ECLI:NL:OGEAC:2019:319
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Executiegeschil over dwangsommen in huurkwestie met betrekking tot ontruiming van terrein
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao, betreft het een executiegeschil tussen [naam eiser] en [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2]. [naam eiser] had op 9 oktober 2019 een verzoekschrift ingediend, na een kort gedingvonnis van 14 mei 2019 waarin hij was veroordeeld om een gehuurd terrein te ontruimen. De ontruimingstermijn was vastgesteld op 31 augustus 2019, met een dwangsom van NAf 1.000 per dag bij niet-naleving. Het kort gedingvonnis werd op 4 september 2019 aan [naam eiser] betekend. [naam gedaagde 1] had in juni 2018 mondelinge afspraken gemaakt met [naam eiser] over het gebruik van een deel van het terrein, maar door huurachterstanden ontstonden er geschillen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 oktober 2019 werd duidelijk dat [naam eiser] het terrein op 6 september 2019 had verlaten, maar [naam gedaagde 1] eiste betaling van dwangsommen, omdat [naam eiser] volgens hem het terrein niet tijdig had ontruimd. Het Gerecht oordeelde dat de dwangsommen pas verbeurd waren na betekening van het vonnis, en dat [naam eiser] op 5 en 6 september 2019 dwangsommen had verbeurd. Het Gerecht concludeerde dat het belang van [naam gedaagde 1] bij het innen van de dwangsommen niet onevenredig was aan het belang van [naam eiser] om van die executie gevrijwaard te blijven. De zekerheid die [naam eiser] had gesteld, werd verminderd tot NAf 2.000, en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.