In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. R.P. Koeijers, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, waaronder een deurwaarder, met als doel de verdeling van een bedrag dat door de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten was gestort naar aanleiding van eerder gelegde executoriale derdenbeslagen. De procedure begon met een verzoekschrift van eisers op 3 december 2019, gevolgd door een mondelinge behandeling op 16 december 2019. De eisers vorderden dat gedaagden zouden worden bevolen om het onder hen berustende bedrag van NAf 561.974,67 te verdelen, onder verbeurte van een dwangsom voor elke dag dat gedaagden in gebreke bleven.
De achtergrond van de zaak betreft een eerder vonnis waarbij Stichting Particulier Fonds Parasasa was veroordeeld tot betaling aan eisers. Na verschillende juridische procedures en beslagleggingen, waaronder executoriaal derdenbeslag door eisers, ontstond er een geschil over de verdeling van de ontvangen gelden. Gedaagden, waaronder de deurwaarder, weigerden de gelden te verdelen, onder verwijzing naar bezwaren van andere schuldeisers die niet in de procedure waren betrokken.
Het Gerecht oordeelde dat de vordering van eisers niet zonder meer kon worden toegewezen, omdat er bezwaren waren van andere partijen die aanspraak maakten op de gelden. Het Gerecht benadrukte dat een inhoudelijk debat met alle betrokken partijen noodzakelijk was voordat tot verdeling kon worden overgegaan. Uiteindelijk werd de vordering van eisers afgewezen en werden zij veroordeeld in de proceskosten van gedaagden.