11.45 min en 11.46 min: “Ik herken [verdachte] aan zijn O-benen en zijn loshangende broek en smalle onderlijf. Door zijn lichaam lijkt hij jonger dan hij werkelijk is. Bij [medeverdachte 2] zie je de gespierde bovenarm zoals van een zwemmer en zijn platte billen”.
De derde person op de videobeelden, die met die rugzak, dat is [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] is gestorven met zijn telefoon naast hem”.
Aan de getuige worden een tweetal fotosheets getoond en gevraagd aan te geven of ze iemand op de foto’s herkent. Fotosheet bijlage 1: De getuige wijst nr. 6 aan als [verdachte].

9.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 augustus 2018 (p. 315-317)

M: Je bent aangehouden in verband met jouw betrokkenheid bij een misdrijf, namelijk de overval op de Chi Chi minimarket in oktober 2017.
V: Samen met wie was je betrokken in vermeld beroving?
A: Ik ging vergezeld met de wijlen [MEDEVERDACHTE 1] (…).
V: Van wie was die plan?
A: Ik ben degene die vermeld plan had beraamd.
M: Er werd gebruik gemaakt van een vuurwapen om vermeld feit te plegen.
V: Waar is die vuurwapen?
A: Ze hebben vermeld vuurwapen weg gegooid.

10.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 augustus 2018 (p. 335-345)

O: In jouw eerdere verklaring had jij bekend dat je de beroving met dodelijk afloop te Chi Chi Minimarket op 05 oktober 2017, omstreeks 01.02 uur, te Chi Chi Minimarket had gepleegd en dat jij gebruik had gemaakt van een vuurwapen. V: Ben je bereid een beschrijving te geven van de rijroute die jij gebruik had gemaakt tot dat je thuis was gekomen?
A: Het kopt dat ik bekend heb het feit te hebben gepleegd. Ik heb het feit bekend omdat ik onder de veronderstelling verkeerde dat indien ik naar de kerk zou gaan met de verbalisant, [VERBALISANT 3], ik strafvermindering kon krijgen.

11.Eigen waarneming van het Gerecht ter terechtzitting d.d. 27 februari 2019

Ik zie dat de mij uit het dossier bekende camerabeelden van de overval op ChiChi minimarket d.d. 5 oktober 2017 worden afgespeeld. Ik zie drie gemaskerde mannen in beeld komen. De rechter man draagt een vuurwapen en schiet daarmee op de man die net uit de auto is gestapt. Ik zie dat de dader met het vuurwapen zogenaamde ‘O-benen’ heeft. Ik houd de foto van verdachte op pagina 193 aan verdachte voor en zie dat zijn benen op die foto zogenaamde ‘O-benen’ zijn. Ik houd de foto van verdachte op pagina 194 aan verdachte voor en zie dat de vorm van zijn benen gelijkenis vertoont met de benen van de schutter zoals afgebeeld op de linker foto op pagina 189.
Bewijsoverweging
Uit het dossier volgt dat in de vroege ochtend van 5 oktober 2017 een overval heeft plaatsgevonden bij ChiChi Minimarket aan de Kaminda Rooi Santu. Bij thuiskomst wordt het echtpaar [achternaam slachtoffer] verrast door drie gemaskerde rovers. Wanneer deze mannen mevrouw [benadeelde] vastgrijpen, gebruikt meneer [slachtoffer 1] een vuurwapen om haar te verdedigen. Hij raakt een van de daders, [medeverdachte 1], met een kogel in de buik, met dodelijk gevolg. In reactie schiet een andere dader met een vuurwapen op [slachtoffer 1], eveneens met dodelijk gevolg. Beelden van het incident zijn vastgelegd door een beveiligingscamera. Het Gerecht dient de vraag te beantwoorden of verdachte een van de daders is geweest, in het bijzonder de dader met het vuurwapen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, nu niet vast is komen te staan dat verdachte bij het ten laste gelegde incident betrokken is geweest. Verdachte ontkent stellig de schutter te zijn. De raadsman heeft bestreden dat er een uiterlijke overeenkomst is tussen de schutter en verdachte; geen van beiden heeft O-benen. De bekentenis van verdachte is onder druk tot stand gekomen en is niet bruikbaar voor het bewijs, aldus de raadsman.
Het Gerecht overweegt als volgt. Het bewijs tegen verdachte is mager te noemen. De verdenking is ontstaan door anonieme meldingen, die gelet op artikel 387 lid 3 Sv niet tot het bewijs kunnen meewerken. Het Gerecht heeft niet uit eigen waarneming van de camerabeelden van het incident kunnen vaststellen dat verdachte daarop te zien is. Niettemin komt het Gerecht tot een bewezenverklaring.
Bekentenis
Verdachte is een ruim aantal keer verhoord. In ieder verhoor heeft hij met klem ontkend bij de overval betrokken te zijn geweest, of heeft hij zich op zijn zwijgrecht beroepen. In het zesde verhoor van 7 augustus 2018 is dat anders: daar begint verdacht opeens te bekennen. In enkele korte bewoordingen zegt hij dat hij het plan beraamd heeft en het met [medeverdachte 1] en “[persoon 1]” heeft uitgevoerd. De bekentenis vindt plaats in het bijzijn van de raadsman van verdachte. De raadsman grijpt in en na overleg komt verdachte terug op zijn bekentenis. Hij ontkent opnieuw. Hij zegt dat hij enkel bekend heeft vanwege de op hem uitgeoefende druk en omdat een van de verbalisanten hem strafvermindering zou hebben beloofd als verdachte met hem naar de naar de kerk zou gaan. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij nimmer heeft bekend en dat de politie de betreffende verbalen heeft gefingeerd.
Het Gerecht stelt voorop dat zich een bekennende verklaring in het dossier bevindt; dat verdachte daarop is teruggekomen brengt daarin geen verandering, evenmin als het feit dat verdachte de verklaring niet heeft ondertekend. Het is aan het Gerecht om de betrouwbaarheid van de bekentenis te beoordelen. Dit doet het Gerecht met grote terughoudendheid. Inhoudelijk is de bekennende verklaring weinig concreet of gedetailleerd. Ook is deze deels leugenachtig: aannemelijk is geworden dat “[persoon 1]” al geruime tijd voor de overval overleden is.
Niettemin heeft het Gerecht uit de verklaring, in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen, de overtuiging gekregen dat verdachte het feit heeft begaan. De met de bekentenis strijdige ontkenningen acht het Gerecht niet geloofwaardig. Het Gerecht acht het onbegrijpelijk dat verdachte een zo ernstig misdrijf zou bekennen als hij in werkelijkheid onschuldig is. De reden die verdachte geeft voor zijn ‘valse’ bekentenis, te weten dat hem strafvermindering zou zijn toegezegd, is evenzeer onbegrijpelijk. Het Gerecht kan zich niet verplaatsen in de gedachtegang van een persoon die, ten onrechte van moord beschuldigd, ervoor kiest om zonder grond te bekennen in ruil voor de belofte van een gereduceerde straf. Daar komt bij dat verdachte de geloofwaardigheid van zijn ontkennende verklaringen ernstig heeft beschadigd door ter terechtzitting te bestrijden dat hij überhaupt heeft bekend. De bekentenis en redengeving daarvoor zijn minutieus op ambtseed geverbaliseerd en, voor het deel waarbij hij in persoon betrokken was, door de raadsman ter terechtzitting bevestigd. Dat verdachte desondanks glashard beweert nooit bekend te hebben, draagt sterk bij aan het oordeel dat zijn bekentenis, en niet het terugkomen daarop, geloofwaardig is. Het Gerecht gebruikt de bekennende verklaring daarom voor het bewijs.
Anonieme getuige
Voor het bewijs wordt ook gebezigd de verklaring van anonieme getuige B57, afgelegd bij de rechter-commissaris. Deze is in technische zin bruikbaar als bewijs gezien artikel 387 lid 3 Sv. De onder ede afgelegde verklaring is blijkens de inhoud daarvan afgelegd door iemand die verdachte persoonlijk kent. Hij verklaart verdachte op de camerabeelden op grond van lichamelijke kenmerken te herkennen als de schutter. Het Gerecht is van oordeel dat de verklaring op zichzelf bezien van beperkte bewijswaarde is, nu de bewuste lichamelijke kenmerken
(O-benen, gespierde schouders) bepaald niet uniek zijn. In samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen draagt de verklaring echter wel degelijk bij aan het bewijs.
Eigen waarneming
Hoewel het Gerecht als hiervoor gezegd niet uit eigen waarneming van de camerabeelden kan vaststellen dat verdachte de schutter is, heeft het Gerecht wel waargenomen dat zowel de dader als verdachte O-benen hebben en dat er op dit punt een opmerkelijke gelijkenis is. Ook dit onderdeel draagt in enige mate bij aan het bewijs.
Alle bewijsmiddelen in samenhang beziend komt het Gerecht tot het oordeel dat verdachte de schutter is geweest.
Verdachte heeft van korte afstand, met een vuurwapen, gericht op het lichaam van het slachtoffer geschoten en hem daarbij dodelijk getroffen in het hoofd. Naar zijn uiterlijke verschijningsvorm is dit handelen gericht op het ingetreden gevolg. Verdachte heeft aldus opzet gehad op de dood van het slachtoffer. Dit leidt tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde doodslag. Verdachte heeft voorts gehandeld in bewuste en nauwe samenwerking met zijn twee mededaders, zodat het Gerecht het medeplegen van de doodslag bewezen acht. Hetzelfde geldt voor het medeplegen van het voorhanden hebben van het vuurwapen met munitie waarmee is geschoten.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair impliciet subsidiair:
het medeplegen van doodslag.
Feit 2:
het medeplegen van overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Meer in het bijzonder heeft het Gerecht daarbij het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van doodslag en het voorhanden hebben van een (geladen) vuurwapen. Met zijn mededaders is hij, gewapend en gemaskerd, in het holst van de nacht op pad gegaan om het echtpaar [achternaam slachtoffer] te beroven. Deze beroving is uit de hand gelopen en verdachte heeft de heer [slachtoffer 1] met een schot in het hoofd gedood. Het slachtoffer, in de kracht van zijn leven, was een steunpilaar voor zijn gezin en leverde als ondernemer een positieve bijdrage aan de samenleving. Verdachte heeft hem zijn kostbaarste bezit, het leven, ontnomen. Ook de familie van het slachtoffer heeft hij zo een vreselijk en onherstelbaar verdriet aangedaan. Misdrijven als deze veroorzaken in de maatschappij gevoelens van onrust en angst. Verdachte had enkel oog voor zijn eigen geldelijk gewin en is voorbij gegaan aan het leed dat hij veroorzaakte.
Het Gerecht rekent de verdachte zijn handelen zwaar aan. Daarbij weegt in het nadeel van verdachte mee, dat hij blijkens zijn procesopstelling geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen en geen inzicht toont in het kwalijke van zijn daad.
Naar het oordeel van het Gerecht kan dan ook gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De officier van justitie heeft de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren geëist. Gewoonlijk wordt voor ‘doodslag’ een lagere straf opgelegd, te weten 10-12 jaar. Hoewel zulks niet ten laste is gelegd en daarom niet bewezen is verklaard, zal het Gerecht voor de strafmaat uitgaan van een zogenaamde gekwalificeerde doodslag, zoals beschreven in artikel 2:260 Sr. De in de bewijsmiddelen opgenomen feiten en omstandigheden rechtvaardigen oplegging van de bij gekwalificeerde doodslag geïndiceerde straf.
Alles afwegende acht het Gerecht een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt in totaal NAf. 191.336,26 aan materiële schadevergoeding en een door het Gerecht naar billijkheid te bepalen bedrag aan immateriële schadevergoeding.
De verdediging heeft de vordering betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van verdachtes onder 1 primair impliciet subsidiair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Deze schade is, als voldoende onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd betwist, vast komen te staan met betrekking tot de posten waarvoor bonnen zijn overgelegd. Het betreft de bonnen van El Tributo (NAf. 24.833,86 en 1.155,40) en Big World Rest. Bar (NAf. 480,00). Dit bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de bonnen, 16 oktober 2017. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Voor het overige is de materiële schade, in het bijzonder het vermeende omzetverlies, onvoldoende onderbouwd. De benadeelde zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade is het Gerecht eveneens van oordeel dat de benadeelde, bij gebrek aan onderbouwing, niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Voor zover is bedoeld om shock-schade te vorderen overweegt het Gerecht dat niet aan de aan de onderbouwing daarvan te stellen voorwaarden is voldaan.
Het Gerecht ziet aanleiding een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De proceskosten van de benadeelde partij zullen ten laste van de verdachte worden gebracht. Tot op heden zijn die proceskosten begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 1:78, 1:123, 1:136 en 2:259 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Vuurwapenverordening 1930.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 primair impliciet primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair impliciet subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, als hiervoor omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 1
6 (ZESTIEN) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde] geleden materiële schade tot een bedrag van
NAf 26.469,26(zegge: zesentwintigduizend vierhonderd negenenzestig gulden en zesentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag aan [benadeelde] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
verklaart [benadeelde] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 26.469,26(zegge: zesentwintigduizend vierhonderd negenenzestig gulden en zesentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
167 (honderdzevenenzestig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan het Land en dat betalingen aan het Land in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters en op 20 maart 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal van het Korps Politie Curaçao en overige geschriften, geregistreerd onder het dossiernummer 20190213.1000 en de onderzoeksnaam “Hibiscus”.