In deze zaak heeft eiser, wonende in Venezuela, een kort geding aangespannen tegen de naamloze vennootschap Banco del Orinoco N.V., gevestigd in Curaçao, met als doel nakoming van een vaststellingsovereenkomst. Eiser heeft op 29 juni 2018 een verzoekschrift ingediend, waarna de mondelinge behandeling meermaals is aangehouden om een minnelijke regeling te beproeven. Op 11 maart 2019 heeft eiser het Gerecht geïnformeerd dat partijen een vaststellingsovereenkomst hebben getekend, waarbij Banco del Orinoco N.V. nog een bedrag van USD 179.065,92 plus rente en kosten dient te betalen. Eiser heeft verzocht om een vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, om dit bedrag te vorderen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: eiser heeft een rekening-courant en een Certificate Deposit rekening bij Banco del Orinoco N.V. Sinds 22 september 2016 probeert eiser zijn gelden naar zijn bankrekening in Miami overgemaakt te krijgen. Op 20 augustus 2018 zijn partijen tot een minnelijke regeling gekomen, maar het restant van USD 179.065,92 is nog niet voldaan. Eiser vordert nu nakoming van de vaststellingsovereenkomst, omdat Banco del Orinoco N.V. tekort is geschoten in de nakoming.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat Banco del Orinoco N.V. geen bezwaar heeft gemaakt tegen de wijziging van eis en dat de vordering van eiser voldoende aannemelijk is om in een bodemprocedure toegewezen te worden. Het Gerecht heeft Banco del Orinoco N.V. veroordeeld in de proceskosten en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Eiser heeft recht op betaling van USD 179.065,92, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 maart 2019 tot aan de dag van algehele voldoening.