Uitspraak
[VERDACHTE],
Beslissing
ANG 1.041.139,35,-
ANG 851.059,35,-
2 (twee) jaar.
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Op 27 september 2019 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao een ontnemingsbeslissing genomen in de zaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij witwassen. De veroordeelde, geboren in 1966, had een vordering van het openbaar ministerie ontvangen, waarin werd verzocht om betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit voordeel was geschat op een totaal van ANG 1.073.712,29, gebaseerd op salaris en contante stortingen die de veroordeelde had ontvangen in de periode van 1 januari 2011 tot 6 juli 2015. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van achttien maanden en verbeurdverklaring van verschillende geldbedragen.
Tijdens de zittingen op 23 februari 2018, 14 juni 2018, 15 februari 2019, en andere data, heeft het gerecht de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging gehoord. De officier van justitie stelde dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had verkregen en dat er geen kosten waren die in mindering moesten worden gebracht. De verdediging pleitte voor afwijzing van de vordering.
Het gerecht oordeelde dat de veroordeelde inderdaad wederrechtelijk voordeel had verkregen en schatte dit op ANG 1.041.139,35 na aftrek van verbeurd verklaarde bedragen. De beslissing werd genomen binnen de redelijke termijn en er werd geen aanleiding gezien voor matiging van het bedrag, ondanks de argumenten van de verdediging over de draagkracht van de veroordeelde. De op te leggen maatregel was gegrond op artikel 1:59 en 1:77 van het Wetboek van Strafrecht.