ECLI:NL:OGEAC:2019:360

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
31 mei 2020
Zaaknummer
CUR201803496
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige hinder door tuinverlichting op aangrenzende kavels te Curaçao

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, hebben eisers, beiden wonend te Curaçao, op 23 oktober 2018 een verzoekschrift ingediend in kort geding tegen gedaagden, die hun woning in Utrecht gebruiken voor verhuur en als vakantiewoning. Eisers stelden dat gedaagden op 14 september 2018 tuinverlichting op hun kavel hadden aangebracht, wat leidde tot ernstige hinder in hun slaapkamer. Na een eerste aanpassing door gedaagden was de hinder verholpen, maar volgens eisers was de positie van de lamp op 3 oktober 2018 opnieuw gewijzigd, wat opnieuw hinder veroorzaakte. De eisers vroegen om een hoofdelijke veroordeling van gedaagden om de lampen zodanig te wijzigen dat deze niet meer op hun gevel schijnen, met een dwangsom en veroordeling in de proceskosten.

Tijdens de behandeling op 10 december 2019 trokken eisers hun hoofdvordering in, omdat de hinder inmiddels was verholpen, maar handhaafden de vordering tot veroordeling van gedaagden in de proceskosten. Gedaagden bestreden de hinder en stelden dat er na de aanpassingen in september 2018 geen verdere wijzigingen aan de lamp waren aangebracht. Het Gerecht oordeelde dat het vereiste spoedeisend belang bij de vordering tot ongedaanmaking van de hinder aanwezig was ten tijde van het indienen van het verzoekschrift, maar dat de onrechtmatige hinder niet zonder meer kon worden aangenomen. Het Gerecht besloot dat er geen plaats was voor nader feitenonderzoek in het kader van dit kort geding en dat de hoofdvordering niet toegewezen kon worden. De proceskosten werden begroot op nihil, en eisers werden in de kosten van het geding veroordeeld.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in kort geding
in de zaak van:
[eiser],
en
[eiseres],
beiden wonend te Curaçao,
eisers,
gemachtigde: mr. E. Bokkes,
tegen
[gedaagde 1],
en
[gedaagde 2],
beiden wonend te Utrecht, Nederland,
gedaagden,
gemachtigden: dhr. M. Verhoef en mw. K. Verhoef.

1.Het procesverloop

Eisers hebben op 23 oktober 2018 een verzoekschrift in kort geding ingediend.
Vervolgens is door het gerecht met partijen gecorrespondeerd, onder meer over de dagbepaling voor de behandeling.
Bij deurwaardersexploten van 2 oktober 2019 zijn gedaagden opgeroepen voor de behandeling van het kort geding.
Bij e-mail van 6 december 2019 hebben gedaagden verweer gevoerd.
Het kort geding is op 10 december 2019 behandeld. Mr. Bokkes is verschenen, vergezeld van [eiser]. Namens gedaagden zijn verschenen de heer en mevrouw Verhoef. De zaak is besproken en mr. Bokkes heeft aan de hand van pleitaantekeningen gereageerd op het schriftelijk verweer van gedaagde. De heer en mevrouw Verhoef hebben eveneens het woord gevoerd.
Ten slotte is uitspraak bepaald.

2.Het geschil

Partijen zijn eigenaren van aan elkaar grenzende kavels aan de [adres kavels] te Curaçao. Eisers wonen daar permanent, gedaagden gebruiken hun woning voor verhuur en als vakantiewoning.
Eisers stellen dat gedaagden omstreeks 14 september 2018 tuinverlichting op hun kavel hebben aangebracht, waarvan zij ernstige hinder ondervonden, in het bijzonder in hun slaapkamer. Nadat gedaagden hierop door eisers waren aangesproken, zo stellen eisers, hebben gedaagden de positie van de desbetreffende lamp gewijzigd, de wattage van de lamp gehalveerd en een schot geplaatst. De hinder was daarmee verholpen. Volgens eisers is de positie van de lamp op 3 oktober 2018 echter weer gewijzigd, met wederom hinderlijke lichtstraling tot gevolg.
Het verzoek van eisers in hun verzoekschrift strekt tot hoofdelijke veroordeling van gedaagden om de positie en/of straalrichting van de lampen op hun kavel zodanig te wijzigen dat deze niet meer op de gevel van eisers schijnen, op straffe van een dwangsom en met hun veroordeling in de proceskosten.
Gedaagden hebben verweer gevoerd.

3.De beoordeling

Uit de bij het verzoekschrift overgelegde foto’s blijkt dat eisers ten tijde van het indienen van het verzoekschrift stellen hinder te ondervinden van het lichtschijnsel van de lamp(en) van gedaagden. Het vereiste spoedeisend belang bij hun vordering tot ongedaanmaking van die hinder was daarmee aanwezig.
Ter zitting hebben eisers de hoofdvordering ingetrokken omdat de (onrechtmatige) hinder ten tijde van de behandeling inmiddels was verholpen. De vordering om gedaagden te veroordelen in de proceskosten hebben eisers gehandhaafd, stellende dat het kort geding nodig was om gedaagden tot actie te bewegen.
Gedaagden hebben in hun verweer gemotiveerd bestreden dat ten tijde van het instellen van dit kort geding en ook thans - ruim een jaar later – nog daadwerkelijk sprake was van hinder. Ook zij hebben foto’s in het geding gebracht. Volgens gedaagden zijn er na de door hen aangebrachte wijzigen in september 2018 geen veranderingen meer aan de lamp of diens positie aangebracht. Daar bestond ook geen noodzaak toe, want eisers hadden bevestigd dat er na de aanpassingen in september 2018 geen sprake meer was van hinder. Gedaagden waren daartoe ook niet in staat, althans niet zonder hulp van derden, nu zij op dat moment ook niet (meer) op Curacao waren.
Eisers stellen dat de op 3 oktober 2018 aangebrachte wijziging in de positie van de lamp op 27 oktober 2018, dus na indiening van het verzoekschrift, is verholpen. Eisers baseren dat op een foto van die datum die door gedaagden is toegezonden en de opmerking van gedaagden in e-mail van 26 oktober 2018 waarin zij aangegeven bereid zijn maatregelen te treffen.
Gelet op het ontbreken van concrete informatie zijdens eisers over de wijze waarop de hinder de tweede keer zou zijn ontstaan en verholpen en gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door gedaagden, kan de door eisers aan hun vordering ten grondslag gelegde onrechtmatige hinder ten tijde van het indienen van het verzoekschrift op 23 oktober 2018 niet zonder meer worden aangenomen. Voor nader feitenonderzoek is in het kader van dit kort geding geen plaats. Niet kan derhalve worden geoordeeld dat de hoofdvordering, indien gehandhaafd, zou zijn toegewezen, daargelaten de overige door gedaagden gevoerde verweren. Dit brengt mee dat over de proceskosten zal worden beslist als hierna omschreven.

4.Beslissing

Het Gerecht,
rechtdoende in kort geding,
veroordeelteisers in de kosten van het geding, aan de zijde van gedaagden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 december 2019.