ECLI:NL:OGEAC:2019:364

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 november 2019
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
555.00066/19
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag, mishandeling, bedreiging en diefstal met vuurwapen in Curaçao

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is de verdachte beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag, mishandeling, bedreiging en diefstal met een vuurwapen. De zaak betreft incidenten die zich hebben voorgedaan op 2 en 10 februari 2019, waarbij de verdachte betrokken was bij gewelddadige confrontaties met twee slachtoffers, aangeduid als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Tijdens de zittingen op 19 juni en 18 oktober 2019 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.S.M. Blonk, terwijl de officier van justitie, mr. M. Dennaoui-Simon, de eis tot een gevangenisstraf van acht jaren indiende.

De tenlastelegging omvat onder andere de poging tot doodslag van [slachtoffer 1] op 2 februari 2019, waarbij de verdachte met een vuurwapen op het slachtoffer schoot, en de mishandeling van [slachtoffer 2] op 10 februari 2019, waarbij de verdachte haar met een vuurwapen sloeg en haar mobiele telefoon afnam. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend en gepleit voor vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag en de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 2], en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken.

Echter, het Gerecht heeft wel bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging en mishandeling, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertig maanden. De uitspraak is gedaan op 8 november 2019 door rechter mr. drs. S.M. van Lieshout, met bijstand van zittingsgriffier R.A. Caupain. De verdachte heeft recht op aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Uitspraak

Parketnummer: 555.00066/19

Uitspraak: 8 november 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2019 en 18 oktober 2019. De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.S.M. Blonk, advocate in Curaçao.
De officier van justitie mr. M. Dennaoui-Simon heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag en de onder 1 cumulatief ten laste gelegde vernieling, alsmede het onder 2, 3, 4, 5 en 9 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 6, 7 en 8 ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Subsidiair heeft zij een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:

Feit 1.

POGING DOODSLAG VAN [slachtoffer 1] OP 2 FEBRUARI 2019

dat hij op of omstreeks 2 februari 2019 althans in of omstreeks de maand februari 2019 te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven die [slachtoffer 1] en/of van/op de auto waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;

(artikel 2:259 j◦ 1:119 Wetboek van Strafrecht)

Subsidiair

POGING (ZWARE) MISHANDELING MET EEN WAPEN VAN [slachtoffer 1] OP 2 FEBRUARI 2019

dat hij op of omstreeks 2 februari 2019, althans in of omstreeks de maand februari 2019 te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon te weten [slachtoffer 1], opzettelijk, al dan niet met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, met een vuurwapen één of meermalen in de richting van de auto en/of lichaam van die [slachtoffer 1], heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

(artikel 2:275/276 j◦ 1:119 Wetboek van Strafrecht)

MEER SUBISIDIAR

BEDREIGING VAN [slachtoffer 1] OP 2 FEBRUARI 2019

dat hij op of omstreeks 2 februari 2019, althans in of omstreeks de maand februari 2019 te Curaçao, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door opzettelijk dreigend een en/of een of meerdere schoten in de richting van en/of op de (auto) waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, te schieten;

(artikel 2:255 Wetboek van Strafrecht)

EN/OF

VERNIELING VAN DE AUTO VAN [slachtoffer 1] OP 2 FEBRUARI 2019

dat hij op of omstreeks 2 februari 2019, althans in of omstreeks de maand februari 2019 te Curaçao, opzettelijk en wederrechtelijk een achter (bumper) van een voertuig, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt door met een vuurwapen een of meermalen te schieten in de richting van die auto en/of de (achter bumper van de) auto heeft gemaakt:

(artikel 2:334 Wetboek van Strafrecht)

FEIT 2.

MISHANDELING VAN [slachtoffer 1] OP 2 FEBRUARI 2019

dat hij op of omstreeks 2 februari 2019, althans in of omstreeks de maand februari 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met eene ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend en al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer 1], opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg (met kracht) met zijn (geschoeide) voeten en/of hand(en) tegen de rug althans het lichaam heeft geschopt en/of geslagen en/of geduwd (met gevolg dat die [slachtoffer 1] op de grond viel), tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

(artikel 2:273/274 Wetboek van Strafrecht)

FEIT 3.

WEDERRECHTELIJKE VRIJHEIDSBEROVING OP 10 FEBRUARI 2019 VAN [SLACHTOFFER 2]

dat hij op of omstreeks 10 februari 2019, althans in of omstreeks de maand februari 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met dat opzet
  • (eenmaal bij zijn woning, (dreigend) tegen die [slachtofferslachtoffer 2] gezegd dat zij niet weg kon gaan, (mits zij de waarheid spreekt) en/of (vervolgens) en/of:
  • (daarbij) de autosleutel(s) en/of telefoon van die [slachtofferslachtoffer 2] heeft weggepakt en/of in zijn, verdachte’s, bezit genomen.

(artikel 2:249 Wetboek van Strafrecht)

FEIT 4.

MISHANDELING AL DAN NIET MET EEN WAPEN GEPLEEGD OP 10 FEBRUARI 2019 VAN [SLACHTOFFER 2]

dat hij op of omstreeks 10 februari 2019, althans in of omstreeks de maand februari 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal opzettelijk mishandelend en/of met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening 1931, en al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer 2] met een vuurwapen, althans, met een hard voorwerp aan/tegen (de (linker) kant van haar) het hoofd althans het lichaam heeft geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 2], letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

(artikel 2:273/274 Wetboek van Strafrecht)

FEIT 5.

DIEFSTAL VAN EEN TELEFOON GEPLEEGD OP 10 FEBRUARI 2019 VAN [SLACHTOFFER 2]

dat hij op of omstreeks 10 februari 2019, althans in of omstreeks de maand februari 2019 te Curaçao, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grijze) (mobiele) telefoon (van het merk Samsung, model J7, serie core dual SIM met aansluiting [telefoon 1] en [telefoon 2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

(artikel 2:288 Wetboek van Strafrecht)

FEIT 6.

BEDREIGING GEPLEEGD OP 10 FEBRUARI 2019 VAN [SLACHTOFFER 2]

dat hij op of omstreeks 10 februari 2019, althans in of omstreeks de maand februari 2019 te Curaçao, [slachtoffer 2], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar opzettelijk genoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd:
 “ “Loop met me mee, anders zal ik je gezicht hier kapot slaan en/of,
 Denk je dat ik stom bent? Ik zal je doodschieten. Doe geen geintje met mij”
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

(artikel 2:255 Wetboek van Strafrecht)

FEIT 7.

MISHANDELING GEPLEEGD OP 12 FEBRUARI 2019 VAN [SLACHTOFFER 2] EN [SLACHTOFFER 2]

dat hij op of omstreeks 12 februari 2019, althans in of omstreeks de maand februari 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal opzettelijk mishandelend, en al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], een of meermalen met zijn (open) hand(en) tegen het hoofd en/of de wang, althans het lichaam heeft geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] en /of [slachtoffer 3], letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

(artikel 2:273/274 Wetboek van Strafrecht)

FEIT 8.

BEDREIGING GEPLEEGD OP 12 FEBRUARI 2019 VAN [SLACHTOFFER 3]

dat hij op of omstreeks 12 februari 2019, althans in of omstreeks de maand februari 2019 te Curaçao, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar opzettelijk genoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd:
“dia sanger di bo mama of bo tata kore mi ta stop” (op de dag dat het bloed van je moeder of vader vloeit, zal ik ophouden) en/of
“Sea mi ta tira abo of [slachtoffer 1] mata” (Ik zal jou of [slachtoffer 1] doodschieten)
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

(artikel 2:255 Wetboek van Strafrecht)

FEIT 9.

VUURWAPEN BEZIT OP 2 FEBRUARI EN 10 FEBRUARI 2019

dat hij op of omstreeks 2 februari 2019 en 10 februari 2019 althans in of omstreeks de maand februari 2019, in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapen(s), in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, althans (een) soortgelijk(e) voor bedreiging of afdreiging geschikt(e) voorwerp(en) in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 voorhanden heeft gehad;

(artikel 3 j◦ 11 van de Vuurwapenverordening 1930)

Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
Feit 1 primair en subsidiair
Onder dit feit wordt de verdachte verweten dat hij op 2 februari 2019 een poging heeft gedaan [slachtoffer 1] van het leven te beroven, subsidiair deze [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Het Gerecht stelt vast dat de verdachte op 2 februari 2019 samen met [slachtoffer 2] in haar voertuig was, dat zij door [slachtoffer 1] werden achtervolgd en vervolgens werden klemgereden. Nadat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] uit hun auto’s waren gestapt en met elkaar in gesprek waren gegaan, stapte ook de verdachte uit de auto van [slachtoffer 2] en bleef hij bij haar auto staan. Op het moment dat het gesprek tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] was beëindigd en [slachtoffer 1] naar zijn eigen auto toeliep, werd hij van achteren door de verdachte op zijn rug geslagen waardoor hij op de grond viel. Nadat [slachtoffer 1] was opgestaan en een korte woordenwisseling tussen hem en de verdachte had plaatsgevonden, liep hij verder naar zijn auto, stapte in en reed weg. Terwijl hij wegreed zag zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hoe de verdachte met een vuurwapen schoot
in de richting van de wegrijdende auto van [slachtoffer 1]. Door een kogel werd schade aangericht links onderaan de achterbumper van de auto.
De verdediging heeft er terecht op gewezen dat geen bewijs voorhanden is waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte vol opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1]. Voor de conclusie dat er sprake was van opzet op de dood van [slachtoffer 1] in voorwaardelijke zin, moet worden vastgesteld dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zou intreden. Uit het dossier blijkt niet waar precies de verdachte stond ten opzichte van de auto van [slachtoffer 1] toen hij de schoten loste. Ook is geen onderzoek verricht naar de schietrichting noch naar de (schiet)afstand van de verdachte ten opzichte van de auto van [slachtoffer 1]. Daarom kan niet worden bewezen dat de verdachte op een zodanige manier op [slachtoffer 1] ’s auto heeft geschoten, dat daardoor een aanmerkelijke kans ontstond dat hij [slachtoffer 1] - al dan niet dodelijk - zou raken. In het bijzonder is niet buiten redelijke twijfel dat de verdachte mogelijk bewust laag heeft gericht om te voorkomen dat hij [slachtoffer 1] zou raken.
Gelet op dit alle, kan naar het oordeel van het Gerecht niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer 1], noch op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1], zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Feit 3
Onder dit feit wordt de verdachte verweten dat hij op 10 februari 2019 [slachtoffer 2] wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de verdachte haar kwam halen bij ‘[naam snèk]. De verdachte gaf haar een teken om mee te komen, pakte haar vast bij haar linkerschouder en zei: “Loop met me mee, anders zal ik je gezicht hier kapot slaan”. Vervolgens verlieten zij de snèk, waarna de verdachte de autosleutels van [slachtoffer 2] ging halen bij haar nicht, die nog in de snèk was gebleven. Vervolgens reed [slachtoffer 2] achter de verdachte aan naar een snèk in de wijk [naam wijk], waar de verdachte bij haar instapte en haar verzocht om naar zijn woning te rijden. Onderweg heeft de verdachte haar met de dood bedreigd, aldus [slachtoffer 2]. Bij de woning aangekomen zou de verdachte dreigend hebben gezegd dat zij niet weg kon gaan, tenzij zij de waarheid zou spreken en zou hij [slachtoffer 2] autosleutel en mobiele telefoon hebben afgepakt en haar hebben geslagen.
De verdachte erkent [slachtoffer 2] bij ‘[naam snèk] te hebben opgehaald, bij een snèk in [naam wijk] bij haar te zijn ingestapt en met haar naar zijn woning te zijn gereden. Hij ontkent [slachtoffer 2] te hebben bedreigd, haar van haar vrijheid te hebben beroofd en haar autosleutel en mobiele telefoon te hebben afgepakt.
De verklaring van de nicht van [slachtoffer 2] houdt in dat zij heeft gezien dat de verdachte problemen kwam zoeken met [slachtoffer 2] bij ‘[naam snèk], dat hij haar linkerarm vastpakte en haar meesleepte naar zijn auto en dat hij vervolgens de autosleutel van [slachtoffer 2] kwam halen. Vervolgens reageerde [slachtoffer 2] niet op haar telefonische oproepen, totdat zij opnam om te zeggen dat alles goed was, hetgeen de nicht niet vertrouwde. Kort daarna zag zij [slachtoffer 2] terugkomen in de snèk. Zij zag dat haar linkerwang opgezwollen was en kreeg van [slachtoffer 2] te horen dat zij door de verdachte was geslagen.
Deze verklaring bevat naar het oordeel van het Gerecht onvoldoende steunbewijs voor de ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving. Weliswaar ziet de nicht dat [slachtoffer 2] door de verdachte wordt meegesleept, maar dat de verdachte [slachtoffer 2] vervolgens, eenmaal bij zijn woning, heeft gezegd dat zij niet weg mocht gaan, zoals ten laste is gelegd, blijkt daaruit niet. Verder valt op dat [slachtoffer 2] bij terugkeer in ‘[naam snèk] blijkbaar geen melding heeft gemaakt van vrijheidsberoving, althans haar nicht vermeldt alleen dat [slachtoffer 2] vertelde dat zij door de verdachte was geslagen. Ook het feit dat de verdachte de telefoon van [slachtoffer 2] in zijn bezit heeft genomen en haar heeft geslagen draagt onvoldoende bij aan het bewijs van de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dat de verdachte [slachtoffer 2] al van haar vrijheid zou hebben beroofd door haar bij ‘[naam snèk] mee te slepen naar de auto, is niet ten laste gelegd.
Gelet op al het bovenstaande zal de verdachte ook van het onder 3 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Feit 6, feit 7 en feit 8
Het Gerecht is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat voor het ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 2] op 10 februari 2019 en de mishandeling en bedreiging van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] op 12 februari 2019 onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. De verdachte zal daarom van die feiten worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde bedreiging en onder 1 cumulatief ten laste gelegde beschadiging, alsmede de onder 2, 4, 5 en 9 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande:

Feit 1.

POGING DOOSDLAG VAN [slachtoffer 1] OP 2 FEBRUARI 2019

dat hij op of omstreeks 2 februari 2019 althans in of omstreeks de maand februari 2019 te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, opzettelijk met een vuurwapen één of meerdere schoten heeft afgevuurd in de richting van die [slachtoffer 1] en/of van/op de auto waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;

Subsidiair

POGING (ZWARE) MISHANDELING MET EEN WAPEN VAN [SLACHTOFFER 1] OP 2 FEBRUARI 2019

dat hij op of omstreeks 2 februari 2019, althans in of omstreeks de maand februari 2019 te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon te weten [slachtoffer 1], opzettelijk, al dan niet met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, met een vuurwapen één of meermalen in de richting van de auto en/of lichaam van die [slachtoffer 1], heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
MEERSUBSIDIAIR
BEDREIGING VAN [SLACHTOFFER 1] OP 2 FEBRUARI 2019
dat hij op
of omstreeks2 februari 2019
, althans in of omstreeks de maand februari 2019inCuraçao, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door opzettelijk dreigend
een en/oféén
of meerdereschot
enin de richting van
en/of opde
(auto
)waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, te schieten;

EN/OF

BESCHADIGING VAN DE AUTO VAN [slachtoffer 1] OP 2 FEBRUARI 2019

dat hij op
of omstreeks2 februari 2019
, althans in of omstreeks de maand februari 2019inCuraçao, opzettelijk en wederrechtelijk
deachter
(bumper
)van een voertuig,
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem verdachte,heeft
vernield en/ofbeschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaaktdoor met een vuurwapen
één
maalof meermalente schieten in de richting van die auto
en/of de (achter bumper van de) auto heeft gemaakt;

FEIT 2.

MISHANDELING VAN [SLACHTOFFER 1] OP 2 FEBRUARI 2019

dat hij op
of omstreeks2 februari 2019
, althans in of omstreeks de maand februari 2019inCuraçao,
tezamen en in vereniging met eene ander of anderen, althans alleen,opzettelijk mishandelend
en al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer 1],
opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg (met kracht
) met zijn (geschoeide) voeten en/of hand(en)tegen de rug
althans het lichaamheeft
geschopt en/ofgeslagen
en/of geduwd (met gevolg dat die [slachtoffer 1] op de grond viel), tengevolge waarvan die [slachtoffer 1]
letsel heeft bekomen en/ofpijn heeft ondervonden;

FEIT 3.

WEDERECHTELIJKE VRIJHEIDSBEROVING OP 10 FEBRUARI 2019 VAN [SLACHTOFFER 2]

dat hij op of omstreeks 10 februari 2019, althans in of omstreeks de maand februari 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk[slachtoffer 2]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met dat opzet
  • (eenmaal bij zijn woning, (dreigend) tegen die[slachtoffer 2]
    gezegd dat zij niet weg kon gaan, (mits zij de waarheid spreekt) en/of (vervolgens) en/of:
  • (daarbij) de autosleutel(s) en/of telefoon van die[slachtoffer 2]
    heeft weggepakt en/of in zijn, verdachte’s, bezit genomen.

FEIT 4.

MISHANDELING AL DAN NIET MET EEN WAPEN GEPLEEGD OP 10 FEBRUARI 2019 VAN[SLACHTOFFER 2]
dat hij
op ofomstreeks 10 februari 2019
, althans in of omstreeks de maand februari 2019inCuraçao
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaalopzettelijk mishandelend en
/ofmet gebruikmaking van een wapen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening 1931,
en al dan niet met voorbedachten rade[slachtoffer 2]
met een vuurwapen, althans, met een hard voorwerp aan/tegen
(de
(linker
)kant van haar
) hethoofd
althans het lichaamheeft geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 2], letsel heeft bekomen en
/ofpijn heeft ondervonden;

FEIT 5.

DIEFSTAL VAN EEN TELEFOON GEPLEEGD OP 10 FEBRUARI 2019 VAN [SLACHTOFFER 2]

dat hij
op ofomstreeks 10 februari 2019,
althans in of omstreeks de maand februari 2019inCuraçao, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(grijze
) (mobiele
)telefoon
(van het merk Samsung, model J7, serie core dual SIM met aansluiting [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2]
),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

FEIT 6.

BEDREIGING GEPLEEGD OP 10 FEBRUARI 2019 VAN [SLACHTOFFER 2]

dat hij op of omstreeks 10 februari 2019, althans in of omstreeks de maand februari 2019 te Curaçao, [slachtoffer 2], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar opzettelijk genoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd:
 “
“Loop met me mee, anders zal ik je gezicht hier kapot slaan en/of,

Denk je dat ik stom bent? Ik zal je doodschieten. Doe geen geintje met mij”
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

FEIT 7.

MISHANDELING GEPLEEGD OP 12 FEBRUARI 2019 VAN [SLACHTOFFER 2] EN [SLACHTOFFER 3]

dat hij op of omstreeks 12 februari 2019, althans in of omstreeks de maand februari 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal opzettelijk mishandelend, en al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], een of meermalen met zijn (open) hand(en) tegen het hoofd en/of de wang, althans het lichaam heeft geslagen, tengevolge waarvan die[slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3], letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

FEIT 8.

BEDREIGING GEPLEEGD OP 12 FEBRUARI 2019 VAN [SLACHTOFFER 2]

dat hij op of omstreeks 12 februari 2019, althans in of omstreeks de maand februari 2019 te Curaçao, [slachtoffer 3] en/of[slachtoffer 2]
, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar opzettelijk genoemde[slachtoffer 3]
en/of[slachtoffer 2]
dreigend de woorden toegevoegd:
“dia sanger di bo mama of bo tata kore mi ta stop” (op de dag dat het bloed van je moeder of vader vloeit, zal ik ophouden) en/of
“Sea mi ta tira abo of [slachtoffer 1] mata” (Ik zal jou of [slachtoffer 1] doodschieten)
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

FEIT 9.

VUURWAPEN BEZIT OP 2 FEBRUARI EN 10 FEBRUARI 2019

dat hij op
of omstreeks2 februari 2019 en 10 februari 2019
althans in of omstreeks de maand februari 2019, in Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een
of meervuurwapen
(s), in de zin van de Vuurwapenverordening 1930,
althans (een) soortgelijk(e) voor bedreiging of afdreiging geschikt(e) voorwerp(en) in de zin van de Vuurwapenverordening 1930voorhanden heeft gehad
;
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1] De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e, van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 9
1. slachtoffer 1] deed op 12 februari 2019 aangifte. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Op 2 februari 2019 arriveerde ik bij de woning van [slachtoffer 2] (het Gerecht: [slachtoffer 2]) aan de [adres 1] in Curaçao. Ik bleef in mijn auto op [slachtoffer 2] zitten wachten. Na enkele minuten zag ik een auto bij de woning komen en doorrijden. Ik zag dat het de auto van [slachtoffer 2] was. Ik achtervolgde op dat moment de auto. Op de [reisrichting] lukte het mij de auto te stoppen. Ik parkeerde mijn auto voor de personenauto van [slachtoffer 2], stapte uit en liep richting de auto van [slachtoffer 2]. Zij deed haar autoportier open en bleef daar met mij praten. Ik zag dat [verdachte] de mede-inzittende was. Hij stapte uit de auto en bleef bij het autoportier staan. Ik keerde na het gesprek met [slachtoffer 2] terug naar mijn auto. Toen ik dicht bij mijn auto was aangekomen kreeg ik met kracht een harde klap van achter mijn rug, waardoor ik op de grond viel. Ik besefte dat ik door [verdachte] werd mishandeld. Ik stond op, stapte in mijn auto en reed langzaam weg. Bij het wegrijden botste ik tegen de auto van [slachtoffer 2], maar ik reed door. Ik zag in mijn middenspiegel hoe [verdachte] uit de auto stapte, een vuurwapen voorhanden haalde, dit op mij richtte en gelijk een aantal schoten op mijn auto afvuurde. Op dat moment reed ik toen met hoge snelheid weg. Bij onderzoek aan mijn auto zag ik een inschot aan de achterbumper. Door de mishandeling heb ik veel pijn gevoeld en heb ik nog steeds pijn.” [2]
2.
[slachtoffer 2]heeft op 15 februari 2019 een verklaring afgelegd. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Op 2 februari 2019 had ik met [verdachte] afgesproken. Ik reed naar de woning van [verdachte], waar hij in mijn auto stapte en wij vervolgens samen wegreden. Op een gegeven moment besloten wij naar mijn woning te gaan. Net toen wij daar aankwamen rijden zag ik de auto van [slachtoffer 1] (het Gerecht: [slachtoffer 1]) voor mijn woning geparkeerd staan. Wij reden mijn huis voorbij. Toen ik doorreed zag ik dat [slachtoffer 1] ons achtervolgde. Op de [reisrichting] stopte ik mijn auto. [slachtoffer 1] parkeerde voor mijn auto en liep naar mijn auto toe. Ik deed mijn autoportier open en begon met [slachtoffer 1] te praten. [verdachte] zat op de bijrijdersstoel en deed het rechter voorportier open, hij stapte uit mijn auto en bleef voor mijn auto staan. Toen wij klaar waren met praten liep [slachtoffer 1] terug naar zijn auto. Toen zag ik hoe [verdachte] achter [slachtoffer 1] liep en hem een harde klap van achteren gaf met het gevolg dat [slachtoffer 1] op de grond viel. Hierna stapte [verdachte] in de auto. Vervolgens stond [slachtoffer 1] op, stapte in zijn auto en reed weg. Toen hij wegreed botste hij tegen mijn auto, maar hij reed door. Hierna zag ik hoe [verdachte] zijn zwart gekleurde vuurwapen met bruin handvat dat in de auto lag in zijn handen nam en deze op de auto richtte en vervolgens een schot afvuurde.” [3]
3. De verbalisant [verbalisant] heeft een e-mailbericht van [slachtoffer 1] ontvangen. Hij heeft het volgende gerelateerd:
“Ik, verbalisant, heb per e-mailbericht twee afbeeldingen van het groengelakte voertuig van het merk Volkswagen, model Polo, dat door [slachtoffer 1] op 2 februari 2019 werd bestuurd ontvangen. Dit voertuig werd door [slachtoffer 1] bestuurd toen [verdachte] een schot op hem afvuurde.
Ik, verbalisant, zag op één van de afbeeldingen op de achterbumper links onder dat er duidelijk een inschot zichtbaar was.” [4]
Ten aanzien van feit 4 en feit 5
1. slachtoffer 2] deed op 12 februari 2019 aangifte. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Op 10 februari 2019 bevond ik mij bij een nachtclub op de [adres 2] genaamd [naam nachtclub] in Curaçao. Ik kwam [verdachte] (het Gerecht: [verdachte]) daar tegen. Omstreeks 23.10 uur verliet ik [naam nachtclub] en reed ik richting de snèk ‘[naam snèk]’ gelegen te [buurt]. Omstreeks 00.00 uur zag ik de personenauto van [verdachte] aan komen rijden. Ik zag hoe hij ‘[naam snèk]’ binnentrad. Hij gaf mij een teken om bij hem te komen. Ik liep naar hem toe. Hij greep mij op dat moment vast aan mijn linkerschouder en ik verliet samen met [verdachte] ‘[naam snèk]’. Kort daarna keerde [verdachte] terug omdat mijn nicht in het bezit was van mijn autosleutel. Ik reed vervolgens achter [verdachte] naar een snèk in [naam wijk]. Hierna liep hij naar mijn auto en verzocht hij mij naar zijn woning te rijden. Onderweg nam hij een zwart met bruin gekleurd pistool uit zijn herentas en begon tegen mij te schelden. [verdachte] betichtte mij dat ik een relatie had met een man genaamd [bijnaam slachtoffer 1]. Eenmaal bij zijn woning nam [verdachte] mijn autosleutel en mijn mobiele telefoon in zijn bezit. Het betrof een grijze mobiele telefoon van het merk Samsung, model J7, serie Core dual SIM met aansluitnummer [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2]. Ik vertelde aan [verdachte] dat [bijnaam slachtoffer 1] mijn neef was en na die woorden gaf [verdachte] mij een oorveeg tegen mijn linkerwang. Hierdoor ontstond er een woordenwisseling tussen ons. Tijdens de woordenwisseling gaf [verdachte] mij nogmaals een oorveeg tegen mijn linkerwang en sloeg hij mij met zijn pistool aan de linkerkant van mijn hoofd. Hij gaf hierna mijn autosleutel terug en verzocht mij om weer met hem weg te gaan. Wij stapten in mijn auto en reden terug naar de snèk in [naam wijk]. Aldaar weigerde [verdachte] mijn mobiele telefoon aan mij terug te geven. Hij liep naar zijn auto en vertrok met mijn mobiele telefoon. Ik heb veel pijn gevoeld en heb nog steeds pijn.” [5]
2. [ slachtoffer 2] heeft op 15 februari 2019 een verklaring afgelegd. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Ik was samen met mijn nicht [slachtoffer 2] bij ‘[naam snèk] snèk gelegen te [buurt] in Curaçao. Ik zag [verdachte] (het Gerecht: [verdachte]) aankomen en regelrecht naar mijn nicht die naast mij stond toelopen. Ik zag [verdachte] mijn nicht aan haar linkerarm vastpakken en hij sleepte haar mee naar zijn auto. Kort daarna liep hij naar mij toe en nam de autosleutel van mijn nicht die in mijn handtas zat mee. Hij liep vervolgens terug naar zijn auto waar mijn nicht op hem zat te wachten.
Nadat mijn nicht naar ‘[naam snèk]’ snèk was teruggekomen, zag ik dat haar linkerwang was opgezwollen. Zij vertelde dat zij door [verdachte] was geslagen.” [6]
3. De huisarts, Dr. R.X.A. Middelhof, heeft [slachtoffer 2] onderzocht en de volgende medische verklaring opgesteld:
“Pa medio di esaki mi ta informa ku señora [slachtoffer 2] tin sla na su kabes i brasa links. Aktualmente ku dolor na e kabes banda links i na su brasa links.
(het Gerecht begrijpt: Hierbij deel ik u mede dat mevrouw [slachtoffer 2] een verwonding heeft aan haar hoofd en linkerarm. Op het ogenblik heeft zij pijn aan de linkerkant van haar hoofd en aan haar linkerarm.” [7]
4. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg het volgende verklaard:
“Ik heb op 10 februari 2019 de mobiele telefoon van [slachtoffer 2] meegenomen naar huis.” [8]
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft in het algemeen vraagtekens gesteld bij de betrouwbaarheid van de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afgelegde verklaringen. Er is onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring van de verweten gedragingen te kunnen komen, aldus de raadsvrouw.
Anders dan de verdediging acht het Gerecht de verklaring van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wel betrouwbaar. Zij hebben ieder afzonderlijk verklaard over de gebeurtenissen op 2 februari 2019 en hun verklaringen komen op relevante punten overeen, waarbij opmerkelijk is te noemen dat beiden eensluidend verklaren dat [slachtoffer 1], nadat hij was geslagen, aan de verdachte heeft gevraagd waarom hij dat deed, waarop deze gezegd zou hebben dat hij [slachtoffer 1] geen kwaad deed omdat hij kinderen had. Dat beiden, dit - schijnbaar onbelangrijke - detail noemen, vergroot de geloofwaardigheid van hun verklaringen. Er zijn geen aanwijzingen dat zij hun verklaringen - bij wijze van complot - op elkaar hebben afgestemd. Daarnaast wordt voor hun verklaring steun gevonden in het in de auto van [slachtoffer 1] aangetroffen kogelgat. Hieraan wordt niet afgedaan door het feit dat [slachtoffer 2] haar aangifte om haar moverende redenen heeft willen intrekken, temeer nu zij in haar brief niet stelt dat de gebeurtenissen waarvan zij aangifte heeft gedaan niet zouden hebben plaatsgevonden. Anders dan de raadsvrouw ziet het Gerecht geen reden om te twijfelen aan de [slachtoffer 1] ’s verklaring dat hij door de mishandeling door de verdachte veel pijn heeft ondervonden.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 meer subsidiair en het onder 1 cumulatief bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:255, eerste lid, en artikel 2:334, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,

en

Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:273, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Mishandeling.

Het onder 4 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:273, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Mishandeling gepleegd met gebruikmaking van wapenen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening 1931.
Het onder 5 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:288 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Diefstal.

Het onder 9 bewezen verklaarde is zowel ten aanzien van het voorhanden hebben van het vuurwapen, als ten aanzien van het voorhanden hebben van de munitie voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening en strafbaar gesteld in artikel 11 van die verordening.
Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het Gerecht neemt daarbij het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft één van de aangevers neergeslagen en vervolgens nadat de aangever van de plaats van het delict wegreed, in de richting van diens auto geschoten. Ook heeft de verdachte de andere aangever - tevens zijn ex-vriendin - met een vuurwapen tegen haar hoofd geslagen en haar mobiele telefoon afgenomen. Beide aangevers hebben hierdoor pijn ondervonden en bij zijn ex-vriendin werden door de huisarts verwondingen geconstateerd. De verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven er niet voor terug te deinzen om bij een confrontatie of ter beslechting van een geschil geweld te gebruiken. Het Gerecht rekent dat de verdachte zwaar aan.
Ten nadele van de verdachte heeft het Gerecht bij de op te leggen straf de strafkaart van de verdachte betrokken. Zo blijkt uit zijn strafkaart dat hij meerdere malen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, hetgeen hem kennelijk er niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft het Gerecht kennisgenomen van het rapport betreffende het psychologisch onderzoek van de verdachte d.d. 10 april 2019 door L. Bonofacia, psycholoog NIP, en drs. H. Linkels, psycholoog NIP, waaruit volgt dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is, alsook dat de kans op recidive hoog is. Ook heeft het Gerecht kennisgenomen van de inhoud van het voorlichtingsrapport over de verdachte van UO Reclassering Curaçao d.d. 25 juli 2019.
Anders dan de psychologen en de reclassering ziet het Gerecht in verband met de strafkaart van de verdachte, waaruit blijkt dat hij meerdere malen is veroordeeld tot (deels) voorwaardelijke gevangenisstraffen wegens onder meer geweldsdelicten en vuurwapenbezit, waaronder laatstelijk een veroordeling tot 5 jaar gevangenisstraf, waarvan de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden proeftijd nog liep ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten, geen aanleiding om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat na te melden straf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair, alsmede onder 3, 6, 7 en 8 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en onder 1 cumulatief, alsmede het onder 2, 4, 5 en 9 ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
40 (veertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. drs. S.M. van Lieshout, bijgestaan door R.A. Caupain, (zittingsgriffier), en op 8 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het aanbieding proces-verbaal van het Korps Politie Curaçao (Bureau VVC) d.d. 25 februari 2019, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 2019-006067,2019-006056, en 2019-006238.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 12 februari 2019, documentcode: 2019006056_20190212_112429.doc, pagina 8-11.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 februari 2019, documentcode: 2019006056_20190215_93040.doc, pagina 21-22.
4.Proces-verbaal van bevindingen omtrent inschot achter bumper motorvoertuig met bijlagen d.d. 28 februari 2019, los stuk.
5.Proces-verbaal van aangifte d.d. 12 februari 2019, documentcode: 2019006067_20190212_120642.doc, pagina 12-15.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 februari 2019, pagina 23-24.
7.Schriftelijk bescheid, te weten een medische verklaring, d.d. 12 februari 2019, pagina 16.
8.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 18 oktober 2019, zoals die eventueel later - indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld - in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.