In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 11 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de Sociale Verzekeringsbank (SVB), en verweerder. Eiser had eerder een verzoek ingediend om restitutie van de door hem betaalde FZOG-premie, welke door verweerder was afgewezen op 11 juli 2016. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 27 oktober 2017 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser op 5 december 2017 een beroepschrift ingediend. De openbare behandeling van de zaak vond plaats op 27 september 2018, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
Het Gerecht overwoog dat op grond van de Regeling Ambtenarenrechtspraak (RAr) gewezen ambtenaren onder bepaalde voorwaarden geen rechten kunnen ontlenen aan deze landsverordening. Het Gerecht oordeelde dat, hoewel eiser geen (voormalige) ambtenaar is, het in het belang van een goede rechtsbedeling is dat de rechtsbescherming van de RAr ook geldt voor beschikkingen die zijn genomen ter uitvoering van de Rtzop. Dit om interpretatieverschillen en rechtsongelijkheid te voorkomen. Daarom besloot het Gerecht het beroep van eiser door te zenden naar het Gerecht in ambtenarenzaken (Gaz) als een tijdig gemaakt bezwaar tegen de afwijzing.
Het Gerecht verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee leden van het Gerecht, en er staat hoger beroep open tegen deze uitspraak binnen zes weken na kennisgeving.