In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 20 december 2019 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 22 november 2019, met betrekking tot de feiten die onder het parketnummer 555.00218/19 (o) vallen. De betrokkene, geboren in 1975, werd beschuldigd van diefstal waarbij hij valse sleutels gebruikte om goederen te ontvreemden. Tijdens de openbare terechtzitting op 13 december 2019 was de betrokkene aanwezig, evenals de officier van justitie, mr. C. Jansen, en de raadsman, mr. R.E. Martis. De officier van justitie heeft de vordering mondeling bijgesteld tot NAf. 65.845,00, subsidiair NAf. 34.500,00.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de betrokkene door zijn daden wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, dat geschat wordt op NAf. 66.649,51. Dit bedrag is gebaseerd op de ontvreemde bedragen en de financiële situatie van de benadeelde. De betrokkene is eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en is ook verplicht om een schadevergoeding van NAf. 25.300,00 te betalen aan de benadeelde. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de ontnemingsmaatregel moet worden opgelegd, en dat bij niet-betaling vervangende hechtenis van 340 dagen zal worden toegepast. De beslissing is gegrond op de artikelen 1:59 en 1:77 van het Wetboek van Strafrecht.