ECLI:NL:OGEAC:2019:307

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 december 2019
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
CUR2000 00002 (voorheen: AR 2139/2000)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.V.L.M. Wannyn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van een civiele procedure inzake de stichting Monte Cristo en de erfgenamen van [naam 1]

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao werd behandeld, vorderde [eiseres in conventie] de herroeping van eerdere vonnissen met betrekking tot de stichting Monte Cristo. De zaak draait om de vraag of de stichting nietig is wegens strijd met de openbare orde en of het vermogen van de stichting toebehoorde aan de nalatenschap van [naam 1]. De oorspronkelijke procedure dateert van 2000 en heeft een lange voorgeschiedenis met meerdere vonnissen en procedures in zowel Curaçao als Frankrijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stichting Monte Cristo is opgericht met het doel om als trustee op te treden, maar dat er twijfels zijn over de herkomst van het vermogen dat aan de stichting is toevertrouwd. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat de stichting is opgericht met het oogmerk om de legitieme porties van de erfgenamen van [naam 1] te frustreren. De vorderingen van [eiseres in conventie] zijn afgewezen, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de stichting niet nietig is. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR2000 00002 (voorheen: AR 2139/2000)
Vonnis d.d. 16 december 2019
inzake
[EISERES IN CONVENTIE],
wonende in Ottawa, Ontario, Canada,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigden: mrs. M.F. Murray en M.J.F. Goethals,
tegen
1. de stichting
STICHTING MONTE CRISTO,
gevestigd in Curaçao;
2. de rechtspersoon naar vreemd recht
INTERTRUST SERVICES (LIECHTENSTEIN) TRUST REG.,
gevestigd in Liechtenstein,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. Th. Aardenburg,
met als tussengekomen partij:
[TUSSENGEKOMEN PARTIJ],
wonende in Bangkok, Thailand,
tussengekomen partij,
gemachtigden: mrs. J.M.K.P. Cornegoor en W. ten Veen.
Partijen zullen hierna [eiseres in conventie], Monte Cristo, Intertrust en [tussengekomen partij] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop van de oorspronkelijke procedure blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift, op 18 december 2000 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord en van eis in voorwaardelijke reconventie van 10 september 2001, van Monte Cristo, MeesPierson Trust Reg. en TSM;
  • het vonnis van 28 januari 2002 in het door [tussengekomen partij] opgeworpen cautio-incident, waarna [eiseres in conventie] bij akte jegens [tussengekomen partij] afstand van instantie heeft gedaan;
  • de conclusie van repliek in conventie, tevens akte wijziging van eis, tevens conclusie van antwoord in reconventie, van 11 november 2002, van [eiseres in conventie];
  • de conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie, van 10 maart 2003 van Monte Cristo, Mees Pierson en TSM;
  • de conclusie van dupliek in reconventie van [eiseres in conventie];
  • het tussenvonnis van 9 mei 2005;
  • de conclusie na tussenvonnis van 8 augustus 2005, van Monte Cristo, Mees Pierson en TSM;
  • de antwoordakte na tussenvonnis van 31 oktober 2005 van [eiseres in conventie]
  • het tussenvonnis van 16 januari 2006;
  • de akte uitlating getuigenbewijs van 3 april 2006 van [eiseres in conventie];
  • het eindvonnis van 15 januari 2007.
1.2.
Bij vonnis van 4 september 2017, zoals hersteld bij het herstelvonnis van 2 oktober 2017, is de oorspronkelijke procedure van [eiseres in conventie] tegen Monte Cristo en Intertrust heropend (hierna: de heropeningszaak). [eiseres in conventie] is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot herroeping ten aanzien van Capital Support (zijnde de rechtsopvolger van TSM). Partijen zijn erop gewezen dat de stukken uit de herroepingsprocedure niet werden toegevoegd aan het dossier van de te heropenen zaak.
1.3.
Het verdere procesverloop van de oorspronkelijke procedure blijkt uit:
  • de conclusie na heropening, tevens akte wijziging van eis, tevens incidentele vordering voorlopige voorziening in conventie, tevens conclusie na heropening procedure in (voorwaardelijke) reconventie van 5 februari 2018 van [eiseres in conventie];
  • de incidentele conclusie tot tussenkomst van 5 maart 2018 van [tussengekomen partij];
  • de conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst van 9 april 2018 van Monte Cristo en Intertrust;
  • het vonnis in het incident van 11 juni 2018 waarbij de tussenkomst door [tussengekomen partij] werd toegestaan, en het herstelvonnis van 27 juni 2018;
  • de conclusie van eis in tussenkomst van 3 september 2018 van [tussengekomen partij];
  • de conclusie van antwoord in tussenkomst van 26 november 2018 van [tussengekomen partij];
  • de conclusie van antwoord in het incident in conventie, tevens conclusie van antwoord in conventie en voorwaardelijke eis in reconventie, tevens wijziging van eis in reconventie, tevens conclusie van antwoord in de eis tot tussenkomst van 26 november 2018 van Monte Cristo en Intertrust;
  • de conclusie van antwoord op de eis in tussenkomst van 26 november 2018 van [eiseres in conventie];
  • de op 7 mei 2019 door Monte Cristo en Intertrust op voorhand toegestuurde producties A en B;
  • de op 7 mei 2019 door [eiseres in conventie] op voorhand toegestuurde producties 68 tot en met 76.
1.4.
Op 14 mei 2019 heeft mondeling pleidooi plaatsgevonden. [eiseres in conventie] werd daarbij vertegenwoordigd door mr. Murray. Monte Cristo en Intertrust werden vertegenwoordigd door mr. Aardenburg. Namens Intertrust was verder aanwezig C. Ryde, general counsel van Intertrust. [tussengekomen partij] is in persoon verschenen, tezamen met mr. Cornegoor. Verder waren aanwezig mrs. H. Letellier en V. Dossin, beiden advocaat in Frankrijk, en de echtgenoot van [tussengekomen partij]. De gemachtigden van alle drie de partijen hebben het woord gevoerd aan de hand van door hen overgelegde pleitaantekeningen.
1.5.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.2. [
naam 1] is geboren op [1982]. Hij was gehuwd met [naam 2]. Hij had drie kinderen: [naam 3] (geboren in 1922) [eiseres in conventie] (geboren op [1923]) en zijn adoptiefdochter [naam 4] (geboren in 1911), zijnde een dochter van [naam 2] uit een eerder huwelijk.
2.3. [
naam 3] had twee dochters: [tussengekomen partij] en [naam 5]. [tussengekomen partij] is dus een nicht van [eiseres in conventie] en een kleindochter van [naam 1].
2.4.
Op 20 september 1956 is op Curaçao de eerste Stichting Monte Cristo (hierna: SMC I) opgericht door kandidaat-notaris Velema ten overstaan van notaris Smeets. Stichting Stuyvesant-Fonds werd als bestuurder aangesteld.
2.5.
Op 21 september 1956 is op Curaçao de naamloze vennootschap N.V. Beleggingsmaatschappij Globe (hierna: Globe N.V.) opgericht. De oprichter en enig aandeelhouder is SMC I. SMC I en kandidaat-notaris Velema werden als bestuurder aangesteld. Het nominale aandelenkapitaal bedroeg USD 2.000.000 (20 aandelen van USD 100.000 elk).
2.6.
Op 19 september 1957 werden de aandelen in Globe N.V. overgedragen aan de Nederlandse naamloze vennootschap N.V. Trust- en Safe-maatschappij (thans Capital Support B.V.) (hierna: TSM).
2.7.
Op 20 september 1957 werd op Curaçao de tweede Stichting Monte Cristo (hierna: Monte Cristo) opgericht door mevrouw A.M. Capello ten overstaan van kandidaat-notaris Velema, handelend voor notaris Smeets. De Stichting Stuyvesant-Fonds werd aangewezen als bestuurder van Monte Cristo. Blijkens de oprichtingsakte heeft de Stichting een oprichtingskapitaal van USD 100. In artikel 2 van de statuten staat:
“De stichting heeft ten doel op te treden als trustee. De stichting heeft niet ten doel enige winst te maken.”
2.8.
Op 21 september 1957 heeft TSM bij een trustakte de 20 aandelen in Globe N.V. overgedragen aan Monte Cristo. In de trustakte is voor zover van belang het volgende bepaald:
“1. De trustgeefster draagt bij deze in volle eigendom over aan de trustee, gelijk deze in volle eigendom verklaart aan te nemen twintig aandelen, elk groot EENHONDERDDUIZEND UNITED STATES DOLLARS (US$.100.000,--) in de naamloze vennootschap N.V. Beleggingsmaatschapij “Globe”, gevestigd op Curaçao.
2. Het trustvermogen bestaat uit sub 1 genoemde aandelen, waarden nader aan het trustvermogen toe te voegden, alsmede de waarden uit belegging en weder belegging te verkrijgen en de baten uit de opbrengst van die waarden.
(…)
7. De trustee zal uitkeringen doen overeenkomstig de bepalingen van de in artikel 10 bedoelde reglementen en met inachtneming van de voorwaarden, verbonden aan de overdrachten van aan haar overgedragen vermogensbestanddelen en aan haar gemaakte legaten, aan de in die reglementen en voorwaarden aangewezen personen en hun nakomelingen, benevens aan de weduwen en weduwnaars van die personen en nakomelingen; de uitkeringen zullen de strekking hebben om de begunstigden tot een levenswijze overeenkomstig hun maatschappelijke positie in staat te stellen.
(…)
10. De trustee stelt een of meer reglementen vast, waarin regelen worden gegeven aangaande de omvang en de periodiciteit der uitkeringen en de wijze waarop en de voorwaarden waaronder renteloos voorschotten worden verstrekt. De in artikel 7 bedoelde personen worden in die reglementen aangewezen.
De reglementen mogen niet in strijd zijn met deze trustakte. (…)”
2.9.
Op 20 januari 1968 is de echtgenote van [naam 1], [naam 2], overleden.
2.10.
Op 6 juni 1968 is op Curaçao de naamloze vennootschap Beleggingsmaatschappij Venus N.V. (hierna: Venus) opgericht.
2.11.
Op 6 december 1968 is op Curaçao de Stichting Vulcanus (hierna: Vulcanus) opgericht. De aandelen Venus werden door Vulcanus gehouden.
2.12.
In een ongedateerd intern memorandum dat zich in de administratie van Monte Cristo bevond is het volgende vermeld:
“Bij acte van 21.3.1969 is de helft van de aandelen in de Beleggings-maatschappij Globe door de Stichting Monte Cristo overgegaan naar de Stichting Vulcanus met als onderliggende Beleggingsmaatschappij Venus.”
2.13.
In een faxbericht van François Kahn van Mees Pierson van 17 april 1996 is – voor zover relevant – het volgende vermeld:
“Ainsi, si le registre des actions ne dit pas grand chose sur les evenements intervenes en 1968, il ressort clairement des états financiers qu’une parte ímportante (prèsque la motitié) des actifs de Globe a été transférée à la nouvelle entité.”
2.14.
Op 8 februari 1978 heeft Monte Cristo een reglement vastgesteld (hierna: het reglement). Daarin is (na vertaling) voor zover van belang het volgende bepaald:

Reglement (SMC II)
Zoals bedoeld in de artikelen 7 en 10 van de trustovereenkomst, welke op
21 september 1957middels een akte is verleden (…) en welke is gesloten tussen de
N.V. Trust-en Safe-Maatschappij, naamloze vennootschap gevestigd te Amsterdam, Nederland, als trustgever en de
Stichting “Monte Cristo”, stichting opgericht op het eiland Curaçao, als trustee.
Artikel 1
De personen aan wie de trustee uitkeringen doet overeenkomstig de artikelen 7 en 10 van voornoemde trustakte en met inachtneming van de andere bepalingen van deze akte, zijn:
a. de heer [naam 1], geboren op [1982], thans gedomicillieerd te [woonplaats], Zwitserland, [nummer], [adres] (hierna te noemen: de heer [naam 1])
b. mejuffrouw [eiseres in conventie], geboren op [1923], dochter van de heer [naam 1], thans gedomicillieerd te [woonplaats], Zwitserland, [nummer], [adres] (hierna te noemen: mejuffrouw [eiseres in conventie])
c. mevrouw [tussengekomen partij] (zijnde [tussengekomen partij]; opm., geboren op [1942], kleindochter van de heer [naam 1], thans gedomicillieerd te [woonplaats], Zwitserland, [nummer], [adres] (hierna te noemen: mevrouw [tussengekomen partij])
d. de wettige afstammelingen van mevrouw [tussengekomen partij]
Artikel 2
1. Zolang de heer [naam 1] in leven is, zal de Trustee uitsluitend aan hem uitkeringen doen.
2. De uitkeringen zullen op verzoek van de heer [naam 1] worden gedaan en de hoogte hiervan zal tevens door hem worden vastgesteld.
3. De uitkeringen zullen voor zover mogelijk ten laste worden gebracht van de inkomsten van het vermogen van de Trust, indien de uitkeringen in een bepaald jaar meer bedragen dan de netto inkomsten van de trust, worden deze in mindering gebracht op het vermogen van de Trust.
Artikel 3
1. Na het overlijden van de heer [naam 1] zal de Trustee overgaan tot het uitkeren van de gehele netto opbrengst van het vermogen van de trust, zulks op de volgende wijze:
a. 50% aan mejuffrouw [eiseres in conventie], en
b. 50% aan mevrouw [tussengekomen partij]
2. Na het overlijden van mejuffrouw [eiseres in conventie] zal de Trustee uitsluitend aan mevrouw [tussengekomen partij] overgaan tot het uitkeren van de gehele netto opbrengst van het vermogen van de trust.
3. Na het overlijden van mevrouw [tussengekomen partij] zal de Trustee uitsluitend aan de wettige afstammelingen van mevrouw [tussengekomen partij] overgaan tot het uitkeren van de gehele netto opbrengst van het vermogen van de trust, in die zin dat de trustee vóór het overlijden van mejuffrouw [eiseres in conventie] 50% zal uitkeren en na het overlijden van mejuffrouw [eiseres in conventie] 100%. (…)”
2.15.
In een ongedateerd intern memorandum van Intertrust is vermeld:
“Indirect bezit cliënt derhalve de Stichting Monte Cristo en de Stichting Vulcanus.
Kanttekeningen bij de ontvangen aanvraag :
punt 1 van de vragenlijst: hier spreekt men van
[naam 1].
Er is bij ons steeds officiëel sprake van [
naam]
[naam 1
]
2.16.
Op 18 april 1979 heeft [naam 1] bij een handgeschreven verklaring het reglement gewijzigd (hierna: het amendement). In de verklaring staat het volgende:
“I agree with my proposal made in February 1978 regarding the regulations of (…) Those of Monte Cristo have to be amended as follows:
1. After my death:
½ of the income for my daughter [eiseres in conventie]
½ (…) for my grand-child [tussengekomen partij]
2. After the death of [eiseres in conventie] the entire income for [tussengekomen partij] or the legitimate descendants during fifty years after my death after
fiftysixty years the descendants can also obtain the capital”
2.17.
In een verslag van een bezoek van G. Allard en J.L. van den Berg van Saparoea van de Bank Mees & Hope aan [naam 1] van 18 april 1979 is het volgende vermeld:
“Wij hebben in elk geval bereikt, dat :
1. client nog eens bezworen heeft, dat – hetgeen bij ons resp. onder onze berusting is – alleen aan hem toebehoord heeft, dus niet van Mevrouw afkomstig is.
2. (…)
3. Het concept-reglement dd.
Voor de Stichting Vulcanus gedateerd
met Lu et approuvé ondertekend is.
4. xxx Een blanco papier heeft ondertekend, na aangegeven te hebben voor de Stichting Monte Cristo nà dood 50% revenuen aan kleindochter (dochter van [naam 3]) [tussengekomen partij] die ook al erfgenaam is van Vulcanus. Na dood [eiseres in conventie] alles aan [tussengekomen partij].
Client was echter niet te bewegen, voor de Stichting Monte Cristo het reglement dusdanig te redigeren, dat beide dochters wat krijgen. [naam 3] die hij als boosdoener beschouwt, krijgt pertinent niets. Dus na zijn dood en mits hij voordien geen nieuwe reglementen opmaakt, krijgt van de totaliteit aan revenuen (kapitaal eerst 50 jaar na zijn dood n.B.)
Zijn dochter [eiseres in conventie] xx 25%
Zijn kleindochter [tussengekomen partij] (dochter van [naam 3]) 75%.
t.w. [eiseres in conventie] xx 50% van Monte Cristo = helft van zijn totale vermogen [tussengekomen partij] 50% van Monte Cristi + gehele revenuen Vulcanus.”
2.18. [
naam 1] is op [1989] overleden. Zijn nabestaanden en erfgenamen waren zijn dochters [eiseres in conventie] en [naam 3] (moeder van [tussengekomen partij]) en zijn geadopteerde dochter [naam 4]. In het testament is Zwitsers recht van toepassing verklaard. Bij testament en codicillen heeft [naam 1] aan elk van zijn drie dochters een kwart van zijn fortuin vermaakt (in overeenstemming met hun erfdeel), en bijzondere legaten gedaan met de vermelding dat het beschikbare gedeelte als volgt zou worden verdeeld:
- 5/6de voor [tussengekomen partij],
- 1/6e voor [naam 5] (naam 5).
2.19. [
naam 1] heeft tijdens zijn leven een huis in Montpellier (Frankrijk) en de daartoe behorende inventaris geschonken aan de Caisse Nationale des Monuments Historiques et de Sites (hierna: CNMHS). Op grond dat daarmee hun legitieme portie was geschonden hebben de erfgenamen van [naam 1] in augustus 1990 een procedure aangespannen bij de rechtbank in Parijs tegen CNMHS teneinde de schenking terug te brengen tot maximaal het naar Frans recht minimaal voorgeschreven vierde deel van de hele nalatenschap. [tussengekomen partij] is in die procedure gedwongen tussengekomen. Op 19 juni 1991 is in die procedure de notariële ere-deskundige van het Hof van Beroep in Parijs, J. Lefèvre, als deskundige aangesteld om de omvang van de nalatenschap te onderzoeken. In het kader van dat onderzoek zijn via een rogatoire commissie de heren Allard en Van den Berg van Saparoea van Bank Mees & Hope in Nederland als de vermogensbeheerder van Globe gehoord.
2.20. [
tussengekomen partij] heeft op 9 januari 1992 een volmacht verstrekt waarbij zij twee personen machtigde:
“to represent me in the recognition and defense of my rights and interests in the Trust known as Stichting Vulcanus, in which I am a beneficiary, created in Curaçao by my grandfather, Mr. [naam 1], deceased on August 29, 1989 (…)”
2.21.
In december 1993 werden MeesPierson Trust reg. (Liechtenstein) (later Intertrust Services (Liechtenstein) Trust Reg. en MeesPierson Trust (Curaçao) de nieuwe bestuurders van Monte Cristo.
2.22.
In 1999 is door de erfgenamen van [naam 1] en de legatarissen een schikking getroffen met de Zwitserse fiscus. Van Vulcanus is daarin geen melding gemaakt.
2.23.
Op 21 januari 2000 heeft Lefèvre een deskundigenverslag uitgebracht en het vermogen van Monte Cristo beschouwd als deel uitmakende van de nalatenschap van [naam 1].
2.24.
Op 3 april 2001 is [naam 4] overleden zonder nabestaanden.
2.25.
Bij vonnis van 30 maart 2005 heeft de arrondissementsrechtbank van Parijs geoordeeld dat de Franse wet geldt voor het geheel van de nalatenschap van [naam 1] en dat, omdat het beschikbare gedeelte niet was overschreden, er geen aanleiding was tot vermindering van de schenking van 22 mei 1974 waarvan CNMHS had genoten dankzij de overledene. Blijkens de beëdigde vertaling is in het vonnis is onder meer overwogen:
“Het deskundigenrapport heeft tot de conclusie geleid dat in het activa van de nalatenschap moet worden opgenomen, in de eerste plaats, het vermogen van de onderneming MONTE CRISTO II – ten bedrage van 98.583.824 FF – (cf. blz 28) opgesteld in 1957 om als trustee op te treden – na terugwinning van de aandelen van het kapitaal van GLOBE, overgedragen door MONTE CRISTO I, een maatschappij gevestigd door [naam 1].”
2.26.
Bij arrest van 8 januari 2009 van het Hof van Beroep van Parijs is voornoemde uitspraak bevestigd. In het arrest is – blijkens de beëdigde vertaling daarvan – onder meer het volgende overwogen:
“Dat het domicilie van (…) [naam 1] te Lausanne fictief was en beantwoordde aan belastingoverwegingen.
(…)
Dat de deskundige heeft aangetoond door een uiterst nauwkeurig onderzoek van de voorgelegde stukken, dat het activa van de onderneming MONTE CRISTO II moeten worden opgenomen in de massa van de nalatenschap, aangezien deze onderneming een scherm is voor (…) [naam 1] om geen belastingen te betalen;”
2.27.
Op 23 juni 2009 hebben Monte Cristo en (de rechtsvoorganger van) Intertrust – in het kader van het openen van een bankrekening voor Monte Cristo bij de HHSBC Private Bank (Suisse) SA – op een “declaration regarding foundations” het volgende ingevuld:
“2. Identity of actual founder (and if funder, if different from founder)
Founder
Surname/name of firm [achternaam]
First name: [naam 1] ([naam 1])”
2.28.
Op 5 mei 2009 is interim dividend van Globe N.V. uitgekeerd aan Monte Cristo.
2.29.
Op 2 oktober 2009 is [naam 3], dochter van [naam 1], overleden. Haar erfgenamen zijn haar dochters [tussengekomen partij] en [naam 5].
2.30.
In november 2009 werd Globe N.V. ontbonden op grond van een bestuursbesluit van Intertrust.
2.31.
Op 19 april 2010 hebben [eiseres in conventie], [tussengekomen partij] en [naam 5] met betrekking tot de gerechtelijke procedure in Frankrijk een vaststellingsovereenkomst gesloten over onder meer het geschil omtrent Monte Cristo.
2.32.
Bij akte van 23 april 2010 heeft [tussengekomen partij] haar cassatieberoep tegen het arrest van 8 januari 2009 van het Hof van Beroep van Parijs ingetrokken.
2.33.
Bij kort geding vonnis van 16 januari 2015 heeft het Gerecht Monte Cristo en Intertrust bevolen om [tussengekomen partij] en [eiseres in conventie] toegang te verlenen tot de administratie van Monte Cristo.
2.34.
Op 17 maart 2016 is [eiseres in conventie] een procedure gestart bij de rechtbank in Parijs tegen [tussengekomen partij] en [naam 5]. Zij vordert primair – kort gezegd – [tussengekomen partij] schuldig te verklaren aan helen van activa van de nalatenschap van [naam 1] [eiseres in conventie] door het bestaan te verbergen van de Stichting Vulcanus en door het uitsluiten van het vermogen van Monte Cristo, [tussengekomen partij] te veroordelen tot teruggave van het verborgen gehouden actief, [tussengekomen partij] haar aanspraken als erfgename op dit verborgen gehouden actief te ontzeggen, de vaststellingsovereenkomst van 19 april 2010 nietig te verklaren en de handelingen voor de verdeling van de nalatenschap van [naam 1] [eiseres in conventie] te heropenen.
2.35.
Op 26 april 2017 heeft [eiseres in conventie] in voornoemde procedure in Parijs een vordering tot gedwongen tussenkomst ingesteld tegen Monte Cristo, Intertrust en Vulcanus. [eiseres in conventie] vordert onder meer om hen schuldig te verklaren aan erfrechtelijke heling door [tussengekomen partij] hulp te bieden bij het verhullen van activa behorend tot de nalatenschap van [eiseres in conventie], hen te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van vijf miljoen Euro en – hoofdelijk met [tussengekomen partij] – tot terugbetaling van de geheelde activa.
2.36.
Bij vonnis van 23 januari 2018 heeft de rechtbank in Parijs (onder meer) de exceptie van onbevoegdheid, van litispendentie en verknochtheid verworpen en de opschorting van de eisen bevolen in afwachting van de beslissing van de rechtbanken van Curaçao in de onderhavige procedure.
2.37.
Bij brieven van 28 oktober 2018 heeft de raadsman van Monte Cristo aan (een vertegenwoordiger van) [tussengekomen partij] medegedeeld dat vanuit Monte Cristo sinds 1989 in totaal een bedrag van USD 6.901.700 aan [tussengekomen partij] is uitgekeerd, en aan (een vertegenwoordiger van) [eiseres in conventie] medegedeeld dat vanuit Monte Cristo sinds 1989 in totaal een bedrag van USD 9.565.243 aan [eiseres in conventie] is uitgekeerd.

3.De vordering

3.1. [
eiseres in conventie] vordert – na wijziging van eis – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
“de op 9 mei 2005, 16 januari 2006 en 15 januari 2007 tussen partijen door het Gerecht in Eerste Aanleg te Curaçao gewezen vonnissen met zaaknummer AR 2139 / 2000 te herroepen;
en opnieuw recht doende, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
i. te verklaren voor recht dat SMC II nietig is;
ii. gedaagden hoofdelijk te bevelen, binnen twee weken nadat in deze vonnis is gewezen, hun volledige medewerking te verlenen aan en over te gaan tot het afgeven van het vermogen van SMC II aan de nalatenschap van [naam 1] [eiseres in conventie] en wel door in ieder geval alle courante middelen en roerende zaken behorende tot dit vermogen over te maken naar een bankrekening ten name van Maitre Jean Claude Attané, althans diens opvolger Joss van Camelbeke, notaris gevestigd 6 Rue Sibourg, 75010 Parijs, Frankrijk, of diens plaatsvervanger, in zijn hoedanigheid van boedelnotaris van de nalatenschap van [naam 1] en/of aan hem af te geven, op straffe van een ten faveure van [eiseres in conventie] te verbeuren dwangsom van NAF 1 miljoen voor iedere dag of gedeelte van een dag dat gedaagden verzuimen aan dit gebod te voldoen;
iii. gedaagden te verbieden betalingen ten laste van het vermogen van SCM II, anders dan (a) noodzakelijke betalingen in het kader van het beheer van het vermogen van SMC II of (b) ter voldoening aan het in deze te wijzen vonnis, te doen aan derden, althans aan [tussengekomen partij] of een door [tussengekomen partij] aangewezen derde, op straffe van een ten faveure van [eiseres in conventie] te verbeuren dwangsom van NAF 1 miljoen per keer dat het verbod wordt geschonden;
iv. met veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure.”
3.2. [
eiseres in conventie] vordert verder als voorlopige voorziening voor de duur van het geding dat het Gerecht bij vonnis in het incident, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
“gedaagden voor de duur van het geding te verbieden betalingen ten laste van het vermogen van SMC II, anders dan noodzakelijke betalingen ten laste van het vermogen van SMC II, te doen aan derden, althans aan [tussengekomen partij] of een door [tussengekomen partij] aangewezen derde, op straffe van een dwangsom van NAF 1 miljoen per keer dat het verbod wordt geschonden;
met veroordeling van gedaagden in de kosten van dit incident.”
3.3.
Aan de gevorderde herroeping legt [eiseres in conventie] het volgende ten grondslag. Monte Cristo en Intertrust hebben stukken van essentiële en beslissende aard die tot een ander oordeel zouden hebben geleid achter gehouden, c.q. zich schuldig gemaakt aan bedrog door het verzwijgen van feiten die tot een voor [eiseres in conventie] gunstige afloop van de procedure zouden hebben kunnen leiden. In de oorspronkelijke procedure was sprake van een oneerlijke proceshouding van gedaagden, waaronder Monte Cristo en Intertrust, omdat zij stellingen innamen waarvan zij wisten dat deze onjuist waren. Uit de onder 2.15, 2.17, 2.20 en 2.27 genoemde documenten, verslagen van besprekingen met [tussengekomen partij] en correspondentie tussen Intertrust en de advocaten van [tussengekomen partij] blijkt dat Monte Cristo, Intertrust en [tussengekomen partij] wisten dat het vermogen van Monte Cristo afkomstig was van [naam 1].
3.4. [
eiseres in conventie] vordert op grond van artikel 142 Rv de overlegging van de stukken betreffende de volstorting van de aandelen Globe N.V. en herkomst van de middelen daarvoor, het aandeelhoudersregister van Globe N.V., de jaarstukken van 1967 en 1968 waaruit blijkt dat een substantieel deel van het vermogen van Monte Cristo/Globe N.V. is overgedragen aan Vulcanus/Venus en een afschrift van de schriftelijke overeenkomst met [naam 1].
3.5.
Aan de gevorderde verklaring voor recht legt [eiseres in conventie] ten grondslag dat Monte Cristo nietig is wegens strijd met de openbare orde. Daartoe heeft zij – onder meer – het volgende aangevoerd. [eiseres in conventie] is feitelijk oprichter en vermogens-verschaffer van Monte Cristo. Na het onderbrengen van zijn vermogen in Monte Cristo behield hij daarover de feitelijke beschikking. Hij heeft feitelijk bepaald wie er na zijn dood tot het vermogen gerechtigd zou zijn. De overdracht had tot doel om zijn vermogen te verhullen, niet de strekking om de (economische) eigendom te doen overgaan. Als al sprake is van een juridische overdracht, was dit een overdracht ten titel van beheer. De aanspraken op het vermogen zijn na het overlijden van [naam 1] overgegaan op zijn erfgenamen. Het oordeel van de Franse rechter dat het actief van Monte Cristo behoort tot de nalatenschap van [naam 1] heeft kracht van gewijsde verkregen. Het doel van Monte Cristo is in strijd met (primair) het ten tijde van de oprichting op grond van ongeschreven recht geldende Nederlandse recht, dan wel (subsidiair) met artikel 1 lid 3 van de Landsverordening Stichtingen, A 1967 no. 191. Hoewel het statutaire doel was “
op te treden als trustee”, bepaalt de trustakte dat Monte Cristo uitkeringen zal doen overeenkomstig een op te stellen reglement. Onder het doel dient niet alleen te worden verstaan het in de statuten vermelde doel, maar ook het feitelijke doel. Nu Monte Cristo ten doel had om ontduiking van belasting- en successiewetgeving door [naam 1] te faciliteren, is de stichting strijdig met de openbare orde en als zodanig nietig. Op grond van het van toepassing zijnde Franse recht, maar ook op grond van het Zwitserse recht, is met behulp van Monte Cristo ook feitelijk fiscale en erfrechtelijke wetgeving ontlopen en zijn de aanspraken van de dochters op hun legitieme portie geschonden. Intertrust heeft in haar hoedanigheid van bestuurder van Monte Cristo medewerking verleend aan de wetsontduiking door te verhullen dat het vermogen van Monte Cristo afkomstig was van en feitelijk toebehoorde aan [naam 1].
3.6.
Ter zitting heeft [eiseres in conventie] nog aangevoerd dat een overeenkomst die slechts tot doel heeft om belasting te ontduiken, gelet op haar inhoud en strekking in strijd is met de openbare orde en goede zeden en daarom nietig is, zodat de overeenkomst waarbij [naam 1] opdracht heeft verstrekt om Monte Cristo in het leven te roepen en waarbij is overeengekomen dat hij het vermogen voor Monte Cristo zou verschaffen nietig is.

4.Het verweer van Monte Cristo en Intertrust

4.1.
Monte Cristo en Intertrust concluderen tot afwijzing van de gevorderde herroeping. Daartoe is het volgende aangevoerd. Van bedrog of het achterhouden van stukken van beslissende aard is geen sprake. Uit de door [eiseres in conventie] overgelegde stukken volgt niet (ondubbelzinning) dat het vermogen van Monte Cristo van [naam 1] afkomstig is. Als deze stukken wel in de procedure waren ingebracht had dat niet tot een andere uitkomst geleid omdat de vordering dan op andere gronden was afgewezen. Van stukken van doorslaggevend belang was dan ook geen sprake. Monte Cristo en Intertrust hadden geen wetenschap van door wie het vermogen van Monte Cristo was verschaft en konden die ook niet hebben. Intertrust is pas na het overlijden van [naam 1] bestuurder geworden. Wie het kapitaal heeft ingebracht kan niet meer worden vastgesteld. De wettelijke bewaartermijn van stukken uit die periode was al lang verlopen.
4.2.
In het kader van de gevorderde verklaring voor recht hebben Monte Cristo en Intertrust, met een beroep op de exceptio plurium litis consortium, geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres in conventie] omdat sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding en niet alle deelgenoten (erfgenamen van [naam 1]) in de procedure zijn betrokken.
4.3.
Monte Cristo en Intertrust betwisten voorts dat er grond bestaat voor nietigheid van Monte Cristo. Daartoe hebben zij het volgende aangevoerd. (i) In het van toepassing zijnde recht van Curaçao ontbreekt een wettelijke basis voor de gevorderde verklaring voor recht. Het voorschrift van artikel 2 lid 2 jo. lid 1 van de Landsverordening op Stichtingen was ten tijde van de oprichting van Monte Cristo niet van kracht en is ook thans niet meer van kracht. Op grond van het overgangsrecht is Boek 2 BW van toepassing. Indien het doel van Monte Cristo in strijd zou zijn met de wet of de openbare orde van Curacao kan de rechter de stichting niet nietig verklaren, maar hooguit ontbinden, zij het pas na het bieden van de gelegenheid om de gronden voor ontbinding weg te nemen. (ii) In het geval [eiseres in conventie] een vordering tot nietigverklaring zou toekomen dient de vordering tot nietigverklaring te worden afgewezen op grond van verjaring. (iii) [eiseres in conventie] heeft haar recht tot het instellen van haar vordering verwerkt (onder meer) nu zij jarenlang – zowel voor als na het instellen van de oorspronkelijke procedure – zonder protest geld van Monte Cristo heeft ontvangen en behouden. (iv) Van strijd met de wet of de openbare is geen sprake.
4.4.
Het onder iv. aangevoerde is als volgt onderbouwd. Het doel van Monte Cristo, het optreden als trustee, is niet in strijd met de enige relevante openbare orde, namelijk die van Curaçao, en evenmin met Franse en Zwitserse fiscale en erfrechtelijke wetgeving. Het beheren van vermogens en de overdracht daarvan aan opvolgende generaties (estate planning of asset protection) is een op Curaçao – en ook in Frankrijk en Zwitserland – lang bestaande praktijk. Ten tijde van de oprichting van Monte Cristo werd daarvoor de rechtsfiguur van de stichting gebruikt. Later werd de Stichting Particulier Fonds (SPF) ingevoerd en meer recentelijk de Curaçaose trust. Een dergelijke wijze van vermogensbescherming is legitiem en internationaal geaccepteerd. De Franse of Zwitserse fiscale en erfrechtelijke regelgeving maken geen deel uit van de openbare orde van Frankrijk en Zwitserland, dus al helemaal niet van de openbare orde van Curacao. [naam 1] was niet de oprichter van Monte Cristo. Het enkele motief voor wetsontduiking is niet voldoende. Dat Frans of Zwitsers erf- en belastingrecht zou zijn geschonden heeft [eiseres in conventie] niet onderbouwd. Bij schending van de legitieme portie kan een bij leven gedane schenking na overlijden hooguit aanleiding zijn voor een inkortingsactie, die dan bovendien tegen de “jongste” schenking moet worden gericht en die inmiddels zou zijn verjaard. Of een legitieme portie zal worden geschonden is afhankelijk van willekeurige omstandigheden. De rechtsgeldigheid van het bestaan van een stichting kan niet decennia lang onzeker zijn. Franse fiscale regelgeving ten aanzien van trusts bestond ten tijde van de oprichting van Monte Cristo en het overlijden van [naam 1] niet. Van strijd met Franse of Zwitserse fiscaal of erfrecht is geen sprake.
4.5.
Monte Cristo en Intertrust concluderen voorts tot afwijzing van het gevorderde bevel tot medewerking aan afgifte van het vermogen van Monte Cristo omdat nietigheid van Monte Cristo niet tot gevolg heeft dat afdracht van het vermogen zou moeten plaatsvinden aan [eiseres in conventie] of onderdeel is van de nalatenschap van [naam 1].
4.6.
Monte Cristo en Intertrust hebben verder verweer gevoerd tegen gevorderde voorlopige voorziening en hebben hun in de oorspronkelijke procedure ingestelde vordering in reconventie ingetrokken. Verder stellen zij zich op het standpunt dat zij niet beschikken over de stukken waarvan overlegging wordt gevorderd.

5.De tussenkomst

5.1. [
tussengekomen partij] vordert in tussenkomst om, uitvoerbaar bij voorraad,
“de vorderingen van [eiseres in conventie] af te wijzen;
alsmede voor recht te verklaren dat de aandelen in het kapitaal van de naamloze vennootschap N.V. Beleggingsmaatschappij “Globe” ten tijde van het overlijden van de heer [naam 1] op 29 augustus 1989 eigendom waren van Stichting Monte Cristo;
met veroordeling van [eiseres in conventie] in de kosten van het geding.”
5.2. [
tussengekomen partij] stelt dat haar belang bij de gevorderde verklaring voor recht is dat zij een rem kan zetten op de proceslust van (de buitenlandse advocaten van) [eiseres in conventie], die inmiddels in Frankrijk een procedure tegen haar zijn begonnen waarin wordt betoogd dat [tussengekomen partij] vermogensbestanddelen die tot de nalatenschap behoren verborgen zou hebben gehouden.
5.3. [
tussengekomen partij] heeft als verweer tegen de vorderingen van [eiseres in conventie] onder meer het volgende aangevoerd. De herkomst van het vermogen is niet beslissend. Uit de documenten waarop [eiseres in conventie] zich beroept blijkt onvoldoende dat het vermogen van Monte Cristo afkomstig was van [naam 1]. Het standpunt van [eiseres in conventie] dat Monte Cristo op grond van artikel 2 van de toenmalige Landsverordening Stichtingen nietig zou zijn omdat zij zou zijn opgericht om dwingendrechtelijke bepalingen met betrekking tot de legitieme portie van de nabestaanden van [naam 1] te omzeilen kan om een reeks van redenen niet worden gevolgd.
5.4.
Volgens [tussengekomen partij] zijn die redenen als volgt. (i) [eiseres in conventie] heeft niet aan haar stelplicht voldaan. Van het omzeilen van de legitieme portie zou slechts sprake kunnen zijn indien sprake was van een schenking, terwijl [eiseres in conventie] zelf stelt dat daarvan geen sprake was. (ii) Artikel 2 van de Landsverordening Stichtingen doelde slechts op de statutaire doelomschrijving van een stichting en niet op haar feitelijke werkzaamheid. De woorden “
of welker feitelijke werkzaamheid was gericht op” die later aan de gelijkluidende bepaling in de Nederlandse Wet op de Stichtingen 1956 zijn toegevoegd zijn in de Landsverordening op Stichtingen nooit overgenomen. (iii) Van een oogmerk om legitieme porties te frustreren is niet gebleken. Of dat een gevolg van de oprichting van Monte Cristo zou zijn, was destijds niet voorzienbaar. Daarmee strookt ook niet de – blijkens de ongedateerde notitie – benoeming van juist de wettelijke erfgenamen, waaronder (ook nadien) [eiseres in conventie], als begunstigden. (iv) Aan artikel 2 van de Landsverordening op Stichtingen is niet voldaan. Zelfs schenkingen die worden gedaan met het uitdrukkelijke oogmerk om de legitieme portie van nabestaanden te frustreren zijn naar Zwitsers (en Frans) recht slechts aan inkorting onderhevig, maar niet verboden of nietig. (v) Nu niet is gebleken dat Monte Cristo op enig moment in belastingontduiking heeft geresulteerd kan niet worden aangenomen dat het oogmerk van [naam 1] daarop was gericht. Het oogmerk kon bijvoorbeeld niet zijn gericht op ontwijking van de in Frankrijk pas voor het eerst in 1981 ingevoerde vermogensbelasting en van – niet door de erflater maar de erfgenamen verschuldigde – successierechten. (vi) Dat Monte Cristo ongehoorzaamheid of overtreding van wettelijke bepalingen ten doel had is niet gesteld. Dat Monte Cristo beoogde enige door haar verschuldigde belasting niet te voldoen is immers niet aangevoerd. De tekst en geschiedenis van artikel 2 van de Landsverordening op Stichtingen biedt geen aanknopingspunt voor het standpunt dat ook het faciliteren van belastingontduiking door een derde tot nietigheid zou leiden. (vii) Nietigheid van Monte Cristo leidt niet tot toewijsbaarheid van de vorderingen. De aandelen van Globe zouden in dat geval nog steeds eigendom zijn van TSM omdat de overdracht daarvan door TSM aan Monte Cristo zonder effect zou zijn gebleven. (viii) De overdracht van de aandelen in het kapitaal van Globe was rechtsgeldig, artikel 3:84 lid 3 BW NL geldt in Curaçao niet, en (ix) niet onrechtmatig. (x) De aanwijzingsbevoegdheid van [naam 1] en zijn eventuele rechten met betrekking tot vermogen van Monte Cristo maken geen onderdeel uit van de erfenis. Uit de stellingen van [eiseres in conventie] volgt dat dit niet de bedoeling van [naam 1] was.
5.5. [
tussengekomen partij] heeft voorts verweer gevoerd tegen de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad. Ter zitting heeft [tussengekomen partij] ermee ingestemd dat tot uitgangspunt wordt genomen dat op de afwikkeling van de nalatenschap Frans recht van toepassing is.

6.De beoordeling

6.1.
In de oorspronkelijke procedure hebben gedaagden, waaronder Monte Cristo en Intertrust, als verweer gevoerd dat het vermogen dat in Globe N.V. is ondergebracht zeer waarschijnlijk niet afkomstig was van [naam 1], maar van diens broer [naam 2] . Bij tussenvonnis van 9 mei 2005 is overwogen dat op [eiseres in conventie] de bewijslast rustte van haar stelling dat het vermogen van Monte Cristo afkomstig is van [naam 1]. Gedaagden werden in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het in het geding brengen van de zich bij de notaris of diens opvolger bevindende dossiers waaruit bewijs van de volstorting van de aandelen van Globe N.V. zou moeten blijken.
6.2.
Bij vonnis van 16 januari 2006 is overwogen dat voor de beoordeling van de vorderingen van essentieel belang is vast te stellen wie het aandelenkapitaal bij de oprichting van Globe N.V. heeft gefourneerd en dat gedaagden hebben gesteld dat de opvolger van de notaris heeft laten weten geen documentatie te hebben over wie het kapitaal in 1957 heeft verschaft. En dat zij een vonnis van het Tribunal de Grande Instance van Parijs van 30 maart 2005 hebben overgelegd waaruit blijkt dat het kapitaal van [naam 1] afkomstig is, maar dat zij daartegen in hoger beroep zijn gegaan. Verder werd overwogen dat [eiseres in conventie] vooralsnog haar stelling niet heeft bewezen. Zij is in de gelegenheid gesteld om feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit kan blijken dat het bedrag ad USD 2.000.000,- ter volstorting op de aandelen van Globe N.V. in 1957 is betaald door [naam 1].
6.3.
Bij vonnis van 15 januari 2007 is overwogen dat [eiseres in conventie] heeft afgezien van bewijslevering zodat het oordeel dat haar stelling niet bewezen was werd gehandhaafd. De daarop gebaseerde vorderingen van [eiseres in conventie] zijn daarom afgewezen, met veroordeling van [eiseres in conventie] in de proceskosten. De vordering in reconventie, die was ingesteld onder de voorwaarde dat in conventie zou worden geoordeeld dat Monte Cristo ten onrechte uitkeringen heeft gedaan aan [eiseres in conventie] en [tussengekomen partij], is niet besproken omdat in conventie niet tot dat oordeel was gekomen.
6.4.
Beoordeeld moet worden of de in de heropeningszaak juist bevonden grond moet leiden tot een ander oordeel dan het in de bestreden uitspraak neergelegde oordeel en tot herroeping van de bestreden uitspraak. In het kader van de vraag of de bestreden uitspraken, ook met inachtneming van de juist bevonden grond voor heropening, toch in stand kunnen blijven wordt het volgende van belang geacht.
6.5.
De vordering van [eiseres in conventie] strekt er kort gezegd toe om – na herroeping van voornoemde vonnissen – Monte Cristo nietig te verklaren en het vermogen aan de boedelnotaris af te geven.
6.6. [
eiseres in conventie] baseert haar beroep op nietigheid van Monte Cristo op de in Nederland in 1957 geldende Wet op de Stichtingen die volgens haar – bij gebreke van specifieke wetgeving voor stichtingen hier te lande – op grond van ongeschreven recht van toepassing was, dan wel op de Landsverordening van 7 november 1967 houdende een wettelijke regeling inzake Stichtingen, A 1967 no191 (hierna: Landsverordening op Stichtingen).
6.7.
Voor zover het beroep van [eiseres in conventie] op nietigheid van Monte Cristo is gebaseerd op de uit de trustakte blijkende mogelijkheid om op grond van een reglement uitkeringen te doen wordt het volgende overwogen.
6.8.
In de in 1986 in werking getreden Landsverordening op Stichtingen is – voor zover van belang – het volgende bepaald:
Artikel 1
1. Een stichting is een door een rechtshandeling in het leven geroepen rechtspersoon, welke geen leden kent en beoogt met behulp van een daartoe bestemd vermogen een bepaald doel te verwezenlijken.
2. . (…)
3. Het doel van de stichting mag niet inhouden het doen van uitkeringen aan oprichters of aan hen, die deel uitmaken van haar organen noch ook aan anderen, tenzij wat deze laatsten betrekt de uitkeringen en ideële of sociale strekking hebben.
Artikel 2
1. De stichting, strijdig met de openbare orde, is verboden en als zodanig nietig. Tegen derden die daarvan onkundig waren, kan geen beroep op het verboden karakter worden gedaan.
2. Als strijdig met de openbare orde wordt aangemerkt de stichting, die ten doel heeft:
a. ongehoorzaamheid aan of overtreding van wettelijke bepalingen;
b. aanranding of bederf der goede zeden;
c. stoornis in de uitoefening van rechten, van wie het ook zij.
Artikel 3
(…) 5. Mocht een stichting (….), of mocht ze een met artikel 1, lid 3, strijdig doel hebben, dan blijft zij desniettemin als stichting bestaan totdat zij door een rechterlijke uitspraak of uit anderen hoofde is ontbonden.
Artikel 15
1. Een stichting wordt door een beschikking van de rechter in eerste aanleg, binnen wiens rechtsgebied zij is gevestigd, ontbonden:
a. indien de stichting een met artikel 1, lid 3, strijdig doel heeft.
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 22
De bepalingen van deze landsverordening zijn mede van toepassing op het tijdstip van het inwerkingtreden van deze landsverordening als stichting optredende rechtspersonen, voor zover hieronder niet anders is bepaald.
6.9.
Nog afgezien van de omstandigheid dat het te ver gaat om aan te nemen dat, door de invoering van de Wet op de Stichtingen in Nederland, op de voormalige Nederlandse Antillen als stichting optredende rechtspersonen plotseling – wegens een met die wet strijdige bepaling – op grond van ongeschreven recht als absoluut nietig zouden moeten worden beschouwd, wordt met verwijzing naar een uitspraak van het Hof Amsterdam van 24 december 1963 (NJ 1965,441) het volgende overwogen. Indien al zou zijn aan te nemen dat Monte Cristo voor de inwerkingtreding van de Landsverordening op Stichtingen op grond van ongeschreven recht geen rechtens bestaande stichting was, omdat zij tot doel had uitkeringen te doen aan haar begunstigden, dan valt daaraan – anders dan [eiseres in conventie] ter zitting heeft gesteld – sinds die inwerkingtreding geen grond te ontlenen om aan te nemen, dat zij daarna als rechtens niet bestaand zou moeten worden aangemerkt. Uit de Landsverordening op Stichtingen – in het bijzonder uit het bepaalde in artikel 22 juncto artikel 3 lid 5 – volgt dat een ten tijde van de inwerkingtreding als stichting optredende rechtspersoon, ondanks genoemde omstandigheden als een bestaande stichting wordt aangemerkt, totdat zij door een rechterlijke uitspraak of uit anderen hoofde is ontbonden. Uit de Landsverordening op Stichtingen, die – zo goed als – gelijkluidend is aan de Nederlandse Wet op de stichtingen 1956, blijkt van het streven om de mogelijkheid van nietigheid van een rechtspersoon werkend ex tunc, ab initio, zo veel mogelijk te beperken, en te vervangen door de mogelijkheid van een rechterlijke ontbinding ex nunc: zulks in het belang van de rechtszekerheid, in het bijzonder ten behoeve van de derden in hun relatie tot die rechtspersoon, maar ook ten behoeve van de deelnemers in die rechtspersoon. Anders dan nietigheid heeft ontbinding immers geen terugwerkende kracht. Ook op grond van de thans in Curaçao (artikel 2:24 lid 1 BW) geldende bepaling kan een rechtspersoon door de rechter worden ontbonden indien zijn doel of werkzaamheden geheel of ten dele in strijd zijn met de goede zeden, de openbare orde, de wet of de statuten. Ook deze regeling van de ontbinding van een rechtspersoon wegens gebreken in zijn totstandkoming is ingegeven door het belang van de rechtszekerheid, in het bijzonder in de betrekkingen van de rechtspersoon tot derden (zie Asser/Maeijer & Kroeze 2-I* 2015/395).
6.10.
Voor zover het beroep van [eiseres in conventie] op nietigheid van Monte Cristo is gebaseerd op de stelling dat de (feitelijke) doelstelling van Monte Cristo in strijd was en is met de openbare orde geldt het volgende.
6.11.
De maatstaf van strijd met de openbare orde moet bijzonder terughoudend worden toegepast. Daarvan kan slechts sprake zijn als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel dreigen te worden aangetast op een schaal die ontwrichtend zou blijken voor de samenleving. Aan dat strenge criterium is niet voldaan.
6.12.
Vermogensbeheer behoort in Curaçao, net als in verschillende andere landen, al decennialang tot de pijlers van de economie. Net als in vele andere rechtsstelsels zijn in het Curaçaose rechtsstelsel rechtsfiguren in het leven geroepen die het onderbrengen van vermogen op een fiscaal gunstige manier mogelijk maken. Voor de invoering van de rechtsfiguur van de stichting particulier fonds (SPF) in 1998 en de Curaçaose trust in 2012, werd de rechtsfiguur van de stichting ook voor dergelijk vermogensbeheer gebruikt. Afgezien van eventuele ethische bezwaren tegen deze wereldwijde praktijken, valt niet in te zien dat de omstandigheid dat door het gebruik van deze – juridisch toegestane – constructies mogelijk in andere jurisdicties belasting wordt ontweken, deze rechtspersonen per definitie in strijd met de (Curaçaose) openbare orde moeten worden geacht. Bovendien zou dit met zich brengen dat voornoemde reeds jaar en dag bestaande praktijk met terugwerkende kracht ontoelaatbaar zou zijn, hetgeen niet te overziene gevolgen zou hebben voor rechtszekerheid. Voor zover Monte Cristo daadwerkelijk is gebruikt voor het ontwijken van belasting maakt dat, wat daar verder van zij, niet dat de (feitelijke) doelstelling van de stichting in strijd is met de openbare orde.
6.13.
Voor zover het vermogen van Monte Cristo (geheel) afkomstig was van [naam 1] en de vraag of een (mogelijke) schending van Franse en/of Zwitserse wetgeving strijd met onze lokale rechtsorde zou opleveren bevestigend zou moeten worden beantwoord, geldt dat [eiseres in conventie] – tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan – niet voldoende (nader) heeft toegelicht dat Monte Cristo wegens schending van Franse (of Zwitserse) dwingende erfrechtelijke bepalingen vanaf haar oprichting nietig moet worden geacht. Monte Cristo en Intertrust en/of [tussengekomen partij] hebben (onder meer) terecht aangevoerd dat bij de oprichting een eventuele schending van de legitieme portie van de erfgenamen niet voorzienbaar was. Dit te minder nu kennelijk aanvankelijk de wettelijke erfgenamen als begunstigden zijn aangewezen. Op grond van artikel 2 van het reglement van 8 februari 1978 konden, zolang hij in leven was, alleen aan [naam 1] zelf uitkeringen worden gedaan. Aldus was niet bekend hoeveel vermogen zou resteren na zijn overlijden. Bovendien heeft [tussengekomen partij] terecht opgemerkt dat [eiseres in conventie] toen geen zicht kon hebben op de omvang van zijn nalatenschap, zodat niet kon worden overzien of de erfrechtelijke aanspraken van zijn wettelijke erfgenamen zouden worden geschonden. Daar komt bij dat niet gesteld of gebleken is dat reeds voorafgaand aan het overlijden van de echtgenote van [naam 1] in 1968 en de daarop volgende rechtszaak over haar nalatenschap tussen [naam 1] en zijn dochters, sprake was van een verstoorde familierelatie waardoor [naam 1] zijn erfgenamen zou willen benadelen. Een en ander nog afgezien van de vraag of dit tot de mogelijkheid van inkorting of tot nietigheid zou moeten leiden. Voor zover de overheveling van de helft van het vermogen van Monte Cristo naar Vulcanus in 1968 ten doel had [eiseres in conventie] te benadelen, geldt dat [eiseres in conventie] niet de nietigheid van dat besluit heeft ingeroepen.
6.14.
De conclusie is dat van nietigheid van Monte Cristo geen sprake is. Evenmin kan worden gezegd dat de overeenkomst waarbij [naam 1] opdracht heeft verstrekt om Monte Cristo in het leven te roepen en waarbij eventueel zou zijn overeengekomen dat hij het vermogen voor Monte Cristo zou verschaffen nietig is.
6.15.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het dictum van het bestreden vonnis van 15 januari 2007 juist moet worden geacht en er geen grond bestaat voor herroeping. Het onder a. gevorderde wordt dan ook afgewezen. Dit leidt ertoe dat het onder b. i), ii) en iii) gevorderde niet toewijsbaar is. Aan een beoordeling van het beroep op de exeptio plurium litis consortium, het beroep op verjaring, het beroep op rechtsverwerking en de vraag of nietigheid van Monte Cristo tot gevolg zou hebben dat het vermogen aan de nalatenschap van [naam 1] zou toekomen, wordt dan ook niet meer toegekomen.
6.16.
Gelet op het bovenstaande is de vraag van wie het vermogen van Monte Cristo afkomstig was voor de uitkomst van de (oorspronkelijke) zaak niet van doorslaggevend belang. De door [eiseres in conventie] op grond van artikel 142 Rv gevorderde overlegging van bescheiden – waarvan Monte Cristo en Intertrust gemotiveerd hebben betwist daarover te beschikken - wordt bij gebrek aan belang daarbij dan ook afgewezen.
6.17.
Te meer nu Monte Cristo en Intertrust hebben toegezegd dat zij geen uitkeringen ten laste van het vermogen van de stichting zullen doen zolang de geschillen tussen partijen bestaan en onder de rechter zijn, is er evenmin grond voor toewijzing van de door [eiseres in conventie] gevorderde voorlopige voorziening voor de duur van het geding.
6.18. [
eiseres in conventie] is de in het ongelijk te stellen partij. De omstandigheden van het geval geven echter aanleiding om de proceskosten te compenseren. Daartoe wordt, onder verwijzing naar hetgeen is overwogen onder 3.14 van het vonnis van dit Gerecht van 4 september 2017, overwogen dat het aan Monte Cristo en Intertrust is te wijten dat pas na heropening aan een (verdere) inhoudelijke behandeling werd toegekomen. Dat de wettelijke bewaartermijn van de relevante geachte stukken was verlopen en dat Intertrust pas na het overlijden van [naam 1] [eiseres in conventie] bestuurder van Monte Cristo is geworden maakt dit niet anders. Evenmin is van belang of deze documenten bewust of onbewust niet in de oorspronkelijke procedure zijn ingebracht. Nu deze documenten deel uitmaakte van (de door) haar (beheerde) administratie had het op haar weg gelegen deze stukken in de oorspronkelijke procedure in te brengen.
tussenkomst
6.19.
Tegenover de onder 2.12. en 2.13 genoemde feiten zoals aangevoerd door [eiseres in conventie], heeft [tussengekomen partij] onvoldoende (nader) onderbouwd dat de aandelen in het kapitaal van Globe N.V. ten tijde van het overlijden van [naam 1] op 29 augustus 1989 eigendom waren van Monte Cristo. Dit dient tot afwijzing van de in tussenkomst gevorderde verklaring voor recht te leiden.
6.20.
Zijdens Monte Cristo en Intertrust is geen separaat verweer in tussenkomst is gevoerd. [tussengekomen partij] en [eiseres in conventie] zijn familie van elkaar. Gelet daarop zullen de proceskosten in tussenkomst worden gecompenseerd zoals hierna te vermelden.

7.De beslissing

Het Gerecht:
7.1.
wijst de vorderingen van [eiseres in conventie] af;
7.2.
wijst de vordering in tussenkomst van [tussengekomen partij] af;
7.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.V.L.M. Wannyn, rechter, en op 16 december 2019 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.