ECLI:NL:OGEAC:2020:112

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 maart 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
CUR201702122
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Risicoaansprakelijkheid bij auto-ongeval met voetganger en beroep op overmacht

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, ging het om een auto-ongeval waarbij een voetganger, aangeduid als [naam eiser], betrokken was. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.S.M. Moeniralam, stelde dat de gedaagde, [naam gedaagde], die in Nederland woonachtig is en werd vertegenwoordigd door mr. M. Hoeve, aansprakelijk was voor de schade die hij had geleden door het ongeval. De kern van de zaak draaide om de vraag of de gedaagde te hard had gereden en of hij de voetganger had kunnen ontwijken. Het gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de gedaagde harder dan 70 tot 80 km/u had gereden, en dat de gedaagde niet te hard had gereden in de omstandigheden van het ongeval. De eiser had aangevoerd dat de gedaagde met een snelheid van meer dan 80 km/u had gereden, maar het gerecht concludeerde dat de remsporen en de snelheidsoverzichten van beide partijen wezen op een maximum snelheid van 80 km/u. Het gerecht oordeelde verder dat de gedaagde niet in overtreding was van de verkeersregels en dat er sprake was van overmacht aan zijn zijde. De vordering van de eiser werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde tot op heden waren begroot op NAf 5.000. Het vonnis werd uitgesproken op 16 maart 2020.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR201702122
Vonnis d.d. 16 maart 2020
inzake
[naam eiser],
wonende in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. R.S.M. Moeniralam,
tegen
[naam gedaagde],
wonende in Nederland,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Hoeve

1.Het procesverloop

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 augustus 2019;
  • de akte uitlating zijdens [naam eiser] van 16 september 2019;
  • de antwoordakte zijdens [naam gedaagde] van 14 oktober 2019;
  • de akte uitlating zijdens [naam eiser] van 28 oktober 2019;
  • de akte uitlating zijdens [naam gedaagde] van 25 november 2019.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Bij voormeld tussenvonnis heeft het gerecht overwogen dat voorshands niet zonder meer is gebleken dat [naam gedaagde] voor de veroorzaking van het ongeval rechtens een verwijt kan worden gemaakt, tenzij komt vast te staan dat hij te hard heeft gereden waardoor hij [naam eiser] niet meer kon ontwijken. Gelet op de stellingen van partijen over en weer heeft het gerecht [naam eiser] in de gelegenheid bij akte nader toe te lichten en met stukken te onderbouwen dat [naam gedaagde] met zijn 70 - 80 km/h ter plaatse te hard heeft gereden en waardoor hij [naam eiser] niet meer kon ontwijken.
2.2. [
naam eiser] heeft ter onderbouwing van zijn verweer aangevoerd dat [naam gedaagde], gelet op het remspoor van 32 meter, harder reed dat 80 km/u. Voorts heeft hij aangevoerd dat de toegestane snelheid 60 km/u was, omdat er ter plaatse waar het ongeval plaatsvond een zebrapad was die ook met borden was aangegeven. Van een autoweg in de zin van artikel 47 Wegenverkeerswet was geen sprake (meer) is.
2.3. [
naam gedaagde] heeft de stellingen van [naam eiser] gemotiveerd betwist. Het gerecht oordeelt als volgt.
2.4.
Het gerecht stelt voorop dat partijen het er tijdens de zitting over eens waren dat [naam gedaagde] niet harder dan 70 tot 80 km/u heeft gereden. Voor zover [naam eiser] daar bij akte uitlating op terugkomt, slaagt dat verweer niet. Beide partijen hebben overzichten overgelegd aan de hand waarvan de snelheid wordt berekend door middel van het aangetroffen remspoor. [naam eiser] voert onder verwijzing naar het door hem overgelegde overzicht aan dat [naam gedaagde] bij een remspoor van 32 meter fors harder heeft gereden dan 80 km/u. Die conclusie is onjuist. In de overzichten, zowel die van [naam eiser] als die van [naam gedaagde], wordt een onderscheid gemaakt tussen de remweg, de snelheid in meter per seconde (afstand reactietijd) en de stopafstand. De remweg is de afstand die een auto nodig heeft om tot stilstand te komen. De snelheid in meter per seconde (afstand reactietijd) is bedoeld om te kunnen vaststellen of een automobilist nog in staat was om tijdig zijn voertuig tot stilstand te brengen om zo een ongeluk te voorkomen. De stopafstand is de optelsom van de reactietijd en de remweg. Voordat de bestuurder daadwerkelijk begint met remmen (reactietijd) is er vaak al een afstand overbrugt. Daarna duurt het nog enige tijd voordat de auto daadwerkelijk tot stilstand is gekomen. Uit de door beide partijen overgelegde overzichten volgt dat bij een remweg van 32 meter een snelheid van maximaal 80 km/u hoort. Bij een dergelijke snelheid heeft de automobilist – bij een reactiesnelheid van 1 seconde – ruim 22 meter nodig voordat het voertuig begint af te remmen. De totale stopafstand is dan tussen de 50 en 55 meter (in casu 54 meter: 22 meter + 32 meter).
2.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat uit het remspoor volgt dat [naam gedaagde] niet harder dan maximaal 80 km/u heeft gereden, zodat de stelling dat [naam gedaagde] tussen de 70 en 80 km/u heeft gereden als vaststaand kan worden aangenomen. Vervolgens rijst de vraag naar de toegestane snelheid ter plaatse. [naam gedaagde] stelt dat er ter plaatse van het ongeval (halverwege het begin van de Snipweg) sprake is van een autoweg buiten de bebouwde kom waar nog 80 km/u mag worden gereden, terwijl [naam eiser] in het kader van zijn verweer heeft aangevoerd dat de maximum snelheid ter plaatse 60 km/u is, hetgeen neerkomt op een weg buiten de bebouwde kom, niet zijnde een autoweg (artikel 47 Wegenverkeersverordening).
2.6.
Partijen hebben uitvoerig gedebatteerd over de vraag of ter plaatse sprake is van een autoweg in de zin van de Wegenverkeersverordening, dan wel of het weggedeelte waar het ongeval heeft plaatsgevonden zich binnen of buiten de bebouwde kom bevindt. Naar het oordeel van het gerecht is dat voor de beoordeling van de zaak niet relevant. Uit de situatieschets van Forensys, die door [naam eiser] als productie 10 is overgelegd, volgt dat het remspoor reeds begint net voordat het kruispunt overgaat in de Snipweg. Uitgaande van de bijbehorende afstand reactietijd van 22 meter per seconde, die nodig was voordat [naam gedaagde] daadwerkelijk is gaan remmen en dus een gehele stopafstand van tussen de 50 en 55 meter zoals hiervoor bepaald, is [naam gedaagde] reeds gaan remmen op het moment dat hij zich nog op de kruising zelf bevond. Nu niet is betwist dat op de Nieuwe Havenweg – waar [naam gedaagde] vandaan kwam – een snelheid gold van 80 km/u en [naam gedaagde] zich nog op de kruising bevond toen hij [naam eiser] opmerkte en hij een aanvang maakte om zijn auto tot stilstand te brengen, kan niet worden gezegd dat [naam gedaagde] met zijn 70 - 80 km/u ter plaatse te hard heeft gereden en waardoor hij [naam eiser] niet meer heeft kunnen ontwijken. Dat [naam gedaagde] [naam eiser] uiteindelijk toch heeft geraakt op een weggedeelte waarvan onduidelijk is of daar een maximumsnelheid van 60 of 80 km/u gold, doet daar niet aan af. Feitelijk heeft [naam gedaagde] [naam eiser] ook kunnen ontwijken, zij het dat [naam eiser] halverwege de straat terug keerde naar de middenberm, hetgeen [naam gedaagde] niet zonder meer behoefde te verwachten. Zeker niet nu op dat tijdstip ter plaatse geen voetgangers behoefde te worden verwacht. De stelling dat ter plaatse sprake is van een zebrapad waardoor van [naam gedaagde] mocht worden verwacht dat hij vaart zou verminderen, vindt geen steun in de feiten. De verkeersborden waarnaar [naam eiser] ter onderbouwing verwijst (zebrapad en overstekende kinderen) dateren van na het ongeval, nu uit de laatste door [naam eiser] overgelegde foto van Forensys, blijkt dat er ten tijde van het ongeval andere borden stonden (inhaal- en parkeerverbod). Het zebrapad waarnaar op de foto’s wordt gewezen bevindt zich voorts verderop op de Snipweg.
2.7.
Het bovenstaande lijdt tot de conclusie dat [naam gedaagde] niet te hard heeft gereden, zodat vast staat dat sprake is van overmacht aan de zijde van [naam gedaagde] ten aanzien de veroorzaking van het ongeval. De vordering van [naam eiser] ligt daarmee voor afwijzing gereed.
2.8. [
naam eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [naam gedaagde] tot op heden begroot op NAf 5.000 (2,5 x tarief 7 (NAf 2.000)) aan salaris gemachtigde.

3.De beslissing

Het Gerecht:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [naam eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de gedaagden tot op heden begroot op NAf 5.000;
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter, en op 16 maart 2020 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.