ECLI:NL:OGEAC:2019:87

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 april 2019
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
CUR201700834
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening bouwvergunning voor flatcomplex in Jan Sofat

In deze zaak hebben eisers, bestaande uit zeven personen, beroep ingesteld tegen de verlening van een bouwvergunning aan de naamloze vennootschap Laguna Hill N.V. voor de bouw van een flatcomplex met 44 wooneenheden op kavel 149 te Jan Sofat. De bouwvergunning werd verleend op 1 juni 2017, waarna eisers op 7 augustus 2017 hun beroep hebben ingediend. Tijdens de zitting op 20 februari 2019 zijn eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. J.A.M. Burgers, verschenen, evenals de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning, vertegenwoordigd door haar gemachtigde en een interim directeur van het uitvoeringsorgaan.

Het Gerecht heeft allereerst de vraag behandeld of eisers als rechtstreeks belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. Het Gerecht concludeert dat eisers 1, 4, 5, 6 en 7 inderdaad rechtstreeks belanghebbenden zijn, terwijl eisers 2 en 3 niet-ontvankelijk worden verklaard in hun beroep. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de bouwvergunning niet van een kenbare en draagkrachtige motivering is voorzien, waardoor het niet mogelijk is om de rechtmatigheid van de vergunning te toetsen. Dit leidt tot de conclusie dat de bouwvergunning vernietigd moet worden.

De minister wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de eisers die in het gelijk zijn gesteld. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. Martinez en is openbaar uitgesproken op 11 april 2019. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

1. [eiser 1],

2. [eiser 2],

3. [eiser 3],

4. [eiser 4],

5. [eiser 5],

6. [eiser 6] en

7. [esier 7],

eisers,
gemachtigde: mr. J.A.M. Burgers, advocaat,
tegen

de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning (de minister),

gemachtigde: mr. A.C. Herrera, werkzaam bij het Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning (VVRP),
met als derde-belanghebbende:

de naamloze vennootschap Laguna Hill N.V. (de vennootschap),

gemachtigde: mr. A.C. Small, advocaat.

Procesverloop

Bij beschikking van 1 juni 2017 (de bouwvergunning) is aan de vennootschap een bouwvergunning (no. 2015-388) verleend voor het bouwen van een flatcomplex van 44 wooneenheden te Jan Sofat kavel 149 (meetbrief 496/1971).
Bij beroepschrift van 7 augustus 2017 hebben eisers daartegen beroep ingesteld. Op 19 september 2017 hebben zij de gronden van het beroepschrift aangevuld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De vennootschap heeft een schriftuur ingediend.
Eisers hebben nadere stukken ingediend.
Het Gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 februari 2019, waar eisers 2, 5 en de zoon van eiser 4, zijn verschenen, bijgestaan door mr. Burgers voornoemd. De minister heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door haar gemachtigde voornoemd, vergezeld door ir. C. Cicilia, interim directeur bij het Uitvoeringsorgaan Ruimtelijke Ordening en Planning. Voorts is de vennootschap ter zitting verschenen, vertegenwoordigd door [MD], managing director, en [financiel manager], financieel manager, bijgestaan door hun gemachtigde voornoemd. Namens de vennootschap waren ook aanwezig [bouwkundig ingenieur], bouwkundig ingenieur, en [architect], architect.

Overwegingen

1. Aan de orde is allereerst de vraag of eisers rechtstreeks belanghebbenden zijn in de zin van artikel 7, eerste lid, van de Lar. Uit de kaart die eisers als productie 42 hebben ingediend en het op verzoek van het Gerecht na de zitting door hen overgelegde overzicht blijkt dat de percelen van eisers, met uitzondering van eiser 2, aan het perceel genummerd 149 (het bouwperceel) grenzen. Ter zitting is onbetwist door eisers toegelicht dat ook kavel 99 van eiser 4, die niet op de kaart is afgebeeld, aan het bouwperceel grenst. Verder hebben eisers meegedeeld dat eiser 3 inmiddels is verhuisd en dus niet meer woonachtig is te kavel JS 104. Al gelet op de ligging van de percelen van eisers 1, 4, 5, 6 en 7 ten opzichte van het bouwperceel worden zij rechtsreeks in hun belang getroffen door de bouwvergunning en zijn zij daarmee rechtsreeks belanghebbenden in de zin van artikel 7, eerste lid, van de Lar. Dat geldt niet voor eisers 2 en 3, zodat zij niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun beroep.
2. Gelet op de ligging van de percelen van de personen genoemd in randnummer 4 van het beroepschrift en hetgeen eisers hebben gesteld ten aanzien van het belang van deze personen om toegelaten te worden tot deze procedure, is onvoldoende toegelicht dat zij door de bouwvergunning rechtsreeks in hun belang worden getroffen. Deze personen zullen reeds daarom niet als mede- of derde-belanghebbende toegelaten worden tot deze procedure.
3. Op grond het motiveringsbeginsel moet een bouwvergunning van een kenbare en draagkrachtige motivering worden voorzien, omdat het anders voor belanghebbenden niet duidelijk is op grond waarvan deze is verleend. Als een kenbare motivering ontbreekt, kan het Gerecht de rechtmatigheid van de bouwvergunning niet toetsen.
4. Niet in geschil is dat eisers voorafgaand aan de verlening van de bouwvergunning bezwaren tegen de verlening daarvan kenbaar hebben gemaakt aan de minister. Naar aanleiding daarvan heeft de minister een hoorzitting gehouden waarin zij hun bezwaren hebben toegelicht. Gelet op deze hoorzitting was de minister bekend met hun bezwaren, zodat zij die in haar oordeel kon betrekken bij het beslissen op de bouwvergunningsaanvraag van de vennootschap.
5. Uit de bouwvergunning volgt echter niet dat de minister die bezwaren in acht heeft genomen bij het beslissen op de aanvraag om verlening van een bouwvergunning. In de bouwvergunning is namelijk niet vermeld aan welke specifieke wettelijke bepalingen en regelingen de minister de aanvraag heeft getoetst, van welke feiten, gegevens en stukken, bijvoorbeeld bouwtekeningen, zij is uitgegaan en welke belangen zij heeft afgewogen om tot de conclusie te komen dat de aanvraag dient te worden ingewilligd. Zo is het niet duidelijk op grond van welke afwegingen de minister heeft geconcludeerd dat het verlenen van de bouwvergunning niet zal leiden tot hinder of ontsiering van de omgeving of overlast zoals bedoeld in artikel 22, vijfde en zevende lid, van de Bouw- en Woningverordening 1935.
6. Doordat de bouwvergunning niet van een kenbare motivering is voorzien kan het Gerecht niet toetsen of die op juiste gronden is verleend. Om die reden zal het Gerecht de bouwvergunning vernietigen. Aldus slaagt het beroep van eisers 1, 4, 5, 6 en 7 op het motiveringsbeginsel.
7. Doordat het beroep gegrond is, wordt de minister veroordeeld tot betaling aan eisers 1, 4, 5, 6 en 7 van de door hen gemaakte proceskosten, bestaande uit NAf 1.400,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700,-) aan gemachtigdensalaris.

Beslissing

Het Gerecht:
-
verklaarteisers 2 en 3
niet-ontvankelijkin hun beroep;
-
verklaarthet beroep
gegrondvoor zover deze is ingesteld door eisers 1, 4, 5, 6 en 7;
-
vernietigtde bouwvergunning (no. 2015-388);
-
veroordeeltde minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning om het bedrag van NAf 1.400,- aan eisers 1, 4, 5, 6 en 7 te betalen in verband met de door hen gemaakte proceskosten;
-
gelastde minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning om het door eisers 1, 4, 5, 6 en 7 voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht van NAf 150,- (zegge: honderdvijftig gulden) aan hen te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mr. N.M. Martinez en uitgesproken in het openbaar op
11 april 2019 te Curaçao, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.