ECLI:NL:OGEAC:2019:343

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
30 december 2019
Publicatiedatum
19 mei 2020
Zaaknummer
CUR201904490
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executoriaal derdenbeslag en verdeling van gelden onder meerdere schuldeisers

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. R.P. Koeijers, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, waaronder een deurwaarder, met als doel de verdeling van een bedrag dat door de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten was gestort naar aanleiding van eerder gelegde executoriale derdenbeslagen. De procedure begon met een verzoekschrift van eisers op 3 december 2019, gevolgd door een mondelinge behandeling op 16 december 2019. De eisers vorderden dat gedaagden zouden worden bevolen om het onder hen berustende bedrag van NAf 561.974,67 te verdelen, onder verbeurte van een dwangsom voor elke dag dat gedaagden in gebreke bleven.

De achtergrond van de zaak betreft een eerder vonnis waarbij Stichting Particulier Fonds Parasasa was veroordeeld tot betaling aan eisers. Na verschillende juridische procedures en beslagleggingen, waaronder executoriaal derdenbeslag door eisers, ontstond er een geschil over de verdeling van de ontvangen gelden. Gedaagden, waaronder de deurwaarder, weigerden de gelden te verdelen, onder verwijzing naar bezwaren van andere schuldeisers die niet in de procedure waren betrokken.

Het Gerecht oordeelde dat de vordering van eisers niet zonder meer kon worden toegewezen, omdat er bezwaren waren van andere partijen die aanspraak maakten op de gelden. Het Gerecht benadrukte dat een inhoudelijk debat met alle betrokken partijen noodzakelijk was voordat tot verdeling kon worden overgegaan. Uiteindelijk werd de vordering van eisers afgewezen en werden zij veroordeeld in de proceskosten van gedaagden.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR201904490
Vonnis in kort geding d.d. 30 december 2019
inzake

1.[EISER SUB 1],

wonende in Curaçao,
2. de naamloze vennootschap BOUW TECHNISCHE ADVIESBURO N.V.,
gevestigd in Curaçao,
eisers,
gemachtigde: mr. R.P. Koeijers,
tegen

1.[GEDAAGDE SUB 1],

wonende in Curaçao,
2. de naamloze vennootschap DEURWAARDERSKANTOOR M.I. BAZUR N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagden,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1], BTA (gezamenlijk in enkelvoud [eiser sub 1] c.s.) en [gedaagde sub 1] c.s. worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1. [
Eiser sub 1] c.s. heeft op 3 december 2019 een verzoekschrift ingediend. Vervolgens heeft op 16 december 2019 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij namens [eiser sub 1] c.s. de gemachtigde en mr. O.A. Martina zijn verschenen. [Gedaagde sub 1] c.s. is eveneens verschenen. Partijen hebben het woord hebben gevoerd aan de hand van door hen overgelegde pleitaantekeningen. Van de behandeling zijn aantekeningen gemaakt.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 18 oktober 2010 is door het gerecht een (inmiddels) onherroepelijk vonnis gewezen tussen BTA en Stichting Particulier Fonds Parasasa (hierna: Parasasa), waarin Parasasa is veroordeeld tot betaling van een bedrag van Naf 31.640,00 aan hoofdsom.
2.2.
Op 18 april 2011 is door het gerecht een (inmiddels) onherroepelijk vonnis gewezen tussen [eiser sub 1] en Parasasa, waarbij Parasasa is veroordeeld tot betaling van een bedrag van NAf 500.000,- aan hoofdsom.
2.3.
Tussen Parasasa en Banco di Caribe N.V. (hierna: de bank) zijn procedures gevoerd. Bij vonnis van 31 oktober 2011 heeft het gerecht voor recht verklaard dat de bank is tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van een geldleningsovereenkomst. Dit vonnis is bekrachtigd door het Hof bij vonnis van 3 september 2013. In de schadestaatprocedure tussen Parasasa en de bank zijn vonnissen gewezen op 12 maart 2018 (eerste aanleg) en 30 juli 2019 (hoger beroep). De bank heeft een cassatieberoep ingesteld tegen het vonnis van 30 juli 2019.
2.4.
Parasasa is overgegaan tot tenuitvoerlegging van het vonnis van 30 juli 2019. In dat verband heeft Parasasa aanspraak gemaakt op een bedrag van NAf 561.974,67. Op 26 augustus 2019 heeft Parasasa onder de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (hierna: CBCS) executoriaal beslag gelegd ten laste van de bank.
2.5.
Op 17 september 2019 is tussen de bank en Parasasa een vonnis in kort geding gewezen. Daarin is -onder meer- het verzoek van de bank om Parasasa te bevelen de verdere executie van het vonnis van 30 juli 2019 te staken afgewezen.
2.6.
Op 17 september 2019 is op verzoek van [eiser sub 1] c.s. executoriaal derdenbeslag gelegd onder de bank ten laste van Parasasa.
2.7.
Eveneens op 17 september 2019 is op verzoek van [eiser sub 1] c.s. onder CBCS executoriaal derdenbeslag gelegd op alle gelden en/of vorderingen voortvloeiende uit het ten verzoeke van Parasasa ten laste van Banco di Caribe onder CBCS gelegde executoriaal derdenbeslag.
2.8.
Op 18 september 2019 is op verzoek van SMS Advocaten en op verzoek van Grant Thornton Curaçao conservatoir derdenbeslag gelegd onder de bank ten laste van Parasasa.
2.9.
Zowel de bank als CBCS hebben een verklaring derdenbeslag als bedoeld in artikel 476a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) afgelegd.
2.10.
Op 9 oktober 2019 heeft [gedaagde sub 1] een e-mail gestuurd aan de gemachtigde van de bank. Daarin staat onder meer:
(…)
De verdeling van de onder het beslag vallende gelden zal zoals voorgeschreven door de wet, ponds pondsgewijs, plaatsvinden. De zijdens zowel de heer [eiser sub 1] als Bouw Technische Adviesburo nv gelegde executoriale beslagen zullen voor wat hun aandeel betreft worden uitbetaald. Het aandeel van de conservatoire beslagleggers conform uw verklaring derdenbeslag zal ten hunne behoeve worden gereserveerd op onze derdengeldenrekening. (…)
2.11.
CBCS heeft op 21 november 2019 een bedrag van NAf 561.969,37 overgemaakt naar de derdenrekening van [gedaagde sub 1].
2.12.
Bij brief van 21 november 2019 heeft mr. M.F. Bonapart, gemachtigde van de bank, aan [gedaagde sub 1] onder meer het volgende bericht:
Er liggen diverse executoriale en conservatoire beslagen uit hoofde van, althans als gevolg van, het Hof vonnis van 19 juli jongstleden.
Zolang er nog geen uitspraken in de conservatoire procedures zijn gevolgd gaat de verdeling tengevolge van de door alle (respectievelijke) beslagen getroffen gelden “op slot”.
De risico’s die voor de Banco di Caribe ontstaan indien u (als er aan u wordt uitgekeerd ingevolge de voornoemde executoriaal beslagen en er daarna een voor de Bank goedgunstig arrest van de Hoge Raad volgt) zullen op u persoonlijk worden afgewenteld, indien u overgaat tot de feitelijke verdeling van de door u geëxecuteerde beslagen en de daaruit ontvangen gelden.
(…)
De (verdere) executie ten name van de heer [eiser sub 1] en het Bouw Technisch Adviesbureau zou al daardoor vexatoir zijn terwijl er aanzienlijke restitutie risico’s bestaan.
Er wordt herhaald dat het voor u niet mogelijk is om tot de verdeling ten behoeve van de executoriale beslagleggers over te gaan, zolang er nog geen onherroepelijke oordelen op de voornoemde conservatoire beslag procedures zijn gevolgd.
(…)
U wordt (kortom) nogmaals aangezegd dat de Bank al haar schaden op u zal verhalen als u (ondanks het bestaan van de lopende conservatoir beslagprocedures en “pending” de Cassatie uitspraak) ter executie (=verdere incasso en daarop volgend de uitkering) tot overmakingen aan de executerende beslagleggers overgaat.
De bank meent dat u (zeker in het licht van al het vorengaande) alle ontvangen gelden hoort af te zonderen op uw derden rekening in afwachting van de (onherroepelijke) uitkomsten van de conservatoir beslagprocedures.
(…)
2.13.
Namens SMS advocaten en Grant Thornton Curaçao is per e-mail van 21 november 2019 aan [gedaagde sub 1] onder meer bericht:
(…)
Namens SMS Advocaten en Grant Thornton houd ik u en uw kantoor aansprakelijk voor alle schaden die voor cliënten ontstaan en dat die op uw kantoor zullen worden verhaald indien u (…) ter executie enige uitkering pleegt aan de executerende beslagleggers.
Voor zover Banco di Caribe N.V. enige afdracht doet, dient u deze gelden afgezonderd te houden op uw derdengeldenrekening in afwachting van de (onherroepelijke) uitkomsten in de beslagprocedures van SMS Advocaten en Grant Thornton Curaçao.
2.14.
In een e-mail van 26 november 2019 heeft [gedaagde sub 1] aan de gemachtigden van [eiser sub 1] c.s. onder meer bericht:
In opdracht van uw welbekende cliënten hebben wij executoriale derdenbeslagen gelegd onder de Banco di Caribe nv en onder de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten ten laste van Stichting Particulier Fonds Parasasa.
(…)
Noch SMS Advocaten noch Grand Thorton hebben echter beslag gelegd onder de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten.
Beide banken hebben in het kader van de gelegde beslagen een verklaring afgelegd, doch alleen de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten heeft uitvoering gegeven aan de onder haar gelegde executoriaal derden beslagen.
(…)
De door voornoemde gemachtigden [van de bank en SMS advocaten en Grant Thornton
, toevoeging gerecht] namens hun respectievelijke cliënten ingenomen standpunt -dat verdeling niet is toegestaan zolang de conservatoire beslagen niet executoriaal zijn geworden- komt niet overeen met de alstoen door ons -na overleg met u- voorgestelde wijze van verdeling. Het voorgaande betekent dat de onder mij alzo rustende gelden uit voormelde executoriale beslagen vooralsnog niet kan worden afgewikkeld. (…)

3.Het geschil

3.1. [
Eiser sub 1] c.s. vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde sub 1] c.s. te bevelen om het onder hem berustende door de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten naar aanleiding van de door [eiser sub 1] c.s. gelegde executoriaal derden beslagen gestort bedrag van NAf 561.974,67 zo spoedig mogelijk (binnen twee werkdagen, althans een door het gerecht te stellen termijn) te verdelen onder [eiser sub 1] c.s., althans in ieder geval te hunnen behoeve te storten op de derdenrekening van eisers gemachtigde, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van NAf 10.000,- voor elke dag of een gedeelte van een dag dat gedaagde in gebreke blijft met de uitvoering van het vonnis, met veroordeling in de kosten.
3.2. [
Eiser sub 1] c.s. heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde sub 1] c.s. ten onrechte en in strijd met artikel 480 Rv weigert om de ontvangen gelden te verdelen. [Eiser sub 1] c.s. heeft als enige (ook) executoriaal derdenbeslag laten leggen onder het door Parasasa onder CBCS gelegde executoriaal derdenbeslag ten laste van de bank. De andere schuldeisers hebben (enkel) onder de bank beslag gelegd en niet ook onder CBCS. Anders dan de bank heeft CBCS de onder haar berustende bedragen afgedragen aan de deurwaarder. Daarmee is de executie van het executoriaal beslag van Parasasa en ook van [eiser sub 1] c.s. tot een einde gekomen. De deurwaarder is dus ook verplicht om die gelden onder [eiser sub 1] c.s. te verdelen.
3.3. [
Gedaagde sub 1] c.s. heeft aangevoerd dat van hem niet kan worden gevergd dat hij zonder een duidelijke aanwijzing van het gerecht risico’s neemt als gerechtsdeurwaarder. Hij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het gerecht.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In dit kort geding gaat het om de vraag of de deurwaarder het op de derdenrekening overgemaakte bedrag moet verdelen onder [eiser sub 1] c.s. In artikel 480 lid 2 Rv is bepaald dat, indien er meerdere schuldeisers of beperkt gerechtigden zijn die op de opbrengst van de executie beslag hebben gelegd, de deurwaarder de netto-opbrengst onverwijld bij een bewaarder als bedoeld in artikel 445 Rv stort. Indien de schuldeisers tot overeenstemming omtrent de verdeling van de netto-opbrengst komen, keert de deurwaarder aan ieder het hem toekomende uit.
4.2.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde sub 1] c.s. overleg hebben gevoerd over het door CBCS gestorte bedrag zodat uitvoering kon worden gegeven aan het bepaalde in artikel 480 lid 2 Rv. Tegelijkertijd blijkt uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting dat er andere partijen zijn die bezwaar maken tegen uitkering van het geld aan [eiser sub 1] c.s. Om die reden heeft [gedaagde sub 1] c.s. de gelden nog niet uitgekeerd. De partijen die bezwaar hebben gemaakt zijn thans niet in de procedure betrokken en mogelijk ook in het geheel niet op de hoogte van deze procedure. Zij stellen zich blijkens de overgelegde stukken op het standpunt dat er naast [eiser sub 1] c.s. meer schuldeisers zijn die aanspraak (kunnen) maken op het geld dat door CBCS op de derdenrekening van [gedaagde sub 1] c.s. is gestort, althans dat de deurwaarder nog niet tot verdeling kan overgaan. Afgezien van de vraag of dat standpunt juist is en stand kan houden in een procedure, staat in ieder geval vast dat in dit kort geding geen inhoudelijk debat is gevoerd.
4.3.
De wet voorziet in de situatie dat een deurwaarder op bezwaren stuit bij de executie. In artikel 438 lid 4 Rv is bepaald dat de deurwaarder die met de executie is belast en daarbij op een bezwaar stuit dat een onverwijlde voorziening nodig maakt, zich met een daarvan door hem opgemaakt proces-verbaal bij de rechter in eerste aanleg kan vervoegen ten einde deze in kort geding tussen de betrokken partijen te doen beslissen. Daarmee maakt de deurwaarder een kort geding tussen de betrokken partijen aanhangig, waarbij (dus) alle partijen ook (dienen te) worden opgeroepen.
4.4.
Het voorgaande brengt met zich dat de door [eiser sub 1] c.s. ingediende vordering niet zonder meer kan worden toegewezen. Daartoe dient naar het oordeel van het gerecht eerst het debat met alle betrokken partijen te worden gevoerd op een wijze als bedoeld in artikel 438 lid 4 Rv.
4.5. [
Eiser sub 1] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s., tot op heden begroot op nihil.

5.De beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechter, en op 30 december 2019 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.