ECLI:NL:OGEAC:2020:121

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
CUR202000033
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over opheffing conservatoir beslag tussen La Palapa N.V. en PNE Mas (Aruba) Freezone VBA

In deze zaak heeft La Palapa N.V. op 8 januari 2020 een verzoekschrift ingediend om conservatoir beslag dat door PNE Mas (Aruba) Freezone VBA was gelegd op haar onroerende goederen op te heffen. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 januari 2020, waarna partijen overleg hebben gevoerd over een minnelijke regeling. La Palapa heeft het beslag betwist en stelt dat PNE Mas geen recht heeft op de gevorderde vergoedingen, omdat de overeenkomst met PNE Mas op 21 maart 2019 is opgezegd en de inspanningen van PNE Mas niet hebben geleid tot het gewenste resultaat. PNE Mas heeft echter verweer gevoerd en stelt dat de opzegging onterecht was en dat zij recht heeft op de overeengekomen vergoedingen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de vordering van La Palapa niet summierlijk ondeugdelijk is en dat de belangenafweging in het voordeel van PNE Mas uitvalt. Het beslag blijft gehandhaafd, en La Palapa wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202000033
Vonnis in kort geding d.d. 7 februari 2020
inzake
LA PALAPA N.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.K.E. Henriquez,
tegen
PNE MAS (ARUBA) FREEZONE VBA,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.E. Lovert.
Partijen zullen hierna
La Palapaen
PNE Masworden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1.
La Palapa heeft op 8 januari 2020 een verzoekschrift met producties ingediend. Op 23 januari 2020 zijn zowel door La Palapa alsmede door PNE Mas producties aan het gerecht toegezonden. Vervolgens heeft op 24 januari 2020 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen en de gemachtigden zijn verschenen en het woord aan de hand van hun pleitaantekeningen hebben gevoerd. Na de mondelinge behandeling hebben partijen overleg gevoerd over een minnelijke regeling. Per e-mail van 27 januari 2020 heeft La Palapa alsnog vonnis gevraagd. Stukken die na de mondelinge behandeling ter kennis van het gerecht zijn gebracht, worden buiten beschouwing gelaten.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
La Palapa is een onderneming die onroerend goed bezit zowel op St. Maarten als op Curaçao, waaronder appartementen te Caracasbaai die zij exploiteert als een resort voor kantoor- en appartementenverhuur en waarbij bepaalde appartementen tevens voor verkoop aan derden bestemd zijn. De aanschaf van die appartementen heeft La Palapa gefinancierd middels een financieringsovereenkomst met de Girobank.
2.2.
La Palapa kon op enig moment haar betalingsverplichtingen jegens Girobank onvoldoende nakomen.
2.3.
La Palapa heeft op 22 mei 2018 een overeenkomst van opdracht gesloten met PNE Mas, inhoudende de herstructurering van de bestaande financieringsovereenkomst met de Girobank en de herfinanciering hiervan bij een derde financiële instelling (hierna: de overeenkomst).
2.4.
Met PNE Mas is een vergoeding overeengekomen die bestond uit een retainer fee, een succes fee en een discount fee. In de overeenkomst is ter zake het navolgende opgenomen:

2.Compensation

La Palapa shall pay to PNE MAS a:
a. Retainer fee of ANG 475 per hour (…) based on the time spent (…) on this engagement, on a best effort basis.
b. Success fee of 1% of the refinanced amount, due and billable on the signing date of the new facility agreement at another financial institution.
c. Discount fee of 25% of the discount / reduction on the existing loan facility, due and payable on acceptance by the present financial institution.
2.5.
Bij e-mail van 21 maart 2019 heeft La Palapa de overeenkomst met PNE Mas opgezegd.
2.6.
La Palapa heeft PNE Mas geen succes fee en geen discount fee betaald.
2.7.
Op grond van een op 27 november 2019 door het Gerecht verleend verlof heeft PNE Mas ten laste van La Palapa conservatoir beslag gelegd op de aan La Palapa toebehorende onroerende goederen, gelegen in het Tweede district van Curaçao aan de Caracasbaai, bekend als kavel nummer A1, A2, A3, A4, A5, A6, A7.

3.Het geschil

3.1.
La Palapa vordert dat het Gerecht –zakelijk weergegeven- bij vonnis in kort geding, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het beslag opheft en PNE Mas veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2.
Op hetgeen La Palapa aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd en op de verweren die PNE Mas heeft gevoerd zal, voor zover van belang, hierna bij de beoordeling worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering van La Palapa is gegrond op de bepaling van artikel 705 lid 2 Rv. Uit vaste jurisprudentie (HR 14 juni 1996,
NJ1997/481) volgt dat een conservatoir beslag dient te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert, met inachtneming van de beperkingen van de kort geding procedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. De kort geding rechter zal evenwel hebben te beslissen aan de hand van een beoordeling van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Dit komt erop neer dat ook wanneer twijfel mocht bestaan doch anderzijds het bestaan van de vordering niet bij voorbaat onwaarschijnlijk voor komt, het beslag in beginsel gehandhaafd moet worden. De vordering van La Palapa dient dan ook binnen dit toetsingskader te worden beoordeeld. Die beoordeling kan evenwel niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. In dit verband verdient opmerking dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.2.
Partijen verschillen met betrekking tot het geschil dat aan het onderhavige beslag ten grondslag ligt op vele (essentiële) onderdelen van mening, waarbij zij op elkaars stellingen uitvoerig en gemotiveerd verweer hebben gevoerd. La Palapa heeft in een uitvoerig betoog gemotiveerd aangegeven dat PNE Mas weliswaar inspanningen heeft verricht om tot herstructurering en herfinanciering van de geldlening te komen, het gewenste resultaat heeft PNE Mas echter niet gerealiseerd. De voorstellen waar PNE Mas mee kwam, waren financieel niet haalbaar voor La Palapa. Voor zover PNE Mas na 21 maart 2019 resultaten heeft geboekt, dateren die van na opzegging van de overeenkomst. PNE Mas heeft een retainer fee ontvangen voor de gewerkte uren. Nu de gepleegde inspanningen niet tot een haalbaar resultaat hebben geleid stelt La Palapa niet gehouden te zijn om tot vergoeding van de overeengekomen succes fee en discount fee over te gaan.
4.3.
PNE Mas heeft daar gemotiveerd verweer tegen gevoerd. Zij stelt dat er na gepleegde inspanningen concreet zicht bestond op realisering van de doelen die partijen hadden beoogd. Dat het resultaat langer op zich heeft laten wachten en uiteindelijk niet gerealiseerd is, is een gevolg van structureel onvoldoende medewerking van La Palapa en het voortijdig en zonder rechtsgrond opzeggen van de overeenkomst. De
buy outdie La Palapa na opzegging van de overeenkomst met PNE Mas heeft aanvaard, is gebaseerd op de eerder door PNE Mas verrichte inspanningen. De vordering waarvoor beslag is gelegd is dan ook gebaseerd op het mislopen van de overeengekomen vergoedingen door toedoen van La Palapa. La Palapa is daarom schadeplichtig jegens PNE Mas.
4.4.
Op basis van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting kan naar het voorlopig oordeel van het gerecht voorshands niet zonder meer worden geconcludeerd dat PNE Mas geen recht heeft op een vergoeding uit hoofde van de overeenkomst. Gezien de uiteenlopende standpunten en de betwistingen van partijen over en weer, is nader onderzoek naar de feiten en mogelijk bewijslevering noodzakelijk om een (goed) oordeel te kunnen vormen over de kernvraag van dit geschil. Daarvoor is in onderhavig kort geding echter geen plaats. Tegen de achtergrond van het in 4.1. weergegeven toetsingskader betekent dit dat de vordering van PNE Mas op La Palapa niet als summierlijk ondeugdelijk kan worden aangemerkt.
4.5.
Ook een afweging van de bij de beslaglegging betrokken belangen leidt niet tot het oordeel dat het door PNE Mas ten laste van La Palapa gelegde beslag moet worden opgeheven. Nu PNE Mas een niet als summierlijk ondeugdelijk aan te merken vordering heeft op La Palapa en la Palapa liquiditeitsproblemen heeft, zoals zij zelf stelt, is het belang van PNE Mas bij het beslag gegeven. De stelling van La Palapa dat PNE Mas geen belang heeft bij het beslag omdat de Girobank heeft aangekondigd tot executieveiling over te gaan van het beslagen onroerend goed te Caracasbaai, is onvoldoende gemotiveerd. La Palapa heeft geen begin van bewijs overgelegd om haar stelling ter zake te staven. Voorts is onvoldoende gebleken dat La Palapa alternatieve zekerheid kan bieden waardoor onderhavig beslag onnodig zou zijn. La Palapa heeft ten slotte haar stelling dat het beslag op het onroerend goed onredelijk bezwarend (vexatoir) is, gelet op het verweer zijdens PNE Mas, onvoldoende gemotiveerd.
4.6.
Het Gerecht is op grond van het voorafgaande van oordeel dat het beslag op de aan La Palapa toebehorende onroerende goederen, gelegen in het Tweede district van Curaçao aan de Caracasbaai, bekend als kavel nummer A1, A2, A3, A4, A5, A6, A7, niet dient te worden opgeheven. Gelet hierop kan de voorwaardelijke reconventionele eis zijdens PNE Mas onbesproken blijven.
4.7.
La Palapa zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van PNE Mas tot op heden begroot op NAf 1.500,00 aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

Het Gerecht:
Rechtdoende in kort geding:
5.1.
wijst de vordering van La Palapa af;
5.2.
veroordeelt La Palapa in de proceskosten, aan de zijde van PNE Mas tot op heden begroot op NAf 1.500,00 aan gemachtigdensalaris
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter, en op 7 februari 2020 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.