ECLI:NL:OGEAC:2019:322

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
CUR201904419
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot gebieds- en contactverbod in kort geding met betrekking tot bedreigingen en onveiligheid

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, hebben eisers op 26 november 2019 een verzoekschrift ingediend voor een kort geding tegen de gedaagde, die niet is verschenen. De eisers, bestaande uit een besloten vennootschap, een private foundation, een naamloze vennootschap en twee natuurlijke personen, vorderen een gebieds- en contactverbod tegen de gedaagde, die hen herhaaldelijk heeft bedreigd. De gedaagde heeft in het verleden al een straat- en contactverbod opgelegd gekregen, maar heeft zich daar niet aan gehouden. De eisers hebben concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die de vordering onderbouwen, waaronder bedreigingen met de dood en andere vormen van geweld. Het gerecht heeft geoordeeld dat er voldoende redenen zijn om het gevorderde verbod toe te wijzen, gezien de ernst van de situatie en de impact op de eisers. Het gerecht heeft besloten om het verbod voor een periode van twee jaar op te leggen, met een straal van 50 meter rondom de panden van de eisers. Tevens is een dwangsom opgelegd voor elke overtreding van het verbod. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 11 december 2019.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:

1.[naam besloten vennootschap],

2. [
[naam private foundation],
2. [
[naam naamloze vennootschap h.o.d.n. naam handelsnaam],
alle gevestigd in Curaçao,
en
4. [
[naam eiser 4],
4. [
[naam eiser 5],
allebei wonende in Curaçao,
eisers in kort geding,
gemachtigde: mr S.I. Da Costa Gomes.,
--tegen--
[naam gedaagde],
wonende te Curaçao,
gedaagde in kort geding,
niet verschenen.
Partijen worden hierna (ook) aangeduid met [naam besloten vennootschap], [naam private foundation], [naam naamloze vennootschap h.o.d.n. naam handelsnaam], [naam eiser sub 4], [naam eiser sub 5] en [naam gedaagde].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Eisers hebben op 26 november 2019 een verzoekschrift, met bijlagen, ter griffie ingediend. [naam gedaagde] is bij deurwaardersexploot van 2 december 2019 opgeroepen. Het kort geding is ter zitting van 6 december 2019 behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde voornoemd. Tegen de niet verschenen [naam gedaagde] is verstek verleend. Vonnis is bepaald op heden.

2.De vordering

2.1.
Eisers vorderen in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, samengevat het volgende:
  • [naam gedaagde] te verbieden om zich gedurende tien jaar op te houden in de directe omgeving van de [adres] en [adres] te Curaçao;
  • [naam gedaagde] te verbieden om in contact te treden met [naam eiser sub 4] en/of [[naam eiser sub 5];
  • zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van NAf 5.000,00 voor elke dag of gedeelte van de dag dat [naam gedaagde] deze verboden dan wel één daarvan overtreedt;
  • een en ander met machtiging om [naam gedaagde] te doen verwijderen met behulp van de sterke arm bij overtreding van deze verboden dan wel één daarvan;
  • veroordeling van [naam gedaagde] in de proceskosten.

3.De beoordeling

3.1.
Een straatverbod, en als afgeleide daarvan een contactverbod, vormen een inbreuk op het aan een ieder toekomende recht om zich vrijelijk te bewegen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo’n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
3.2.
Eisers hebben aan hun vordering het volgende ten grondslag gelegd. [naam besloten vennootschap] is op grond van een beheersovereenkomst tussen haar en [naam private foundation] belast met het beheer van het pand gelegen aan de [adres]. In dit pand wordt het bedrijf [handelsnaam] door [naam naamloze vennootschap] gedreven. [naam eiser sub 4] is de manager van [handelsnaam]. [naam eiser sub 5] is de directeur van [naam besloten vennootschap]. Het kantoor van [naam eiser sub 5] is gevestigd aan de [adres]. [naam gedaagde] meent dat het onroerend goed aan de [adres] aan hem in eigendom toebehoort. Vanaf juni 2016 komt [naam gedaagde] regelmatig naar de [adres] en/of de [adres] om [naam eiser sub 4 en/of [naam eiser sub 5] en/of andere aanwezigen verbaal te bedreigen met de dood, (zware) mishandeling en/of brandstichting. Dit veroorzaakt grote angst bij de betrokkenen. Bij vonnis van 6 december 2017 is er aan [naam gedaagde] een straat- en contactverbod opgelegd voor de duur van één jaar. In die periode is [naam gedaagde]niet meer bij voornoemde de panden verschenen. Vanaf mei / juni van dit jaar komt [naam gedaagde] weer regelmatig, soms in aanwezigheid van derden, naar de [adres] en/of de [adres] om [naam eiser sub 4] en/of [naam eiser sub 5] en/of andere aanwezigen verbaal te bedreigen en / of de eigendom van het pand op te eisen. In november 2019 is [naam gedaagde] met een koffer met gescheurd papiergeld het pand binnengedrongen en heeft hij het pand opgeëist en alle aanwezigen verzocht het pand te verlaten. Dit is door eisers en hun personeelsleden als zeer bedreigend ervaren. [naam eiser sub 5] en [naam eiser sub 4] hebben wederom aangifte gedaan bij de politie van deze bedreiging. Ter onderbouwing hiervan verwijzen eisers naar de nader toegezonden foto’s en een aangifte van mishandeling en huisvredebreuk door [naam gedaagde] van 2 december 2019. Er is wederom door [naam eiser sub 5] getracht om [naam gedaagde] via gesprekken tot rede te brengen, maar dat is niet gelukt. [naam gedaagde] zou op aanraden van [naam eiser sub 5] een notaris hebben bezocht, maar ook dat heeft niets opgeleverd.
3.3.
Naar het oordeel van het gerecht is het op grond van de door eisers aangevoerde concrete feiten en omstandigheden in hoge mate aannemelijk dat [naam eiser sub 4] en [naam eiser sub 5] sterk last hebben van onrust, spanningen en een onveilig gevoel als [naam gedaagde] zich in de omgeving van hun bedrijfsactiviteiten bevindt en/of contact met hen zoekt. Dit is voldoende ernstig om het gevorderde straat- en contactverbod te rechtvaardigen.
3.4.
Het verbod wordt afgegeven voor de duur van twee (2) jaar. Het gerecht acht het noodzakelijk het verbod, gezien zijn vrijheidsbeperkende aard, tijdelijk te laten zijn. Een verbod voor langere duur is in strijd met de eisen van proportionaliteit. Daarbij komt dat er nog andere juridische mogelijkheden om [naam gedaagde] op afstand te houden (nog) niet zijn uitgesloten.
3.5.
Uit praktisch oogpunt zal het, evenals in 2017, [naam gedaagde] worden verboden zich te begeven binnen een straal van 50 meter rondom de panden gelegen aan de [adres] en [adres].
3.6.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van het straat- en contactverbod, is aangewezen. De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd als in de beslissing vermeld.
3.7.
Tevens zal het gerecht bepalen dat het straatverbod ten aanzien van [naam gedaagde] kan worden gehandhaafd met behulp van de sterke arm. De gevorderde machtiging om overtreding van het contactverbod te doen eindigen met behulp van de sterke arm zal worden afgewezen. De sterke arm is immers niet het geëigende middel om een contactverbod te handhaven.
3.8. [
[naam gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.

4.De beslissing

Het gerecht, rechtdoende in kort geding:
4.1.
Verbiedt[naam gedaagde] om zich gedurende twee jaar na betekening van dit vonnis te begeven binnen een straal van 50 meter rondom de panden gelegen aan de [adres] en [adres] te Curacao, gevestigd in Curaçao.
4.2.
Machtigteisers om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, als [naam gedaagde] het onder 4.1. van dit vonnis bepaalde verbod overtreedt.
4.3.
Verbiedt[naam gedaagde] om gedurende een periode van twee jaar na betekening van dit vonnis persoonlijk of via derden, schriftelijk, telefonisch of anderszins contact op te nemen met [naam eiser sub 4] en/of [naam eiser sub 5];
4.4.
Veroordeelt[naam gedaagde] om aan eisers een dwangsom te betalen van NAf 500,00 (vijfhonderd gulden) voor iedere keer dat hij de onder 4.1. en 4.3. van dit vonnis bepaalde verboden dan wel één daarvan overtreedt, tot een maximum van NAf 10.000,00 (tienduizend gulden).
4.5.
Veroordeelt[naam gedaagde] in de kosten van dit geding, aan de zijde van eisers begroot op
NAf 450,- aan griffierecht, NAf 367,95,- aan oproepingskosten en NAf 1.500,- aan gemachtigdensalaris.
4.6.
Verklaartdit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
4.7.
Wijst afhet meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter in voormeld gerecht en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 december 2019.