ECLI:NL:OGEAC:2019:205

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 september 2019
Publicatiedatum
30 september 2019
Zaaknummer
810.00003/18 (ontneming)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsbeslissing in verband met witwassen en wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 27 september 2019 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao een ontnemingsbeslissing genomen in de zaak tegen de veroordeelde, die in een eerdere strafzaak was veroordeeld voor het gewoonte maken van witwassen. De vordering van het openbaar ministerie was gericht op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, dat werd geschat op USD 7.333.408,99. De veroordeelde had in de periode van 1 januari 2011 tot en met 6 juli 2015 strafbare feiten gepleegd, waarvoor hij een voorwaardelijke gevangenisstraf van vierentwintig maanden had gekregen, naast de verbeurdverklaring van verschillende geldbedragen. Tijdens de zittingen werd het wederrechtelijk verkregen voordeel door het gerecht vastgesteld op ANG 4.491.130,57, na aftrek van kosten en betalingen aan subagenten. Het gerecht oordeelde dat de draagkracht van de veroordeelde niet voldoende was om het bedrag te voldoen, maar dat er geen aanleiding was voor matiging van de ontnemingsmaatregel. De beslissing werd genomen op basis van artikel 1:59 en 1:77 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de veroordeelde werd verplicht tot betaling aan het Land ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

Parketnummer: 810.00003/18 (ontneming)
Uitspraak: 27 september 2019
Tegenspraak
Beslissing van dit gerecht van 27 september 2019, gegeven op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 1:77 van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak tegen de veroordeelde:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1975 in [geboorteplaats]
wonende te [adres] te [woonplaats] ([land]).
Procesverloop
Het openbaar ministerie heeft een ongedateerde vordering ingediend voor de terechtzitting van 23 februari 2018 die inhoudt dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan het Land ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van
USD 7.379.189,26. Dit bedrag is door de officier van justitie na correctie van een rekenfout verlaagd tot een bedrag van USD 7.333.408,99.
De veroordeelde is bij vonnis van het gerecht van heden in de strafzaak veroordeeld ter zake van - kort gezegd en voor zover hier van belang – een gewoonte maken van witwassen (feit 1). Deze feiten zijn gepleegd op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 6 juli 2015. Aan de veroordeelde is een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van vierentwintig maanden, met verbeurdverklaring van drie geldbedragen van ANG 105.720,65,
USD 40.211,- en EUR 6.535,-.
Onderzoek van de zaak
Deze beslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 februari 2018, 14 juni 2018, 15 februari 2019, 24, 25 en 28 juni 2019, 6, 7 en 19 augustus 2019 en 6 september 2019.
Het gerecht heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de veroordeelde en de raadsman naar voren is gebracht.
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan het Land ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van USD 7.333.408,99. Hij heeft voor de precieze berekening verwezen naar het proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel in het dossier.
Dit proces-verbaal houdt wat die berekening betreft in dat het voordeel is gebaseerd op een totale omzet van ruim 172 miljoen USD, die de veroordeelde volgens de bij [ALPHABETHREEKS 1] aangetroffen boekhouding in Exact en volgens een Excel schema over het jaar 2014 in de tenlastegelegde periode met swipen in Curaçao en Colombia heeft gerealiseerd, vermenigvuldigd met een commissie van 5,28%.
Zonder een onderbouwde tegenberekening heeft het openbaar ministerie geen reden te twijfelen aan de juistheid van dat percentage, aldus de officier van justitie ter terechtzitting.
In het onderzoek is ook een kostenberekening gemaakt die neerkomt op
USD 1.764.512,63 (omgerekend ANG 3.158.477,60,-) aan huur- en salariskosten, die volgens de officier van justitie in directe relatie staan tot het voltooien van de strafbare feiten waaruit het voordeel afkomstig is en die van het voordeel moeten worden afgetrokken.
Standpunt van de verdediging.
De raadsman van de veroordeelde heeft aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities bepleit dat er, mede gelet op de nog te betalen belastingen, geen enkel wederrechtelijk verkregen voordeel (meer) is zodat de vordering moet worden afgewezen. De verdachte stelt dat hij een deel van wat hij verdiende heeft moeten uitbetalen aan zijn subagenten, omdat zijn strategie was minimaal te verdienen, maar wel op grote schaal. De verdachte schat zijn verdiensten, na aftrek van de kosten, op ongeveer 2,3 miljoen USD ofwel ANG 4.117.000,-.
Oordeel van het gerecht
Het gerecht acht aannemelijk geworden dat de veroordeelde door middel van of uit de baten van het onder 1. bewezenverklaarde feit waarvoor hij is veroordeeld, wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Het gerecht schat, met overneming van de bewijsmiddelen en de overwegingen met betrekking tot het witgewassen bedrag, zoals opgenomen in het vonnis in de strafzaak van heden, het wederrechtelijk verkregen voordeel op USD 4.985.778,14.
Het gerecht acht aannemelijk dat de verdachte, zoals hij zelf zegt, een deel van wat hij verdiende afstond aan zijn subagenten, omdat zijn strategie was om minimaal te verdienen, maar wel op grote schaal. De door hem gerealiseerde omzet is zo groot, dat er wel anderen moeten zijn ingeschakeld – en betaald – om de klanten voor de verdachte te werven. Het gerecht schat de betalingen aan subagenten op 0.5% van de gerealiseerde omzet, dus op USD 712.254,02, zodat een bedrag van
USD 4.273.524,12 resteert. Omgerekend is dit ANG 7.649.608,17.
Van dit bedrag zal het gerecht de kosten ad omgerekend ANG 3.158.477,60 aftrekken, zodat een voordeel van ANG 4.491.130,57 resteert.
Bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel moet geen rekening worden gehouden met de te verwachten fiscale consequenties van de voordeelsontneming door deze in mindering te brengen op het geschatte bedrag, aangezien, voor zover belasting verschuldigd is over wederrechtelijk verkregen voordeel, die belastingheffing weer ongedaan wordt gemaakt indien en voor zover dat voordeel wordt ontnomen (ECLI:NL:HR:1998:ZD0947).
Voor zover er in het geval van de veroordeelde, op het moment van de huiszoekingen, nog door de veroordeelde geswipete bedragen op de bankrekeningen van [ALPHABETHREEKS 1] stonden, over welke bedragen hij niet langer kon beschikken, maar die hij wel (deels) aan zijn klanten heeft moeten terugbetalen en nog zal moeten terugbetalen, overweegt het gerecht dat niet is gebleken welke klanten en welke bedragen het hier betreft, zodat daarmee geen rekening kan worden gehouden.
Gelet op al het bovenstaande schat het gerecht het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op ANG 4.491.130,57.
Verplichting tot betaling aan het Land
Redelijke termijn
Voor zover het gerecht uit de beschikbare stukken heeft kunnen afleiden, heeft de officier van justitie op de terechtzitting van 23 februari 2018 de vordering gedaan als bedoeld in art. 1:77 van het Wetboek van Strafrecht. Het gerecht beschouwt daarom die datum als aanvang van de voor de ontneming op zijn redelijkheid te beoordelen termijn.
Nu de beslissing op de vordering plaatsvindt binnen twee jaar na aanvang van die termijn, is er ten aanzien van de ontneming geen sprake van overschrijding daarvan, zodat op die grond geen aftrek zal plaatsvinden.
Draagkracht
Het gerecht overweegt dat in een ontnemingsprocedure de draagkracht alleen dan met vrucht aan de orde kan worden gesteld indien duidelijk is dat de huidige en redelijkerwijs te verwachten toekomstige draagkracht van de veroordeelde niet toereikend zullen zijn om het te betalen bedrag te voldoen.
Nog afgezien van het feit dat de veroordeelde als opbrengst van de strafbare feiten de beschikking heeft (gehad) over een netto geldbedrag van ruim 4 miljoen ANG, dat tot nu toe niet is terugbetaald, is er geen sprake van de hierboven bedoelde situatie, zodat er geen aanleiding is voor matiging.
Toepasselijk wettelijk voorschrift
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 1:59 en 1:77 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Het gerecht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
ANG 4.491.130,57 (vier miljoen vierhonderdeenennegentigduizend honderddertig gulden en zevenenvijftig cent);
Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan het Land ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
ANG 4.491.130,57 (vier miljoen vierhonderdeenennegentigduizend honderddertig gulden en zevenenvijftig cent);
Bepaalt dat bij gebreke van volledige betaling of verhaal vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
3 (drie) jaar.
Deze beslissing is gegeven door de rechter mr. drs. S.M. van Lieshout, bijgestaan door mr. F. Kruiswijk, zittingsgriffier en is op 27 september 2019 in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Witteman uitgesproken ter openbare terechtzitting van het gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier