ECLI:NL:OGEAC:2019:360
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige hinder door tuinverlichting op aangrenzende kavels te Curaçao
In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, hebben eisers, beiden wonend te Curaçao, op 23 oktober 2018 een verzoekschrift ingediend in kort geding tegen gedaagden, die hun woning in Utrecht gebruiken voor verhuur en als vakantiewoning. Eisers stelden dat gedaagden op 14 september 2018 tuinverlichting op hun kavel hadden aangebracht, wat leidde tot ernstige hinder in hun slaapkamer. Na een eerste aanpassing door gedaagden was de hinder verholpen, maar volgens eisers was de positie van de lamp op 3 oktober 2018 opnieuw gewijzigd, wat opnieuw hinder veroorzaakte. De eisers vroegen om een hoofdelijke veroordeling van gedaagden om de lampen zodanig te wijzigen dat deze niet meer op hun gevel schijnen, met een dwangsom en veroordeling in de proceskosten.
Tijdens de behandeling op 10 december 2019 trokken eisers hun hoofdvordering in, omdat de hinder inmiddels was verholpen, maar handhaafden de vordering tot veroordeling van gedaagden in de proceskosten. Gedaagden bestreden de hinder en stelden dat er na de aanpassingen in september 2018 geen verdere wijzigingen aan de lamp waren aangebracht. Het Gerecht oordeelde dat het vereiste spoedeisend belang bij de vordering tot ongedaanmaking van de hinder aanwezig was ten tijde van het indienen van het verzoekschrift, maar dat de onrechtmatige hinder niet zonder meer kon worden aangenomen. Het Gerecht besloot dat er geen plaats was voor nader feitenonderzoek in het kader van dit kort geding en dat de hoofdvordering niet toegewezen kon worden. De proceskosten werden begroot op nihil, en eisers werden in de kosten van het geding veroordeeld.