ECLI:NL:OGEAC:2019:341

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
CUR20180408
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenruzie en onrechtmatige hinder door bouwen binnen twee meter van de erfgrens

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, hebben eisers, wonende aan [adres A], een kort geding aangespannen tegen gedaagden, wonende aan [adres B], vanwege onrechtmatige hinder en inbreuk op hun privacy. Eisers vorderen dat gedaagden een trap en dakterras, die tegen de scheidsmuur zijn gebouwd, afbreken en maatregelen nemen om geluidsoverlast van repetities met een muziekband te beëindigen. De procedure begon met een verzoekschrift op 5 december 2018, gevolgd door een mondelinge behandeling op 9 januari 2019 en een descente op 16 januari 2019. De eisers stellen dat de bouwwerkzaamheden van gedaagden in strijd zijn met artikel 5:50 BW, wat hen ernstige hinder en inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer oplevert.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de trap en het dakterras zijn gebouwd zonder toestemming van eisers en dat er overleg heeft plaatsgevonden over privacymaatregelen, maar zonder resultaat. De rechter heeft de vorderingen van eisers beoordeeld en geconcludeerd dat de geluidsoverlast niet langer aan de orde is, omdat gedaagden hebben aangegeven te zijn gestopt met de repetities. Wat betreft de trap en het dakterras oordeelt het Gerecht dat er onvoldoende bewijs is dat deze bouwwerken onrechtmatige hinder veroorzaken. De vordering om de trap af te breken is afgewezen, maar het Gerecht heeft wel geoordeeld dat er schade aan het zwembad van eisers is ontstaan door cementresten van de bouwwerkzaamheden. Gedaagden zijn veroordeeld tot betaling van een voorschot van NAf 1.500,- voor deze schade. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[EISERES SUB 1] en [EISERES SUB 2],
wonende in Curaçao,
eisers,
gemachtigde: mr. J.A.M. Burgers,
--tegen--
[GEDAAGDE SUB 1] en [GEDAAGDE SUB 2],
wonende in Curaçao,
gedaagden,
gemachtigde: mr. L. Da Costa Gomez.
Partijen zullen hierna eisers en gedaagden genoemd worden.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Eisers hebben op 5 december 2018 een verzoekschrift met producties ingediend. Bij brief van 7 januari 2019 zijn namens eisers nadere producties aan het Gerecht toegezonden. Bij brief van gelijke datum zijn ook namens gedaagden producties ingediend. Bij e-mail van 9 januari 2019 is namens eisers een getekende versie van een reeds toegezonden productie verstrekt. Vervolgens heeft op 9 januari 2019 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen en de gemachtigden zijn verschenen en het woord hebben gevoerd aan de hand van overgelegde pleitnotities. Op 16 januari 2019 heeft er in aanwezigheid van partijen met hun gemachtigden, een descente plaatsgevonden. Vervolgens zijn partijen met elkaar in overleg gegaan, hetgeen niet heeft geresulteerd in een minnelijke regeling.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Eisers zijn sedert 2011 eigenaar van de woning aan de [adres A]. Gedaagden wonen sinds 2013 samen in de woning aan de [adres B].
2.2.
Het betreffen beiden een twee-verdiepingswoning. De woningen zijn aan elkaar verbonden middels een scheidsmuur en vormen zo een twee-onder-één-kap woning. Beide woningen hebben aangrenzende tuinen met een zwembad. Eisers hebben achterin de tuin een appartement, waarvan de zijmuur op de erfgrens staat.
2.3.
Op basis van een begin 2016 verstrekte vergunning zijn gedaagden eind 2016 gestart met de uitbouw van hun woning. In het kader daarvan is aan de achterzijde van de woning een kamer en toilet aangebouwd. Tussen de uitbouw en de scheidsmuur is een betonnen trap ingebouwd die grenst aan de scheidsmuur. De trap begint in de tuin van gedaagden en leidt naar een verbindingsstuk (dakterras) tussen het dak van de aanbouw en de tweede verdieping van de woning van gedaagden. Het dakterras grenst eveneens aan de scheidsmuur en geeft middels een deur toegang tot een slaapkamer op de tweede verdieping van de woning van gedaagden.
2.4.
Eisers hebben geen toestemming gegeven voor de bouw van de trap en het dakterras tegen de scheidsmuur aan.
2.5.
Nadat de verbouwing – in de loop van 2017 – gereed was hebben eisers en gedaagden overleg gehad over het treffen van privacy maatregelen, zoals het ophogen van de scheidsmuur. Het overleg heeft niet geresulteerd in concrete maatregelen.
2.6.
In 2018 hebben eisers, samen met andere onwonenden, een verklaring aan gedaagden overhandigd waarin zij aangeven hinder te ondervinden van de repetities van een muziekband op het terrein van gedaagden. Bij brief van 22 oktober 2018 hebben eisers gedaagden gesommeerd de geluidsoverlast te beëindigen door niet langer onder de carport met de muziekband te repeteren. Bij gelijke brief hebben eisers gedaagden eveneens gesommeerd de trap te verwijderen en een scherm rondom het dakterras aan te brengen, alsmede hebben zij schadevergoeding gevorderd ter vergoeding van schade aan het zwembad die ontstaan gedurende de verbouwingswerkzaamheden. Gedaagden hebben geen gehoor gegeven aan de verzoeken van eisers.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen dat het Gerecht, oordelend in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden beveelt om,:
  • de trap binnen 14 dagen af te breken;
  • niet (meer) te repeteren c.q. te musiceren rond of aan het adres [adres B];
  • binnen 14 dagen een scherm rond het dakterras aan te brengen, zodanig dat het niet langer zicht biedt op de tuin, het zwembad en de slaapkamer van eisers;
  • een en ander onder verbeurte van een dwangsom indien gedaagden in gebreke blijven;
  • binnen 1 week aan eisers een bedrag te betalen van NAf 3.884,- als voorschot op de schadevergoeding als gevolg van de kosten die eisers hebben moeten maken om hun zwembad van cement te ontdoen;
  • met veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
3.2.
Eisers leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat gedaagden door binnen twee meter van de erfgrens een dakterras en een trap te bouwen die vrij uitzicht geven op respectievelijk hun tuin, zwembad, buitenterras en de slaapkamer op de tweede verdieping, in strijd handelen met artikel 5:50 BW, hetgeen een ernstige inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer ten gevolge heeft. Voorts hebben de bouwwerkzaamheden door overwaaiend cement, schade toegebracht aan het zwembad. Tenslotte ondervinden eisers onrechtmatige hinder door geluidsoverlast als gevolg van de repetities met de muziekband op het terrein van gedaagden.
3.3.
Gedaagden hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gedaagden hebben primair het spoedeisend belang betwist. Hoewel de bouw van de trap en het dakterras ongeveer anderhalf jaar geleden afgerond, is de gestelde hinder als gevolg van geluidsoverlast van recente datum. Het tegengaan van geluidsoverlast is naar haar aard spoedeisend. Eisers hebben derhalve spoedeisend belang bij in ieder geval een deel van hun vordering. Het Gerecht zal gelet op de onderlinge samenhang met de overige vorderingen, de zaak in haar geheel beoordelen.
4.2.
De vordering van eisers is primair gebaseerd op onrechtmatige hinder veroorzaakt door enerzijds geluidsoverlast en anderzijds door inbreuk op hun privacy nu er op hoogte tegen de scheidsmuur is gebouwd.
4.3.
Ter zake het door eisers gestelde geluidsoverlast hebben gedaagden aangevoerd dat zij na klachten van de omwonenden, waaronder van eisers, zijn gestopt met het repeteren met de muziekband. Eisers hebben dat niet gemotiveerd betwist, zodat er geen belang meer bestaat bij de vordering om gedaagden te bevelen niet meer rond of aan het adres [adres B] te musiceren. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
4.4.
Ter zake van de door eisers gestelde inbreuk op hun privacy nu er door gedaagden op hoogte tegen de scheidsmuur is gebouwd, overweegt het Gerecht het volgende. Vaststaat dat gedaagden een trap en een dakterras tegen de scheidsmuur hebben gebouwd. Eveneens staat vast dat vanaf ongeveer halverwege de betonnen trap vrij uitzicht is op het buitenterras van eisers en dat vanaf het dakterras vrij uitzicht is op het zwembad en het raam van de logeerkamer van eisers. Ten aanzien van de trap hebben gedaagden aangevoerd dat geen sprake is van een ‘soortgelijk werk’ in de zin van artikel 5:50 BW, omdat daar slechts incidenteel en in noodgevallen gebruik van wordt gemaakt. Voor het dakterras geldt volgens gedaagden dat deze niet is bedoeld om aldaar langere termijn te verblijven, zodat geen sprake is van inbreuk op de privacy van eisers en zij daar geen hinder van ondervinden.
4.5.
Artikel 5:50 BW strekt ertoe de mogelijkheid van uitzicht op naburige erven te beperken. Daaruit vloeit voort dat van een ‘[eiseres sub 2]kon of soortgelijk werk’ dat uitzicht op het naburige erf geeft als bedoeld in artikel 5:50 BW, pas sprake is indien het gaat om een (voor de gebruiker toegankelijke) constructie die vanaf enige hoogte boven de grond een uitzicht op het naburige erf geeft dat vanaf de grond niet bestaat. Daarmee is evenwel niet gegeven dat ieder belendend bouwwerk, dat uitzicht geeft op het erf van de buren, kan worden beschouwd als een “soortgelijk werk”. Die opvatting zou tot gevolg hebben dat praktisch ieder bouwwerk dat binnen twee meter van de erfgrens staat, zou worden verboden. In een omgeving als de onderhavige, waarin sprake is van twee-onder-één-kap woningen, is niet te voorkomen dat bouwwerken die binnen twee meter van de erfgrens zijn gebouwd, in meer of mindere mate uitzicht op het buurperceel kunnen geven. Van een “soortgelijk werk” zal in de regel sprake zijn indien het bouwwerk bedoeld is om er langere tijd te verblijven.
4.6.
In de eerste plaats geldt dat een dakterras te beschouwen is als een soortgelijk werk in de zin van artikel 5:50 BW. Het dakterras is immers vergelijkbaar met een [eiseres sub 2]kon en heeft net als een [eiseres sub 2]kon de bestemming om dichtbij de woning, in dit geval op hoogte, te kunnen recreëren in de buitenlucht. De vraag is vervolgens of, zoals eisers stellen, het dakterras onrechtmatige hinder oplevert. Het Gerecht beantwoordt die vraag naar haar voorlopig oordeel negatief. De vraag of sprake is van hinder in de zin van artikel 5:37 BW hangt in het algemeen af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandighheden van het geval. Gesteld noch gebleken is dat gedaagden geregeld op het dakterras recreëren. Gedaagden ontkennen ook van het dakterras gebruik te maken. Gedaagden hebben aangegeven dat het dakterras het verbindingsstuk tussen de aanbouw en de woning is. De rechter heeft tijdens de descente vastgesteld dat, bezien vanuit de woonkamer, de ruimte onder het dakterras de verbinding is tussen de woonkamer en de aanbouw. Voorts heeft de rechter geconstateerd dat het dakterras niet is ingericht om daar te recreëren. Er zijn geen stoelen op het dakterras geplaatst. Daarentegen bevat de tuin van gedaagden op diverse plaatsen, waaronder bij het zwembad en onder de carport, wel stoelen, zodat voldoende aannemelijk is dat door gedaagden elders in de buitenlucht wordt gerecreëerd. Voor zover, zoals eisers stellen, het dakterras door de zoon van gedaagden is gebruikt om te fitnessen, levert dat geen onrechtmatige hinder op. Het fitness apparaat, dat tijdens de descente onder het bed van de zoon van gedaagden lag, is zodanig op het dakterras te plaatsen dat gebruik daarvan geen vrij uitzicht op de tuin en het zwembad van eisers oplevert. Aldus is niet gebleken dat het dakterras zodanig wordt gebruikt dat sprake is van onrechtmatige hinder. De vordering van eisers om een scherm rond het dakterras aan te brengen, wordt om die reden afgewezen.
4.7.
Uit het onder 4.5. overwogene volgt dat ter beoordeling van de vraag of de trap kan worden aangemerkt als een ‘soortgelijk werk’ in de zin van artikel 5:50 BW van belang is waartoe het bouwwerk in kwestie bestemd én geschikt is. Uit de stellingen van partijen en uit hetgeen de rechter tijdens de descente heeft waargenomen, is het Gerecht van oordeel dat binnen het bereik van onderhavig kort geding onvoldoende is gebleken dat de betonnen trap is bedoeld om dagelijks te worden gebruikt. Daartoe geldt het volgende. De trap geeft toegang tot het dakterras, welk terras enkel toegang biedt naar de slaapkamer van de zoon van gedaagden. De slaapkamer van de zoon is ook te bereiken via de wenteltrap binnen in de woning. Het bed in de slaapkamer is dwars tegen de deuropening geplaatst waardoor de vrije doorgang wordt gehinderd en waaruit volgt dat ook de kamer er niet op is ingericht om via de achterzijde van de woning via de buiten trap te bereiken. Voorts is onder 4.6. overwogen dat niet is gebleken dat gebruik wordt gemaakt van het dakterras. Aldus is onvoldoende komen vast te staan dat de trap bestemd is om van en naar de slaapkamer van de zoon en / of het dakterras te gaan, dan wel als zodanig dagelijks wordt gebruikt. Gedaagden hebben gesteld dat de trap is gebouwd voor noodgevallen, bijvoorbeeld als zij meubels of dergelijke naar boven willen verplaatsen en de wenteltrap binnen dat bemoeilijkt. Daartegenover is door eisers onvoldoende gemotiveerd gesteld op grond waarvan zij voortdurend in angst leven dat iemand de trap oploopt en hun kan zien. De hinder die eisers hebben ondervonden gedurende de bouwwerkzaamheden anderhalf jaar geleden en een fotoshoot van de muziekband is daartoe onvoldoende. Daarbij komt dat die angst kan worden weggenomen door het treffen van minder ingrijpende maatregelen, waartoe gedaagden hebben aangegeven bereid te zijn. Het Gerecht komt aldus tot het oordeel dat de vordering van eisers om de trap af te breken, wordt afgewezen.
4.8.
Ten aanzien van de gestelde schade aan het zwembad door overwaaiend cement, oordeelt het Gerecht als volgt. Uit de verklaring van Sunshine Pool & Patio volgt dat in de periode van de bouwwerkzaamheden cementresten in het zwembad zijn aangetroffen. Uit de door eisers overgelegde foto’s volgt genoegzaam dat de bouwwerkzaamheden dicht tegen de erfgrens gepaard is gegaan met een aanzienlijke hoeveel cementstof. Gelet op de beperkte afstand tussen de bouwwerkzaamheden door gedaagden en het zwembad van eisers is niet uit te sluiten dat een deel van de cementstof in het zwembad van eisers terecht is gekomen. Gedaagden hebben dat ook niet gemotiveerd betwist. Het Gerecht acht daarmee naar haar voorlopig oordeel voldoende aannemelijk dat er schade aan het zwembad is ontstaan door de bouwwerkzaamheden. De omvang van de schade laat zich binnen het kader van dit kort geding moeizaam begroten, nu de opgevoerde schadeposten vragen oproepen die zich niet zonder nader onderzoek laten beantwoorden. Om die reden zal het Gerecht overeenkomstig art. 6:97 BW de schade schatten op een bedrag van NAf 1.500,-, waarbij rekening is gehouden met de mogelijkheid dat eisers het zwembad hebben moeten laten leeglopen om het cement te verwijderen.
4.9.
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij zijn / haar eigen kosten draagt.

5.De beslissing

Het Gerecht:

Rechtdoende in kort geding:
5.1.
veroordeelt gedaagden om aan eisers bij wijze van voorschot te betalen een bedrag van NAf 1.500,-;
5.2.
compenseert de proceskosten zo dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2019.