In deze zaak vorderden eisers, leden van de Algemene Spaar- en Krediet Cooperatie ACU, dat het gerecht ACU zou bevelen om op de kortst mogelijke termijn een buitengewone algemene ledenvergadering (BALV) bijeen te roepen. Dit verzoek volgde op een eerdere BALV op 26 januari 2020, waar de voorzitter in strijd met de statuten en het huishoudelijk reglement had gehandeld door bepaalde agendapunten niet te behandelen. Eisers stelden dat hierdoor hun recht om te stemmen over het ontslag van twee bestuursleden, [naam 1] en [naam 2], was ontnomen. ACU voerde aan dat er geen noodzaak was voor een nieuwe BALV, aangezien er al een reguliere ALV gepland stond voor eind mei 2020, en dat het bijeenroepen van een nieuwe BALV onrust zou veroorzaken en aanzienlijke kosten met zich mee zou brengen.
Het gerecht oordeelde dat de vorderingen van eisers moesten worden afgewezen. Het gerecht stelde vast dat de BALV op 26 januari 2020 niet conform de statuten was verlopen, maar dat dit niet voldoende was om een nieuwe BALV te rechtvaardigen, vooral gezien de korte termijn tot de geplande ALV. De belangen van ACU, die streefde naar stabiliteit en vertrouwen binnen de organisatie, wogen zwaarder dan de belangen van eisers. Het gerecht besloot ook dat de proceskosten moesten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.