ECLI:NL:OGEAC:2019:361

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 juni 2019
Publicatiedatum
14 augustus 2020
Zaaknummer
500.00024/19
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake voorhanden hebben van een vuurwapen in Curaçao

Op 8 mei 2019 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd in Curaçao. De zaak betreft het voorhanden hebben van een vuurwapen, een pistool van het merk Fabrique Nationale, model BDA-380, kaliber .380 auto, op 3 februari 2019. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.K.H. Ayubi, terwijl de officier van justitie, mr. R.A. Koert, een gevangenisstraf van 18 maanden eiste, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De verdediging pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat het bevel tot fouilleren in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het Gerecht oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Het Gerecht achtte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, en sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en het in beslag genomen vuurwapen werd onttrokken aan het verkeer. De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.M. van Lieshout, bijgestaan door zittingsgriffier R.A. Caupain.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00024/19

Uitspraak: 8 mei 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1993 in Curaçao,
wonende in Curaçao,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.K.H. Ayubi, advocaat in Curaçao.
De officier van justitie mr. R.A. Koert heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts:
- de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen vuurwapen.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Subsidiair heeft hij een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat hij op of omstreeks 3 februari 2019 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een pistool (van het merk Fabrique Nationale, model BDA-380; serienummer [wapennummer]; kaliber .380 auto, in elk geval een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad;
(artikel 3 j◦ 11 van de Vuurwapenverordening 1930)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling (tijds)verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande:
dat hij op
of omstreeks3 februari 2019 in Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een pistool
(van het merk (van het Fabrique Nationale, model BDA-380; serienummer [wapennummer]; kaliber .380 auto,
in elk geval een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930,voorhanden heeft gehad
.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1] De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
1. Op 3 februari 2019 omstreeks 04.40 uur waren de verbalisanten (verbalisant1) en (verbalisant2) op patrouille in de omgeving van [wijk]. Zij hebben het volgende gerelateerd:
“Daar zagen wij, verbalisanten, een voor ons onbekende man in westelijke richting lopen. Toen de man in ons richting keek, maakte hij aanstalten om de benen te nemen. In verband met de algemene machtiging van bevel uitoefenen bevoegdheden vuurwapenverordening 1930, zoals gewezen, inhoudelijk het openen van verpakking van goederen en reisbagage, het onderzoek van vervoermiddelen en onderzoek aan kleding van personen besloten wij, verbalisanten, de man te gaan controleren.
De man bleek later te zijn genaamd:
[verdachte], geboren op (geboortedatum) 1993 in Curaçao en wonende [adres].
Tijdens controle aan de kleding van (verdachte) werd aan de voorzijde van zijn trui, waarbij de handen van beide kanten in gedaan kan worden, een zwartkleurig vuistvuurwapen van het merk Fabrique Nationale, model BDA-380; kaliber .380 auto), voorzien van serienummer [wapennummer] aangetroffen.
Het aangetroffen vuistvuurwapen werd in beslag genomen voor verder onderzoek.” [2]
2. Op 4 augustus 2019 is de verbalisant [verbalisant] verzocht een onderzoek in te stellen naar het in beslag genomen pistool. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende gerelateerd:
“Het in beslag genomen pistool van het merk Fabrique Nationale, model BDA-380;kaliber .380 auto
, en voorzien van het serienummer (wapennummer) is bestemd en geschikt om kogels door een loop af te schieten. Het pistool is uitsluitend geschikt om scherpe patronen van het kaliber .380 auto ofwel 9 mm kort te verschieten. Het vuurwapen werkt optimaal en de scherpe patronen, die zijn gebruikt, werden tijdens het proefschieten normaal tot ontbranding gebracht.” [3]
3. De verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:
“Het klopt dat ik op 3 februari 2019 een pistool bij me had.” [4]
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het bevel tot uitoefening bevoegdheden Vuurwapenverordening 1930 in strijd is met het EVRM. In de zaak van Gillan en Quinton tegen het Verenigd Koninkrijk heeft het EHRM geoordeeld dat er sprake was van machtsmisbruik, aldus de raadsman. Op het moment van de fouillering was er geen sprake van een aanleiding noch verdenking van een overtreding waarvoor onderzoek aan de goederen en/of kleding van de verdachte nodig was, waardoor het vuurwapen onrechtmatig is verkregen en het niet tot het bewijs mag meewerken.
De feitelijke gang van zaken en toedracht valt als volgt te omschrijven.
Op 3 februari 2019, rond 04.40 uur, liep de verdachte in de omgeving van (buurt) in westelijke richting. De verbalisanten (verbalisant1) en (verbalisant2) waren op dat moment in dezelfde omgeving op patrouille, alwaar zij de verdachte hebben gezien en hebben besloten de verdachte preventief te fouilleren. Tijdens de controle werd een pistool in de voorzijde van de trui van de verdachte aangetroffen.
De bevoegdheid tot onderzoek aan de kleding van personen is gebaseerd op het bevel uitoefenen bevoegdheden Vuurwapenverordening 1930. Onder die verordening waren verbalisanten bevoegd vuurwapens in beslag te nemen in het oostelijk gedeelte van Curaçao in de periode 2 februari 2019 om 18.00 uur tot 3 februari 2019 om 06.00 uur. De stelling van de verdediging dat het gegeven bevel in strijd is met het EVRM, is naar het oordeel van het Gerecht niet juist. Anders dan in de door de verdediging aangehaalde zaak Gillan en Quinton tegen het Verenigd Koninkrijk is er sprake van een in tijd (in dit geval een nacht) en plaats (in dit geval een gedeelte van het grondgebied van Curaçao beperkte bevoegdheid, waarvan de noodzaak periodiek door de officier van justitie wordt beoordeeld. De toepasselijke regelgeving voorziet in voldoende waarborgen tegen misbruik of willekeurig gebruik van de fouilleerbevoegdheid. Het preventief fouilleren dient een legitiem doel: bescherming van de rechtsorde en het voorkomen van vuurwapen- gerelateerde incidenten. Er was een dringende maatschappelijke noodzaak voor deze maatregel omdat allerlei andere maatregelen om vuurwapenbezit en geweldsmisdrijven terug te dringen onvoldoende effectief zijn gebleken. De beslissing om in een bepaald gebied preventieve fouillering toe te passen ligt niet in handen van één enkele uitvoerende autoriteit. De toepassing van preventief fouilleren is effectief, in die zin dat daardoor veel vuurwapens worden opgespoord. De opsporingsambtenaren hadden daarom de bevoegdheid de verdachte aan zijn kleding te onderzoeken.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening en strafbaar gesteld in artikel 11 van die verordening.
Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft op de openbare weg een vuurwapen voorhanden gehad. Hij heeft daarmee, ondanks dat hij op dat moment niet over munitie beschikte, gevaar voor de veiligheid van andere personen en zichzelf in het leven geroepen, omdat het voorhanden hebben van een vuurwapen vaak leidt tot het gebruik daarvan, hetgeen ook weer (vuurwapen)geweld uitlokt.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het Gerecht is van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is. Het Gerecht zal, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verplicht reclasseringscontact mogelijk te maken.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde is voorts het onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een pistool van het merk Fabrique Nationale, model BDA-380; met serienummer [wapennummer) en kaliber .380 auto.
Het voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het voorwerp behoort toe aan de verdachte en is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Het Gerecht zal het voorwerp daarom onttrekken aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:74, 1:75 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Vuurwapenverordening 1930, zoals deze luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een pistool van het merk Fabrique Nationale, model BDA-380; met serienummer (wapennummer) en kaliber .380 auto.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. drs. S.M. van Lieshout, bijgestaan door R.A. Caupain, (zittingsgriffier), en op 8 mei 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het aanbieding proces-verbaal van het Korps Politie Curaçao (Dienst Bureau VVC) d.d. 5 februari 2018, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 51/19 cl. Oost.
2.Proces-verbaal van aanhouding op heterdaad d.d. 4 februari 2019, Dossier-03 Persoonsdossier Verdachte, pagina 9-11.
3.Proces-verbaal van in beslag genomen vuurwapen en munitie d.d. 16 april 2019, los stuk.
4.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 26 april 2019, zoals die eventueel later - indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld - in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.