ECLI:NL:OGEAC:2019:320

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
CUR201903866
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning na betalingsachterstand in huurrelatie

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 18 december 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurster. De verhuurder had op 17 oktober 2019 een verzoekschrift ingediend, waarna op 4 december 2019 een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. De huurster huurde sinds 2007 een woning van de verhuurder, maar had sinds 2016 regelmatig haar huurbetalingen verzuimd. De huurprijs was aanvankelijk NAf 4.000 per maand, maar was verlaagd naar NAf 2.500 per maand. De huurster had de woning omgebouwd tot een pension en had 11 badkamers toegevoegd, met toestemming van de verhuurder. Echter, de huurster had een huurachterstand van NAf 15.000 erkend en de verhuurder had haar gesommeerd om de achterstallige huur te betalen, met de dreiging van ontruiming.

Uitspraak

HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS IN KORT GEDING
In de zaak van:
[naam eiser/verhuurder] ,
wonende te Curaçao,
eiser,
gemachtigde: [naam gemachtigde],
--tegen--
[naam gedaagde/huurster],
wonende te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: [naam gemachtigde].
Partijen zullen hierna verhuurder en huurster genoemd worden.

1.Verloop van de procedure

Verhuurder heeft op 17 oktober 2019 een verzoekschrift ingediend. Vervolgens heeft op 4 december 2019 de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens verhuurder is [naam gemachtigde] verschenen. Huurster is verschenen, vergezeld door [naam gemachtigde] als vertegenwoordiger tevens tolk. Van de behandeling is een proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt. Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Huurster huurt van verhuurder sinds 2007 een woning gelegen aan de Cas Coraweg tegen eerst een huurprijs van NAf 4.000 per maand en laatstelijk tegen een huurprijs van NAf 2.500 per maand bij vooruitbetaling op de eerste van elke maand te voldoen.
2.2.
Huurster heeft de woning omgebouwd tot een pension vanwaar uit zij kamers aan met name legale Venezolanen verhuurt. Voorts heeft zij 11 badkamers in de woning aangebracht. Huurder heeft de aanpassingen aan de woning toegestaan.
2.3.
Sinds 2016 laat huurster na om consequent en / of op tijd aan haar betalingsverplichtingen jegens verhuurder te voldoen.
2.4.
Verhuurder heeft huurster gesommeerd en schriftelijk in gebreke gesteld, wegens het niet of niet volledig nakomen van haar betalingsverplichtingen. Bij uitblijven van betaling van de achterstallige huurpenningen zou verhuurder overgaan tot ontruiming. Bij brief van 12 juli 2018 heeft verhuurder de ontruiming aangekondigd.
2.4.
Huurster is niet tot betaling van de volledige huurschuld over gegaan.

3.Het geschil

3.1.
Verhuurder verzoekt het Gerecht om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de ontruiming van de woning te bevelen, alsmede veroordeling van huurster tot betaling van de huurschuld, die per december 2019 is begroot op NAf 23.400, met veroordeling van huurster in de kosten van de procedure begroot op NAf 3.500.
3.2.
Aan de vordering heeft verhuurder ten grondslag gelegd dat huurster, gelet op de betalingsachterstand, tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst.
3.3.
Huurster heeft ter zitting een huurachterstand van NAf 15.000 erkend. Zij heeft in de kern aangevoerd dat zij met toestemming van verhuurder de woning in een pension heeft omgebouwd. Door de crisis in Venezuela was zij op enig moment niet meer in staat volledig aan haar betalingsverplichtingen te voldoen. Huurster is bereid het pand te ontruimen, maar verzoekt het gerecht haar een termijn van vier maanden te gunnen om haar bewoners in de gelegenheid te stellen een andere woonruimte te vinden en haar personeel op correcte wijze af te laten vloeien. Voorts voert zij aan dat zij de woning voor een bedrag van NAf 92.000 heeft verbouwd. Zij verzoekt daarmee rekening te houden bij het beoordelen van de achterstallige huur. Voorts is verhuurder haar een bedrag van NAf 9.000 aan borg verschuldigd.

4.De beoordeling

4.1.
Vaststaat dat er sinds 2016 onregelmatigheden ontstonden in de huurbetaling door huurster. Dat heeft ertoe geleid dat, zo begrijpt het gerecht, verhuurder na sommatie en ingebrekestelling, de huurovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden.
4.2.
Huurster heeft een huurachterstand van NAf 15.000 erkend. Een dergelijke huurachterstand is, gelet op de huurprijs, ernstig genoeg om de veroordeling tot ontruiming te rechtvaardigen, ook in geval van een huurrelatie van 12 jaar, zoals waarvan ter zake sprake is. Verhuurder heeft daarbij ook een spoedeisend belang.
4.3.
Huurster heeft verzocht haar een termijn van vier maanden te geven om de woning te ontruimen, zulks met name met het oog op de bewoners en haar personeel. Verhuurder heeft bezwaar gemaakt tegen een termijn van vier maanden, omdat huurster geen tot weinig huur betaalt. Naar het oordeel van het gerecht is, alle omstandigheden in aanmerking nemende, een termijn van drie maanden gerechtvaardigd. Nu huurster met toestemming van verhuurder de woning heeft omgebouwd tot een bedrijf, waar personele en zakelijke belangen mee zijn gemoeid, moet huurster de gelegenheid krijgen die zakelijke relatie op correcte wijze af te ronden.
4.4.
Het voorgaande brengt mee dat de vordering tot ontruiming wordt toegewezen, met dien verstande dat huurster een termijn van drie maanden na betekening van het vonnis wordt gelaten om het pand te ontruimen.
4.5.
De vordering tot betaling van achterstallige huurpenningen wordt afgewezen. De hoogte van de achterstallige huur valt, nu beide partijen van verschillende bedragen uitgaan in kort geding niet vast te stellen. Voor feitenonderzoek is immers geen ruimte in kort geding. Voorts is er de kwestie van de verbouwingskosten aan de zijde van huurster. Namens verhuurder is aangegeven dat huurster de woning niet in de oude staat hoeft op te leveren. Huurster heeft aangevoerd dat zij daaruit afleidt dat verhuurder het pension zelf zal voortzetten. Verhuurder is daar volgens huurster reeds mee begonnen door het aanbieden van kamers die hij aan de bloemistenrij heeft gebouwd. Daardoor zou verhuurder worden verrijkt met het bedrag dat huurster in de woning heeft geïnvesteerd. Huurster vraagt het gerecht om daarmee rekening te houden. Voorts dient de achterstallige huur verrekend te worden met de borg.
4.6.
Het voorgaande leidt ertoe dat niet uitgesloten is dat partijen over en weer vorderingen op elkaar hebben die verrekend kunnen worden. Dat laat zich echter niet zonder meer in onderhavig kort geding vast stellen. Nu niet uitgesloten is dat de tegenvordering van huurster hoger is dan de gevorderde huurachterstand, zal dat deel van de vordering van verhuurder worden afgewezen.
4.7.
Nu verhuurder en huurder over en weer deels in het (on) gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, zodanig dat ieder zijn / haar eigen kosten draagt.
De beslissing
Het Gerecht:
  • veroordeelthuurster het pand binnen drie maanden na betekening van het vonnis te ontruimen met afgifte van de sleutels en ter vrije beschikking verhuurder te stellen;
  • compenseertde proceskosten in die zin dat iedere partij zijn / haar eigen kosten draagt;
-
verklaartdit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
-
wijsthet meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curacao en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 december 2019.