ECLI:NL:OGEAC:2019:88

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
2 mei 2019
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
CUR201901332
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sociale verzekeringen

In deze zaak heeft de Sociale Verzekeringsbank Curaçao (SVB) een verzoek om toelating als medewerkende in de zin van de Regeling Medewerking Sociale Verzekeringen afgewezen. De verzoekster, een fysiotherapeut die al vijftien jaar werkzaam is bij de polikliniek van Refineria Isla, heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De verzoekster stelt dat de polikliniek binnenkort zal sluiten, waardoor zij haar patiënten niet meer kan behandelen en dat deze patiëntenpopulatie naar de SVB zal worden overgeheveld. Ze betoogt dat er recht en belang is om als medewerkende te worden toegelaten, mede gezien de zorgplicht als fysiotherapeut en het feit dat er nog niet genoeg fysiotherapeuten zijn om de bevolking van Curaçao te bedienen.

Het Gerecht heeft op 2 mei 2019 de zaak behandeld, waarbij de verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de SVB. Het Gerecht overweegt dat de sluiting van de polikliniek van de Isla niet leidt tot een spoedeisend belang in de zin van de wet. Bovendien zou de schorsing van de bestreden beschikking geen wijziging in de bestaande rechtssituatie teweegbrengen. Het Gerecht concludeert dat het aan de SVB is om zelfstandig een beslissing te nemen over de toelating als medewerkende, en dat het Gerecht niet bevoegd is om bij wijze van voorlopige voorziening een toewijzende beslissing te nemen. Daarom wijst het Gerecht het verzoek om voorlopige voorziening af en ziet het geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De beslissing is genomen door rechter N.M. Martinez en bekendgemaakt op 2 mei 2019. Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open volgens hoofdstuk 5 van de Lar.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Beslissing

op het verzoek om een voorlopige voorziening hangende beroep in de zaak tussen:

[verzoekster],

wonende in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. W. ten Veen, advocaat,
en

de Sociale Verzekeringsbank Curaçao (de SVB),

verweerster,
gemachtigde: mr. R.A.P.H. Pols, advocaat.

Procesverloop

Bij brief van 29 augustus 2018 heeft de SVB het verzoek van verzoekster om toegelaten te worden als medewerkende in de zin van de Regeling Medewerking Sociale Verzekeringen afgewezen (de bestreden beschikking).
Daartegen heeft verzoekster op 9 oktober 2018 beroep ingesteld bij dit Gerecht (CUR201803363).
Op 15 april 2019 heeft verzoekster het Gerecht verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (CUR201901332).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2019. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De SVB heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 85, eerste lid, van de Lar kan, voor zover thans van belang, een beschikking, waartegen een beroepschrift bij het Gerecht is ingediend, op verzoek van de indiener geheel of gedeeltelijk worden geschorst op grond dat de uitvoering van de beschikking voor hem een onevenredig nadeel met zich zal brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van de beschikking te dienen doel. Ook kan op zijn verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen ter voorkoming van onevenredig nadeel, als in de eerste volzin bedoeld.
2. Verzoekster is al vijftien jaar werkzaam als fysiotherapeut bij de polikliniek van het bedrijf Refineria Isla (de Isla). Verzoekster stelt dat de Isla binnenkort noodgedwongen zal sluiten, zodat ook de polikliniek waar zij werkzaam is, met een patiëntenpopulatie van 3.800 personen, zal moeten sluiten. Die patiëntenpopulatie zal volgens haar worden overgeheveld naar de SVB. Gelet daarop heeft verzoekster er recht op en belang bij om als medewerkende te worden toegelaten om, mede gelet op de zorgplicht als fysiotherapeut, voornoemde patiëntenpopulatie te kunnen blijven behandelen, aldus verzoekster. Verder stelt verzoekster dat het maximum aantal fysiotherapeuten dat nodig is om de Curaçaose bevolking te bedienen nog niet is bereikt, zodat een overschot aan fysiotherapeuten in ieder geval geen reden kon zijn voor weigering van het verzoek.
3. Met haar verzoek beoogt verzoekster te bewerkstelligen dat de bestreden beschikking wordt geschorst en dat zij voorwaardelijk als medewerkende van de SVB wordt toegelaten.
4. Naar het oordeel van het Gerecht levert de omstandigheid dat het bedrijf waar verzoekster thans werkzaam is wellicht op korte termijn zal ophouden te bestaan niet een spoedeisend belang in de zin van artikel 85 van de Lar op. Overigens zou de door verzoekster verzochte schorsing van de bestreden beschikking geen wijziging van de bestaande rechtssituatie met zich brengen, zodat zij geen belang heeft bij dat verzoek. Zoals de SVB terecht heeft aangevoerd is het aan haar om naar aanleiding van een verzoek om als medewerkende te worden toegelaten op grond van artikel 2 van de Regeling Medewerking Sociale Verzekeringen zelfstandig een beslissing te nemen en deze in een beschikking vast te leggen. Zelfs als het Gerecht voorlopig zou oordelen dat een dergelijke beschikking niet in stand kan blijven, is het Gerecht niet bevoegd om bij wijze van voorlopige voorziening een toewijzende beslissing te nemen. Het Gerecht zal het verzoek daarom afwijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht
wijsthet verzoek
af.
Aldus vastgesteld door mr. N.M. Martinez, rechter in het Gerecht, en bekend gemaakt te Curaçao op 2 mei 2019, in aanwezigheid van de griffier, mr. S.N. Aswani.
Tegen de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.