ECLI:NL:OGEAC:2019:348

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 april 2019
Publicatiedatum
20 mei 2020
Zaaknummer
CUR201800973
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevordering na strafzaak met betrekking tot mishandeling en schade aan eigendom

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, heeft eiser een schadevordering ingediend tegen gedaagde, die eerder als verdachte in een strafzaak was aangemerkt. De vordering betreft een schadevergoeding van NAf 2.506,90 voor de schade aan de voordeur van de woning van eiser, die volgens eiser is ontstaan tijdens een mishandeling door gedaagde. De mondelinge behandeling vond plaats op 28 september 2018, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.

De feiten van de zaak zijn als volgt: gedaagde was verdachte in een strafzaak wegens mishandeling van eiser, maar het Openbaar Ministerie heeft de zaak geseponeerd onder de voorwaarde dat gedaagde zich gedurende twee jaar onthoudt van strafbare feiten. Eiser stelt dat gedaagde hem heeft mishandeld en daarbij de voordeur heeft beschadigd. Gedaagde betwist echter de schade aan de deur en stelt dat eiser geen bewijs heeft geleverd voor zijn vordering.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn vordering te onderbouwen. De rechter heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat gedaagde de deur heeft vernield tijdens de mishandeling. Eiser is niet in staat geweest om de schade te onderbouwen met bijvoorbeeld een strafdossier of foto's van de schade. Daarom heeft het Gerecht de vordering van eiser afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

De uitspraak is gedaan door mr. S.M. Christiaan en is op 29 april 2019 openbaar gemaakt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR201800973
Vonnis d.d. 29 april 2019
inzake
[EISER],
wonende te Curaçao,
eiser,
procederend in persoon,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G.G. van Gils,
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 28 maart 2018 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord;
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 28 september 2018 plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen en de gemachtigde van [gedaagde]. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen hun wederzijdse standpunten nader uiteengezet.
1.3.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
gedaagde] was verdachte in een strafzaak met parketnummer [nummer]. De verdenking betrof mishandeling van [eiser].
2.2.
Het Openbaar Ministerie heeft de zaak tegen [gedaagde] bij beslissing van 27 juli 2017 geseponeerd onder de voorwaarde dat [gedaagde] zich gedurende een proeftijd van 2 jaar onthoudt van het plegen van strafbaar feiten.

3.Het geschil

3.1. [
Eiser] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van
gedaagde om aan eiser tegen bewijs van kwijting te betalen de somma van NAf 2.506,90, vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening en gedaagde te veroordelen in de gedingkosten en de incassokosten.
3.2. [
Eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [Gedaagde] is bij zijn huis gekomen en heeft hem mishandeld door hem bij zijn keel vast te pakken. Tijdens die mishandeling is de voordeur van zijn woning beschadigd geraakt. De schade aan de deur bedraagt NAf 2.506,90.
3.3. [
Gedaagde] heeft betwist dat hij de deur heeft vernield. [Eiser] heeft daartoe ook geen enkele onderbouwing aangedragen. Bij het sepot zijn geen aanvullende voorwaarden, zoals het betalen van schade gesteld. Ook is de schade aan de deur niet onderbouwd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de betwisting van [gedaagde], de aard van de verdenking (mishandeling), het voorwaardelijk sepot en het ontbreken van het strafdossier, kan uit de processtukken en verhandelde ter zitting niet worden afgeleid dat [gedaagde] tijdens de mishandeling de deur van [eiser] heeft vernield. [Eiser] heeft zijn vordering terzake onvoldoende geadstrueerd en onderbouwd.
4.2.
Het Gerecht heeft partijen in de gelegenheid gesteld een regeling te treffen. In het geval er geen regeling tot stand zou komen, heeft het Gerecht [eiser] opgedragen (het ontstaan van) de schade nader te onderbouwen middels het overleggen van het strafdossier, het verstrekken van foto’s van de vernielde deur of zijn stelling anderszins te substantiëren. [eiser] heeft dat nagelaten. Naar het oordeel van het Gerecht heeft [eiser] met de blote stelling dat de deur tijdens de mishandeling is vernield, niet aan zijn stelplicht voldaan. [Eiser] zal dan ook niet tot bewijslevering van zijn stelling worden toegelaten.
4.3.
De conclusie uit het voorgaande is dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] schadeplichtig is jegens [eiser] wegens vernieling van de deur. De vordering dient dan ook afgewezen te worden.
4.4.
Gelet op de aard van het geschil, de onderlinge verhouding tussen partijen en de onderliggende (reeds geseponeerde) strafzaak, ziet het Gerecht aanleiding geen proceskostenveroordeling ten laste van een der partijen uit te spreken.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
wijst af de vordering;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter, en op 29 april 2019 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.