ECLI:NL:OGEAC:2019:279

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
CUR201801565
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om restitutie van ziektekosten in het buitenland

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 13 december 2019 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, de Sociale Verzekeringsbank, en verweerster. Eiseres had verzocht om restitutie van ziektekosten die zij in het buitenland had gemaakt. Dit verzoek was eerder afgewezen door verweerster, die op 3 december 2015 en later op 10 april 2018 het bezwaar van eiseres ongegrond had verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de openbare zitting op 14 november 2019 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl verweerster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en een medisch deskundige. Het Gerecht heeft overwogen dat op basis van de Landsverordening basisverzekering ziektekosten (Lvbvz) de aanspraak op verstrekkingen alleen in Curaçao kan worden ingeroepen, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie. Eiseres heeft echter niet kunnen aantonen dat haar ziektekosten verband hielden met een dergelijke situatie.

De medisch deskundige bevestigde dat de medische verklaringen van de behandelende oogartsen in Nederland geen basis bieden voor de claim van eiseres. Het Gerecht concludeert dat de bewijslast bij eiseres ligt en dat zij hieraan niet heeft voldaan. Daarnaast heeft verweerster deugdelijk gemotiveerd afgeweken van het advies van de adviescommissie, die had geadviseerd tot gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar. Eiseres had e-mails onjuist geadresseerd, waardoor verweerster deze niet heeft ontvangen.

Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard en het bestreden besluit blijft in stand. Het Gerecht heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving van de uitspraak.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiseres],

wonend in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.M.L. Conquet, advocaat,
en

de Sociale Verzekeringsbank,

verweerster,
gemachtigde: mr. M. Bonafasia, werkzaam bij verweerster.

Procesverloop

Bij beschikking van 3 december 2015 heeft verweerster het verzoek van eiseres om restitutie van de door haar in het buitenland gemaakte ziektekosten (de ziektekosten) afgewezen.
Bij beschikking van 10 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerster het daartegen gerichte bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling ter zitting van het Gerecht heeft plaatsgevonden op 14 november 2019. Eiseres is daar verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, vergezeld door drs. M. Mourillon, medisch deskundige bij verweerster (de medisch deskundige).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 5.4, eerste lid, van de Landsverordening basisverzekering ziektekosten (Lvbvz) kan de aanspraak op verstrekkingen slechts hier te lande tot gelding worden gebracht. Op grond van het derde lid beslist de SVB, indien de zorg niet hier te lande kan worden verleend, de medisch adviseur gehoord, met inachtneming van de bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, gestelde regels per geval of uitzending naar het buitenland noodzakelijk is. Op grond van het vierde lid wordt bij het in het derde lid bedoelde landsbesluit, houdende algemene maatregelen, bepaald voor welke verstrekkingen en onder welke voorwaarden hulp in het buitenland kan worden vergoed, welk deel van de kosten voor eigen rekening komt en welke vergoeding maximaal wordt gegeven alsmede wanneer de verzekerde aanspraak heeft op garantiestelling jegens de SVB.
2.1.
Op grond van artikel 1, eerste lid, van het Landsbesluit medische uitzendingen (Lbmu) wordt onder medische uitzending verstaan uitzending voor medisch onderzoek of behandeling van een verzekerde indien dit niet mogelijk is op Curaçao en een aanzienlijke gezondheidswinst oplevert. Op grond van het vierde lid dient voor medische uitzending, behoudens acute noodsituaties en behoudens indien zulks is voorzien bij protocol, vooraf toestemming van de SVB te worden verkregen. Op grond van het vijfde lid dient voor acute noodsituaties de behandelende specialist te overleggen met de medisch adviseur van de SVB, via de 24 uur bereikbaarheidsdienst. In gevallen waarin zulks niet mogelijk is gebleken, wordt de rechtmatigheid en doelmatigheid van de medische uitzending achteraf door de SVB beoordeeld.
3. Met verweerster is het Gerecht van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de ziektekosten verband hielden met een acute noodsituatie. Zoals de medisch deskundige ter zitting heeft bevestigd, bieden de door eiseres overgelegde medische verklaringen van de oogartsen die haar in Nederland hebben behandeld, daarvoor geen grondslag. Nu de bewijslast ter zake bij eiseres ligt en zij daaraan niet heeft voldaan, moet worden aangenomen dat verweerster zich terecht op het standpunt stelt dat de ziektekosten niet voor vergoeding in aanmerking komen op grond van het Lbmu.
4. Verweerster is verder deugdelijk gemotiveerd afgeweken van het advies van de adviescommissie, dat strekte tot gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar van eiseres. Anders dan de adviescommissie veronderstelde, heeft verweerster geen e‑mails van eiseres over toestemming voor de medische behandeling op 12 augustus 2015 onbeantwoord gelaten die verweerster voor die datum had ontvangen. Gebleken is dat eiseres de e-mails van 6 en 11 augustus 2015 onjuist had geadresseerd, zodat aangenomen kan worden dat verweerster die niet heeft ontvangen en daar dus niet op heeft kunnen antwoorden. Reeds daarom heeft verweerster daarin terecht geen grond gezien om alsnog tot (gedeeltelijke) vergoeding van de ziektekosten te beslissen.
5. Eiseres betoogt ten slotte tevergeefs dat het vertrouwensbeginsel verweerster had dienen te nopen tot de beslissing de ziektekosten te vergoeden. Nog daargelaten of telefonische mededelingen van medewerkers van verweerster rechtens te beschermen vertrouwen kunnen wekken dat verweerster in strijd met de geldende regels zal beslissen, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de betrokken medewerkers haar op 12 augustus onderscheidenlijk 1 september 2015 concrete toezeggingen hebben gedaan over de toekenning van de vergoeding voor de ziektekosten. Verweerster heeft van beiden schriftelijke verklaringen overgelegd waarin wordt betwist dat zulke toezeggingen zijn gedaan.
6. De slotsom is dat het beroep ongegrond moet worden verklaard en het bestreden besluit in stand kan blijven.
7. Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

Het Gerecht
verklaarthet beroep
ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan, voorzitter, en mrs. L.C. Hoefdraad en J. Sybesma, leden, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2019, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Loef, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.