3.
hij in of omstreeks de periode vanaf 23 mei 2018 tot en met 24 mei 2018 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapen(s), in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad; (artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenverordening 1930)
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet primair, 2 impliciet primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1 impliciet primair:
hij op
of omstreeks23 mei 2018 te Curaçao
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk
(en met voorbedachten rade
)[slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededader(s)met dat opzet
(en na kalm beraad en rustig overleg
), met een
of meervuurwapen
s (van
/opzeer korte afstand
) een of meerderekogels afgevuurd op
/in/door en/of in de richting vanhet lichaam van die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2], waardoor die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] door een of meer van die kogel(s) in het lichaam werd
(en
)getroffen,
ten gevolgewaarvan voornoemde [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
is/zijn overleden;
feit 2 impliciet primair:
hij op
of omstreeks23 mei 2018, te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk en
-al dan niet-met voorbedachten rade [slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet en
- al dan niet -na kalm beraad en rustig overleg,
met zijn mededader(s), althans alleen,opzettelijk een
of meerschot
enmet een
of meervuurwapen
s (van
/opzeer korte afstand
)op
en/of in de richting vandie [slachtoffer 3] heeft afgevuurd, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte,
en/of zijn mededader(s)voorgenomen misdrijf niet voltooid;
feit 3:
hij in
of omstreeksde periode vanaf 23 mei 2018 tot en met 24 mei 2018 te Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meervuurwapen
(s
), in de zin van de Vuurwapenverordening 1930,
en/of munitie,in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
Ten aanzien van de feiten 1 impliciet primair en 2 impliciet primair:
1. Een proces-verbaal onderzoek plaats delict, opgemaakt door [verbalisant 1] op 24 mei 2018, voor zover inhoudende:
Op 23 mei 2018 omstreeks 22:00 uur werd ik gedirigeerd naar Kaya [naam straat 1]. Op de plaats delict lagen twee levenloze lichamen met schotwonden. Bij de ingang naar het vertrek lagen twee hulzen van een shotgun. Slachtoffer 1, [slachtoffer 3], naar poli vervoerd. Op 23 mei 2018 omstreeks 23:55 uur werd door dr. Maduro de dood geconstateerd van [slachtoffer 1]. Op 23 mei 2018 omstreeks 23:56 uur werd door dr. Maduro de dood geconstateerd van [slachtoffer 2].
2. Een proces-verbaal van forensisch onderzoek, opgemaakt door [verbalisant 2], [verbalisant 3], [verbalisant 4], [verbalisant 5] op 29 augustus 2018, voor zover inhoudende:
Op 23 mei 2018 omstreeks 22:00 uur werden wij verbalisanten gedirigeerd naar Kaya [adres 1] alwaar een schietincident zou hebben plaatsgevonden.
Interpretatie bevindingen [slachtoffer 2]: regio hoofd: gezien het letsel aan de regio infratemporalis is sprake van een eenmalig schot met multiple kogeltjes verschoten door een hagelgeweer in een korte afstand (schoten van dichtbij).
Interpretatie bevindingen [slachtoffer 1]: regio thorax, inschotverwonding aan de thorax veroorzaakt door een eenmalige ontlading van een hagelgeweer, waarbij de hagels als een enkele massa de huid in een uitwendig perforerend geweld hadden geraakt. Wanneer de afstand tussen loop uitmonding en het lichaam relatief klein is, is er geen dispersie van de hagels. Zodat de hele eenheid (hagels) wordt verplaatst als een enkele massa en produceert een grote wond met onregelmatige morfologievormige randen.
Naar aanleiding van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat:
- Een hagelgeweer van kaliber 12GA buckshot werd gebruikt en ten minste 5 á 6 keren is geschoten;
Het sporenbeeld samenvattend:
- Slachtoffer [slachtoffer 3] werd als eerste beschoten;
- Patroon nummer 7 betreft een niet afgeschoten patroon. Dit kan doordat de schutter lopende in de richting van de kapperszaak het hagelgeweer herlaadde.
- Hierna schoot de schutter het tweede slachtoffer [slachtoffer 2] bij de ingang van de kapperszaak neer;
- De schutter zou het vuurwapen weer hebben herladen en een gericht schot hebben gevuurd op het slachtoffer [slachtoffer 1].
Naar aanleiding hiervan kan geconcludeerd worden dat de schutter een zeer goede vuurwapenbeheersing heeft met een jachtgeweer.
3. Proces-verbaal van bevinding, opgemaakt door [verbalisant 6] op 12 april 2019, voor zover inhoudende:
Het tijdstip van de schietpartij op 23 mei 2018 moet omstreeks 21.45 uur zijn, gezien de mutaties die in de ACTPOL KPC ingevoerd werden. De eerste melding van de schietpartij was 23 mei 2018 rond 21:47 uur.
4. Een geschrift, te weten een sectierapport S18-036 opgemaakt door dr. L. Althaus op 28 mei 2018, voor zover inhoudende:
Autopsy 25-05-2018 on [slachtoffer 2], birth date [geboortedatum]1999.
Time of death 23-05-2018 ca. 21:50.
The body of [slachtoffer 2] was identified by his family on 24-05-2018.
5 shotgun injuries can be found on the body:
A: shotgun injury on the right side of the head with severe brain damage, multiple fractures and a large bony defect of the skull.
B: penetrating shotgun injury of the right lateral thorax, entering the thorax between the 5th en 7th rib on the right, causing multiple perforations of the heart, both lungs (with a bilateral hemato-pneumothorax), the diaphragm, the liver, the stomach and the meso of the small intestine.
C: shotgun injury with multiple perforations on the right upper arm.
D: tangential shotgun injury with a large serrated defect of skin, subcutaneous fat tissue, muscles and tendons on the back of the right hand.
E: tangential shotgun injury with a large serrated defect of skin, subcutaneous fat
tissue and muscles on the back side of the right upper arm and the right shoulder.
At least 3 shots have been fired at the victim’s body.
Cause of death: severe brain damage in combination with internal and external bleeding to death due to perforations of the heart and both lungs.
5. Een geschrift, te weten een sectierapport S18-037 opgemaakt door dr. L. Althaus op 26 mei 2018, voor zover inhoudende:
Autopsy 25-05-2018 on [slachtoffer 1], birth date [gebpprtedatum]1994.
Time of death 23-05-2018 ca. 21:50.
The body of [slachtoffer 1] was identified by his family.
1. shotgun injury could be found on the body:
Penetrating shotgun injury of the right lateral thorax, close to the posterior axillar line, entering the thorax between the 5th and 7th rib on the right, causing multiple perforations of the heart and both lungs.
Cause of death: internal and external bleeding to death due to perforations of the heart and both lungs.
6. Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring van C. Pizarro, intensive care anesthesioloog, L. Salazar, cardiovasculaire anesthesioloog en O. Rodriguez-Hernandez, arts, opgemaakt op 30 augustus 2018 in Colombia, voor zover inhoudende:
Patiënt [slachtoffer 3], schotwond rechterborst.
Diagnostiek:
- Postoperatieve extracorporale canulatie membraanzuurstofvoorziening
- Gemengde shock (septische, cardiovasculaire, distrubutieve)
- Postoperatieve verkenning en drainage van mediastinum door middel van thoractomie plus sluiting bronchocutane en bronchopopleurale fistels
- Postoperatieve sluiting van de bronchocutane of bronchopulmonaire fistels door thorascopie + pulmonaire decortatie door thoracoscopie + thoracostomie-implantaat middels tegenopening
- Ernstig respiratoire distresssyndroom verholpen
- Postoperatieve rechter pneumonectomie
- Acute nierschade
- Ernstige achteruitgang in de fysieke conditie/toestand
- Bovenste gastro-intestinale bloeding verholpen
- Kolonisatie door candida albicans in bronchiale lavage
- Verwijderbaar proximaal inferieur vena cava filterimplantaat na operatie verwijderd
7. Een proces-verbaal getuigenverklaring, opgemaakt door [verbalisant 7] op 24 mei 2018, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1]:
Ik woon samen met mijn zoon [slachtoffer 3] aan de Kaya [adres 1]. Vanavond 23 mei 2018 was ik thuis in de slaapkamer. [slachtoffer 3] bevond zich in zijn salon. Bij hem waren twee vrienden. Plotseling hoorde ik 4 harde knallen. Ik rende naar buiten en zag een witte personenauto. De auto reed haastig weg. De kofferbak bleef open. Ik benaderde mijn zoon [slachtoffer 3]. Hij bloedde hevig ter hoogte van zijn rechterborst. Ik vroeg hem wie dit gedaan heeft. Hij verklaarde mij: ‘[roepnaam verdachte] mama! [roepnaam verdachte] ku ta traha na [naam werkplek verdachte]!’
8. Een proces-verbaal van verhoor getuige, afgenomen door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken op 11 april 2019, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3]:
Ik kan mij nog goed herinneren welke woorden ik als eerste tegen mijn moeder sprak nadat ik werd neergeschoten. Zij vroeg mij wie mij neergeschoten had. Ik zei toen [roepnaam verdachte], de vriend van mijn broer. Ik weet zeker dat ik niet heb gezegd dat [roepnaam verdachte] mij heeft
latenneerschieten. De afstand tussen mij en [roepnaam verdachte] toen hij schoot was een meter of twee. Toen [roepnaam verdachte] op de avond van 23 mei 2018 bij mijn woning aankwam, zat ik in de Barbershop. Ik liep toen naar [roepnaam verdachte] toe. Hij vroeg aan mij of ik klaar was om hem zijn geld te betalen. Ik heb toen iemand opgebeld die mij moest betalen. Die man heet [naam schuldenaar] en hij vertelde mij dat hij over een half uur zou komen. Ik vroeg aan [roepnaam verdachte] of hij bleef wachten. Hij zei ja. Na ongeveer 35 minuten heb ik een voicemail naar [naam schuldenaar] gestuurd. [naam schuldenaar] stuurde toen een voice dat hij onderweg was. Ik liep toen naar de poort van de tuin waar [roepnaam verdachte] stond. Ik zei tegen hem dat die meneer onderweg was. Hij zei ‘no worry’ en dat hij zou wachten. Ik ging weer voor de deur van mijn huis zitten. Na een paar minuten zag ik [roepnaam verdachte] aan komen lopen met de shotgun in zijn handen. Hij richtte het wapen op mij en zei ‘[roepnaam slachtoffer 3] ma kansa’ en hij schoot. Er is volgens mij ruim 45 minuten verstreken vanaf het moment dat [roepnaam verdachte] kwam tot het eerste schot. [roepnaam verdachte] kwam na 21:00 uur aan, ik weet dat omdat ik met mijn telefoon bezig was.
[verdachte] was rustig tot het moment dat hij schoot. Hij heeft mij ook niet bedreigd.
Hij had zijn werkschoenen aan, een donkere broek en een wit T-shirt.
Toen ik werd neergeschoten zag ik [slachtoffer 2] naar buiten komen en ik hoorde hem zeggen ‘waarom schiet je de man neer’. [verdachte] zei niets en schoot meteen. Ik kon [verdachte] niet zien schieten, ik heb [slachtoffer 2] wel zien vallen. Het schieten op [roepnaam slachtoffer 2] heb ik alleen gehoord.
9. Een proces-verbaal van fotoconfrontatie, opgemaakt door [verbalisant 8] op 21 november 2018, voor zover inhoudende:
Op 21 november 2018 werd een fotoconfrontatie met [benadeelde partij 6] gedaan. Na het bekijken van de fotosheet A verklaarde het slachtoffer [benadeelde partij 6]: ‘de man afgebeeld onder nummer 10 is de man bijgenaamd [roepnaam verdachte]. [roepnaam verdachte] is de dader van de schietpartij waarbij twee vrienden om het leven kwamen en ik zwaargewond raakte.’
10. Een proces-verbaal van bevinding bij fotoconfrontatie, opgemaakt door [verbalisant 8] op 23 november 2018, voor zover inhoudende:
Op 21 november 2018 wees [benadeelde partij 6] op fotosheet A de man onder 10 aan. Op fotosheet A onder nummer 10 staat de man. [verdachte] afgebeeld.
11. Een proces-verbaal nader verhoor getuige, opgemaakt door [verbalisant 9] op 26 mei 2018, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2]:
Ik ben de vriendin van [verdachte]. Op 23 mei 2018 omstreeks 20:00 uur had ik telefonisch contact met [verdachte]. [verdachte] zei dat hij bij mij zou komen. Hij zei verder dat hij eerst iets moest gaan doen. Omstreeks 22:00 uur begon ik [verdachte] te bellen maar hij nam niet op. Ik trachtte hem zeker negen keer te bellen. Iets voor twaalf zei ik tegen mijn moeder dat ik naar [verdachte] zou gaan. Ik belde weer met [verdachte], maar de telefoon was uit. Ter hoogte van [naam restaurant] in [naam wijk 1] nam [verdachte] wel op. Rond 00:15 uur was ik thuis bij [verdachte] gekomen. Ik had tegen hem gezegd of hij gehoord had wat er zonet gebeurd was. Ik liet hem een nieuws video op mijn telefoon zien. [verdachte] vertelde mij dat hij ter plaatse was alwaar men geschoten had. Hij vertelde mij dat hij in zijn motorkap bezig was en dat een witte auto naast hem parkeerde. Toen ik vanaf 22:00 uur naar [verdachte] belde was zijn telefoon uit.
12. Een proces-verbaal nader verhoor getuige, opgemaakt door [verbalisant 10] en [verbalisant 9] op 2 juni 2018, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2]:
Op het moment dat ik op 23 mei 2018 bij de woning van [verdachte] kwam liet ik [verdachte] de video van het nieuws van TV Direct zien omtrent een schietincident. Hierop reageerde [verdachte] spontaan dat hij bij die woning aanwezig was. Aan de reactie van [verdachte] concludeerde ik dat hij iets voor het incident bij de genoemde woning aanwezig was. Nadat hij me had verteld dat hij bij die woning aanwezig was, vroeg ik aan hem dat ik kan aannemen dat hij iets omtrent het gebeurde afwist. Hierop vertelde [verdachte] mij dat hij ter plaatse was en dat op het moment dat hij aan zijn motorkap bezig was, hij een witte auto zag die naast hem kwam staan. De telefoon van [verdachte] staat nimmer uit.
13. Een proces-verbaal van verzamelen sporen materiaal, opgemaakt doo [verbalisant 2] op 25 juli 2018, voor zover inhoudende:
Op 24 mei 2018 omstreeks 02:45 uur werd [verdachte] aangehouden, de kleding die [verdachte] aan had werd in beslag genomen.
SIN code AAKI6502NL groen T-shirt maat large.
14. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut betreffende een schotrestenonderzoek, opgemaakt op 9 april 2019 door ing. R.C. Roepnarain, voor zover inhoudende:
Te onderzoeken materiaal: SIN nummer AAKI6502NL, groen T-shirt maat L in beslag genomen van de verdachte [verdachte].
Op de stubs waarmee de mouwen en de voorzijde van het T-shirt van de verdachte zijn bemonsterd, zijn categorie A en categorie B deeltjes aangetroffen. Categorie A deeltjes zijn deeltjes die op basis van hun elementssamenstelling en morfologie karakteristiek zijn voor schotresten. Deze deeltjes zijn tot op heden niet aangetroffen bij personen die op geen enkele wijze met een schietproces te maken hebben. Categorie B deeltjes zijn deeltjes die op basis van hun elementsamenstelling en morfologie in aanmerking komen voor schotresten, maar van deze deeltjes zijn ook andere bronnen van herkomst bekend. Het merendeel van de aangetroffen categorie B deeltjes past bij de aangetroffen categorie A deeltjes.
Conclusie:
Bij de conclusie is gebruik gemaakt van de volgende set hypothesen:
Hypothese 1: Op de bemonsteringen van kleding van de verdachte zijn schotresten aanwezig.
Hypothese 2: op de bemonsteringen van kleding van de verdachte zijn géén schotresten aanwezig.
De bevindingen van het onderzoek naar de aanwezigheid van schotresten op de bemonsteringen van het T-shirt (AAKI6502NL) van verdacht [verdachte] zijn zeer veel waarschijnlijker (10.000 tot 1.000.000 keer) wanneer hypothese 1 waar is, als wanneer hypothese 2 waar is.
15. Een proces-verbaal van bevinding, opgemaakt door [verbalisant 11] op 30 mei 2018, voor zover inhoudende:
Naar aanleiding van de schietpartij heb ik verbalisant een getuige een fotosheet getoond, zodat zij kon aangeven wat voor type personenauto zij heeft zien wegrijden van de plaats delict na het schietincident. Aan de getuige, wier personalia bekend zijn bij verbalisant, is fotosheet B getoond waarop de getuige zonder te aarzelen de witkleurige personenauto nummer 1 heeft aangewezen en daarbij verklaard dat ze de witkleurige personenauto met open kofferbak heeft zien wegvluchten vandaar dat zij de personenauto direct aan de kofferbak heeft herkend op de fotosheet.
16. Als eigen waarneming van het Gerecht:
Op foto 1 is een witte Mercedes personenauto te zien, met achterop de aanduiding CLK 350.
17. De verklaring die de verdachte ten overstaan van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken heeft afgelegd op 1 juni 2018, voor zover inhoudende:
Ik heb een witte Mercedes [AUTO MODEL].
18. Een proces-verbaal van bevinding, opgemaakt door [verbalisant 12] op 20 december 2018, voor zover inhoudende:
Op 24 mei 2018 werd de auto van de verdachte [verdachte], een witgelakte Mercedes Benz model [auto model], in beslag genomen. Uit onderzoek raadplegen kentekenbestand 2018 tot juli 2018 is gebleken dat er maar 1 Mercedes Benz model CLK 320 in het stelsel voorkomt. Er zijn 4 soortgelijke modellen o.a. de CLK en CLK 240 die voorkomen.
19. De verklaring die de verdachte ter terechtzitting op 26 juli 2019 heeft afgelegd, voor zover inhoudende:
Ik werk bij [naam werkplek verdachte]. Op het werk wordt gebruik gemaakt van shotguns. Ik geef instructie over shotguns en op schiettraining heb ik met shotguns geschoten.
Ik word [roepnaam verdachte] genoemd. Op de avond van 23 mei 2018 was ik gekleed in een roze hemd en een wit onderhemd, een zwarte broek en dienstschoenen. Bij [naam bedrijf 1] rond sluitingstijd 20:00 uur had ik het roze hemd uitgetrokken.
20. Een proces-verbaal inbeslaggenomen vuurwapen bij huiszoeking, opgemaakt door [verbalisant 8] op 25 mei 2018, voor zover inhoudende:
Tijdens een huiszoeking in de woning op het adres [adres verdachte] van [verdachte] werden er twee vuistvuurwapens in beslag genomen:
- Een revolver kaliber 38. Speciaal;
- Een antiek model vuurwapen.
21. Een geschrift, inhoudende twee aanbiedingsbrieven vuurwapens, genummerd [wapennummer 1] en [wapennummer 2], voor zover inhoudende:
Inbeslagname op 24 mei 2018 tijdens huiszoeking [adres verdachte]:
- een Derringer Philadelphia
- Smith & Wesson model 10-8, .38 Special
22. Een proces-verbaal forensisch onderzoek, opgemaakt door [verbalisant 2] op 19 december 2018, voor zover inhoudende:
Het op 24 mei 2018 in beslag genomen voorwerp is een revolver van het merk Smith & Wesson model 10-8 van het kaliber .38 Specials. De revolver (aanbiedingsbrief [wapennummer 2]/2018) is een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd. De revolver is deugdelijk of tot schieten gereed.
23. Een proces-verbaal forensisch onderzoek opgemaakt door [verbalisant 2] op 19 december 2018, voor zover inhoudende:
Het op 24 mei 2018 in beslag genomen voorwerp is een replica van een oorspronkelijke single-shot muzzleloading percussion cap pistool van het merk Philadeplhia Deringer van het kaliber .41. Dit replica vuurwapen (aanbiedingsbrief [wapennummer 1]/2018) vertoont wat betreft vorm, afmeting en kleur een sprekende gelijkenis met een bestaand vuurwapen en is geschikt voor bedreiging of afdreiging.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 3] in feite het enige bewijsmiddel vormen voor het daderschap van de verdachte en dat de bijkomende omstandigheden en verklaringen dit bewijsmiddel onvoldoende ondersteunen. De verklaringen van [slachtoffer 3] zijn wisselend en onderling tegenstrijdig en bovendien strijdig met de verklaringen van zijn moeder en daarmee onbetrouwbaar. Voorts heeft de raadsman erop gewezen dat de omstandigheid dat er schotresten op het groene T-shirt van de verdachte zijn aangetroffen niet strookt met de verklaring van [slachtoffer 3] dat de schutter een wit T-shirt droeg. Nu er geen vergelijkend schotresten onderzoek is gedaan is de kans even groot dat de schotresten uit een andere bron zijn gekomen. Het is verder ook niet vreemd dat er schotresten zijn aangetroffen op een kledingstuk van de verdachte nu hij schietinstructeur is en elk weekend schiettraining heeft. Verder wijst de grote hoeveelheid lood die is aangetroffen op de handen van de verdachte, lood dat afkomstig moet zijn van het draaien aan de accupolen van de auto, erop dat de verdachte die avond zijn handen niet heeft gewassen en dan hadden er ook A-deeltjes aangetroffen moeten worden op zijn handen als hij de schutter zou zijn geweest. Voor de bij hem thuis aangetroffen revolver Smith & Wesson heeft de verdachte een vergunning. Al met al bevat het dossier teveel losse eindjes waardoor het bewijsminimum niet wordt gehaald en vrijspraak dient te volgen, aldus de raadsman.
Feiten 1 impliciet primair en 2 impliciet primair
Het Gerecht heeft te beoordelen of de verdachte degene is geweest die op de drie slachtoffers heeft geschoten.
Het bewijs daarvan berust in belangrijke mate op de verklaringen van het slachtoffer dat de schietpartij heeft overleefd, [slachtoffer 3], en diens moeder. De moeder van [slachtoffer 3], die haar zwaargewonde en bloedende zoon direct na het schieten aantreft, hoort haar zoon zeggen dat het [roepnaam verdachte] was die op hem had geschoten, [roepnaam verdachte] die werkt bij [naam werkplek verdachte]. Het Gerecht ziet mede gezien genoemde omstandigheden geen enkele reden om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van de verklaring van de moeder, ook niet in het feit dat zij in twee latere verklaringen iets afwijkend heeft verklaard namelijk dat haar zoon heeft gezegd dat [roepnaam verdachte] mensen op hem heeft
latenschieten. De eerste verklaring van de moeder komt voorts overeen met de verklaringen van [slachtoffer 3], die consistent blijft verklaren dat [roepnaam verdachte] de schutter was en in zijn verklaring bij de rechter-commissaris expliciet bevestigt dat hij vlak nadat hij was neergeschoten tegen zijn moeder heeft gezegd dat het [roepnaam verdachte] was die had geschoten. Ook overigens zijn de verklaringen van [slachtoffer 3] in de kern en op essentiële punten consistent en vinden zij niet alleen steun in de verklaring van de moeder maar ook in andere bewijsmiddelen. Het Gerecht acht de verklaringen van [slachtoffer 3] en diens moeder dan ook betrouwbaar en gebruikt deze voor het bewijs.
Daar komt bij dat op een groen T-shirt van de verdachte, dat hij droeg tijdens zijn aanhouding enkele uren na het schietincident, schotresten zijn aangetroffen, dat wil zeggen: het aantreffen van dit sporenbeeld is zeer veel waarschijnlijker wanneer sprake is van schotresten, dan wanneer dat niet het geval is. De verdachte heeft verklaard dat hij eerder die avond vanaf een uur of acht was gekleed in een wit T-shirt, zwarte broek en dienstschoenen. Deze kleding komt overeen met de door [slachtoffer 3] beschreven kleding die de schutter droeg tijdens het schieten. Volgens de verdachte was hij na sluitingstijd van [naam bedrijf 1] naar huis gegaan alwaar hij het witte T-shirt had uitgetrokken en in slaap was gevallen. Nadat hij rond twaalf uur ’s nachts wakker werd en zijn vriendin hem had gebeld, had hij een groen T-shirt van de grond gepakt, zich zonder te douchen aangekleed en is hij naar zijn vriendin gegaan. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij schietinstructeur is en elke zaterdag schiettraining heeft bij [naam 1]. Nog daargelaten dat het niet voor de hand ligt dat een man als de verdachte zijn vriendin gaat bezoeken ongewassen en gekleed in een al gedragen en van de grond opgeraapt T-shirt, is de verklaring van de verdachte, voor zover hij heeft bedoeld te betogen dat de schotresten op het groene T-shirt afkomstig zijn van schiettrainingen, evenmin aannemelijk geworden. Eerst ter terechtzitting is de verdachte met deze verklaring gekomen. Op geen enkel ander moment heeft de verdachte dit punt naar voren gebracht, terwijl het voor de hand had gelegen om direct bij de inbeslagname van het T-shirt of in een eerste verhoor op te merken dat hij het gedragen had bij een schiettraining en dat er daardoor mogelijk schotresten op zouden zitten. Voorts kan de verdachte bij doorvragen ter zitting geen begin van onderbouwing geven, bijvoorbeeld wanneer de laatste zaterdag was voorafgaand aan 23 mei 2018 waarop hij schiettraining gaf en welke kleding hij daarbij droeg. Evenmin zijn er aanknopingspunten in het dossier die kunnen duiden op een alternatieve verklaring voor het aantreffen van de schotresten. Het Gerecht stelt daarom de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde en houdt het erop dat de schotresten afkomstig zijn van het schieten op de slachtoffers [slachtoffer 3], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op de avond van 23 mei 2018 en dat er een overdracht van schotresten heeft plaatsgevonden bij het nadien verwisselen van kleding door de verdachte.
Nu de uitslag van het schiethandenonderzoek niet wordt gebruikt voor het bewijs kan het verweer hierover onbesproken blijven. Het Gerecht merkt in dit verband nog wel op dat – evenmin als het omgekeerde het geval is – het ontbreken van A-deeltjes op de handen niet zonder meer betekent dat de verdachte niet betrokken is geweest bij een schietincident.
Aanvullend ondersteunend bewijs wordt gevonden in de omstandigheid dat de verdachte een witte Mercedes Benz [AUTO MODEL] heeft, van welk model er slechts één in het kentekenregister geregistreerd staat, en dat een anoniem gebleven getuige op een fotosheet een dergelijk type Mercedes heeft herkend als de witte auto die na het schieten wegreed. Anders dan de raadsman heeft betoogd is deze verklaring van de anonieme getuige wel bruikbaar voor het bewijs, nu volgens vaste jurisprudentiede in art. 387, derde lid, Sv gebezigde term "personen wier identiteit niet blijkt" niet omvat personen wier persoonsgegevens niet (volledig) zijn vermeld in het proces-verbaal waarin hun verklaringen zijn opgenomen, maar van wie vaststaat dat zij wel zodanig kunnen worden geïndividualiseerd dat de verdediging desgewenst hun verhoor als getuige door de rechter-commissaris of ter terechtzitting kan verzoeken. Uit het onderhavige proces-verbaal blijkt dat de gegevens van de getuige wel bekend zijn en de verdediging is in de gelegenheid geweest om te verzoeken deze getuige te doen horen.
Mede gelet op al hetgeen hiervoor ten aanzien van het bewijs van het ten laste gelegde is overwogen houden de overige alternatieve verklaringen die de verdachte voor diverse bewijsonderdelen heeft gepresenteerd evenmin stand en sterken zij het Gerecht in de overtuiging dat de verdachte schuldig is aan de verweten strafbare feiten.
Vanaf het tijdstip waarop hij wegreed bij [naam bedrijf 1], op 23 mei 2018 rond 20:14 uur (dat is vastgelegd door een camera) tot het telefoongesprek met zijn vriendin rond middernacht is het onduidelijk waar de verdachte heeft verbleven. De verdachte heeft verklaard dat hij vanaf [naam bedrijf 1] naar huis is gereden en de hele avond heeft geslapen. Dat alibi kan echter door niemand worden bevestigd en is dus niet aannemelijk geworden.
Bovendien stond de telefoon van de verdachte volgens zendmastgegevens en zijn eigen verklaring uit tussen 20:03 uur en 23:54 uur, volgens de verdachte omdat de batterij leeg was en deze sneller oplaadt als de telefoon uit staat. De vriendin en de vriend van de verdachte [slachtoffer 3] hebben daarentegen verklaard dat de telefoon van de verdachte nooit uit staat.
Ten aanzien van de verklaring van zijn vriendin, dat hij tegen haar had gezegd dat hij op de avond van het schieten bij de woning ter plaatse was geweest, voert de verdachte aan dat hij tegen haar had gezegd dat hij niet op de bewuste avond maar op de avond ervoor ter plaatse was en dat hij dit relevant vond om te zeggen omdat hij de situatie met de witte auto die naast hem parkeerde verdacht vond. Uit de verklaringen van de vriendin, die op dit punt specifiek is ondervraagd, blijkt echter dat het aldus op haar is overgekomen dat de verdachte op de avond van het schieten ter plaatse was, waarbij zij zelfs aan de verdachte heeft gevraagd of ze dan mocht aannemen dat hij iets van het gebeurde afwist, en blijkt geenszins, ook niet uit verdachtes (kennelijk uitgebleven reactie op die vraag) dat deze situatie zich de avond ervoor zou hebben voorgedaan.
Op grond van al het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, komt het Gerecht tot het oordeel dat bewezen is dat verdachte op de drie slachtoffers heeft geschoten.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte met een shotgun één of meerdere malen van korte afstand heeft geschoten op de drie slachtoffers. Slachtoffer [slachtoffer 3] werd getroffen in zijn rechterborst. Op slachtoffer [slachtoffer 2] werd tenminste drie maal geschoten waarbij hij onder meer in zijn hoofd en rechterborst werd geraakt. Het derde slachtoffer [slachtoffer 1] werd in de rechterborst geraakt. De manier waarop de schoten aan de slachtoffers zijn toegediend wijzen op een doelgericht schieten, dat alleen maar bedoeld kon zijn om hen te doden. Vol opzet op de dood van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] kan derhalve bewezen worden verklaard.
Voor een bewezenverklaring van (poging tot) moord, zoals ten laste is gelegd, is onder meer vereist dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Daarvan is sprake indien de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de beoordeling van dit criterium moet een weging en waardering worden gemaakt van de omstandigheden van het concrete geval, met dien verstande dat het gewicht moet worden bepaald van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van de voorbedachte raad pleiten.
Uit de bewijsmiddelen en in het bijzonder de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 3] volgt dat de verdachte, die na 21:00 uur bij de woning aankwam, tot aan het moment van schieten rustig was. Na het eerste gesprek over een geldkwestie is de verdachte op verzoek van [slachtoffer 3] blijven wachten. Na 35 minuten heeft [slachtoffer 3] de verdachte, die bij de poort van de tuin stond, gemeld dat degene die geld zou brengen onderweg was. [slachtoffer 3] ging weer bij de deur van de woning zitten. Enkele minuten later kwam de verdachte aanlopen met een shotgun in zijn handen. Hij richtte het wapen, zei ‘[roepnaam slachtoffer 3] ma kansa’ en schoot. Vervolgens heeft de verdachte de vrienden van [slachtoffer 3] die zich in de naast de woning gelegen kapperszaak bevonden achter elkaar neergeschoten. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van deze gang van zaken, waarbij de verdachte met een shotgun in zijn auto naar [slachtoffer 3] is gereden kennelijk om een geldkwestie te bespreken, ongeveer 45 minuten bij de woning van [slachtoffer 3] heeft verbleven en daarna in alle rust, doelgericht en van dichtbij achtereenvolgens op de drie slachtoffers heeft geschoten, oordeelt het Gerecht dat er kalm beraad en rustig overleg is geweest tijdens de planning en uitvoering van deze actie, zodat van voorbedachte raad sprake is. Van een hevige gemoedsopwelling bij de verdachte is blijkens de verklaring van [slachtoffer 3] noch anderszins gebleken.
De vergunning die de verdachte beweert te hebben voor de aangetroffen Smith & Wesson bevindt zich niet in het dossier noch is deze overgelegd door de verdachte. Bij gebreke van verdere onderbouwing van het gestelde wordt het verweer daarom verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 impliciet primair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:262 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd: