ECLI:NL:OGEAC:2020:122

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
CUR202000458
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over de rechtsgeldigheid van besluiten genomen in een buitengewone algemene ledenvergadering van een coöperatie

In deze zaak vorderden eisers, leden van de Algemene Spaar- en Krediet Cooperatie ACU, dat het gerecht ACU zou bevelen om op de kortst mogelijke termijn een buitengewone algemene ledenvergadering (BALV) bijeen te roepen. Dit verzoek volgde op een eerdere BALV op 26 januari 2020, waar de voorzitter in strijd met de statuten en het huishoudelijk reglement had gehandeld door bepaalde agendapunten niet te behandelen. Eisers stelden dat hierdoor hun recht om te stemmen over het ontslag van twee bestuursleden, [naam 1] en [naam 2], was ontnomen. ACU voerde aan dat er geen noodzaak was voor een nieuwe BALV, aangezien er al een reguliere ALV gepland stond voor eind mei 2020, en dat het bijeenroepen van een nieuwe BALV onrust zou veroorzaken en aanzienlijke kosten met zich mee zou brengen.

Het gerecht oordeelde dat de vorderingen van eisers moesten worden afgewezen. Het gerecht stelde vast dat de BALV op 26 januari 2020 niet conform de statuten was verlopen, maar dat dit niet voldoende was om een nieuwe BALV te rechtvaardigen, vooral gezien de korte termijn tot de geplande ALV. De belangen van ACU, die streefde naar stabiliteit en vertrouwen binnen de organisatie, wogen zwaarder dan de belangen van eisers. Het gerecht besloot ook dat de proceskosten moesten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202000458
Vonnis in kort geding d.d. 13 maart 2020
inzake

1.[EISER SUB 1]

2. [EISER SUB 2],

3. [EISER SUB 3],

allen wonende in Curaçao,
eisers,
gemachtigde: mr. N.A. Evertsz,
en

4.[EISER SUB 4],

5. [EISER SUB 5],
beiden wonende in Curaçao,
gevoegde partijen aan de zijde van eisers,
gemachtigde: mr. N.A. Evertsz,
tegen
ALGEMENE SPAAR- EN KREDIET COOPERATIE ACU,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigden: mrs. A.C. van Hoof en M.F. Bonapart.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1], [eiser sub 2], [eiser sub 3], [eiser sub 4], [eiser sub 5] (gezamenlijk in enkelvoud) [eisers] c.s. en ACU worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1. [
Eisers] c.s. heeft op 7 februari 2020 een verzoekschrift ingediend. De geplande mondelinge behandeling op 28 februari 2020 is aangehouden tot 4 maart 2020.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn partijen en de gemachtigden verschenen. [eiser sub 4] en [eiser sub 5] hebben ter zitting, zoals tijdig op voorhand aangekondigd, verzocht zich te mogen voegen aan de zijde van eisers. Het bezwaar van gedaagde tegen de verzochte voeging is ter zitting verworpen en de voeging is toegestaan.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
ACU is een coöperatie met ongeveer 30.000 leden. [eiser sub 1], [eiser sub 2] en [eiser sub 3] zijn leden van ACU. [eiser sub 4] is naast lid van ACU ook bestuurslid, [eiser sub 5] is naast lid van ACU ook lid van de raad van toezicht (RvT).
2.2.
ACU kent naast de statuten een huishoudelijk reglement en een verkiezingsreglement. De algemene ledenvergadering is het hoogste orgaan in de coöperatie.
2.3.
Op 21 juli 2019 is een buitengewone algemene ledenvergadering (BALV) gehouden. De aanwezige leden hebben toen bij meerderheid gestemd voor het ontslag van de bestuursleden [naam 1] en [naam 2]. Op 22 juli 2019 zijn door de RvT de heren [naam 3], [naam 4] en [eiser sub 4] onder voorbehoud van goedkeuring door de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) benoemd als bestuursleden. CBCS heeft goedkeuring verleend.
2.4.
In een kortgedingvonnis van 25 september 2019 heeft het gerecht eisers (de (ontslagen) bestuurders van ACU) niet-ontvankelijk verklaard in de door hen ingediende vorderingen tegen de ontslagbesluiten, nu deze vorderingen niet waren ingediend tegen de betrokken rechtspersoon ACU.
2.5.
De bestuursleden [naam 1], [naam 5], [naam 2], [naam 6] en [naam 7] hebben vervolgens opnieuw een kort geding tegen ACU aanhangig gemaakt in verband met de ontslagbesluiten. In het vonnis in kort geding van 23 december 2019 staat onder meer:
De volgende overwegingen uit het in het eerdere kort geding op 25 september 2019 (zaaknummer CUR201902944) gewezen vonnis gelden ook hier:
a) “Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de zaak. Met het geschil over de samenstelling van het bestuur is immers het goede functioneren van ACU in het geding. Het andersluidende standpunt van gedaagden wordt verworpen.”
(…)
b) “Aan alle vorderingen van eisers ligt het standpunt ten grondslag dat de besluiten genomen in de BALV van 21 juli 2019 niet rechtsgeldig zijn. De oproeping van de BALV geschiedde volgens eisers in strijd met de statuten door de RvT en niet door het bestuur, het agendapunt 6 was onvoldoende duidelijk omschreven, en het voorstel tot ontslag en schorsing van zittende bestuurders en benoeming van tijdelijke bestuurders was in strijd met de statuten niet tijdig tevoren bekend gemaakt. Ook is volgens eisers op meerdere punten sprake van strijd met de voorschriften uit het huishoudelijk reglement. Deze klachten van eisers hebben daarmee betrekking op handelen in strijd met voorschriften die de totstandkoming van besluiten regelen, op handelen in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 2:7 BW en op handelen in strijd met een reglement. Dat betekent dat deze besluiten, als het standpunt van eisers juist is, vernietigbaar zijn (artikel 2:21 lid 3 BW). Dit heeft tot gevolg dat de besluiten geldig zijn totdat zij worden vernietigd. Het gerecht verwerpt dus het standpunt van eisers dat de besluiten (niet slechts vernietigbaar, maar) nietig zijn.”
c) “Zo lang de hier bedoelde besluiten niet vernietigd zijn, moet er gelet op het voorgaande vanuit worden gegaan dat [naam 1], [naam 5], [naam 2] en [naam 8] (…) als bestuursleden zijn ontslagen dan wel geschorst en dat het bestuur van ACU wordt gevormd door [naam 6], [naam 7] (…), [eiser sub 1], [naam 9], [naam 4] en [eiser sub 4] (…). (…) Bij de huidige stand van zaken kan daarom niet worden aangenomen dat ACU daadwerkelijk als eisende partij in deze procedure heeft willen optreden. Zij is daarom niet-ontvankelijk in haar vorderingen.”
(…)
Verder staat in het kort geding vonnis – voor zover van belang- vermeld:
4.5.
Ten aanzien van eisers sub 1 en 3 [[naam 1] en [naam 2],
toevoeging gerecht] is het gerecht van oordeel dat aannemelijk is dat het besluit tot hun ontslag in een eventueel te volgen bodemprocedure zal worden vernietigd wegens strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 2:7 BW. (…)
4.6.
Voorgaand voorlopig oordeel over de rechtsgeldigheid van de ontslagbesluiten van eisers sub 1 en 3 zou in beginsel de door eisers gevorderde schorsing van die ontslagbesluiten kunnen rechtvaardigen. (…)
4.7.
Beslist zal worden dat de opschorting zal ingaan per maandag 24 februari 2020. Dit biedt ACU de gelegenheid om, indien gewenst, de ledenvergadering van ACU zich nogmaals - maar nu na een deugdelijke aankondiging van dit agendapunt - uit te laten spreken over het ontslag van eisers sub 1 en 3. Aan de belangen van eisers wordt daarmee naar voorlopig oordeel voldoende tegemoetgekomen.
2.6.
Het bestuur van ACU heeft op 10 januari 2020 een BALV bijeengeroepen. De vergadering is gepland op 26 januari 2020. Ook zijn de te behandelen agendapunten gepubliceerd. Onder punt 4 en 5 is opgenomen:
4. Konfirmashon di e desishon di BALV tene 21 yuli 2019 pa retiro di miembronan di direktiva A. [naam 1] en A. [naam 2]
a. Introdukshon die Bestuur i RvT
b. Sr. [naam 1] na palabra
c. Sr. [naam 2] na palabra
5. Votashon riba e desishon pa tuma den e punto 4
Op 23 januari 2020 is een gewijzigde agenda gepubliceerd waarin als punt 7 een agendapunt is toegevoegd.
2.7.
Op 26 januari 2020 heeft de BALV plaatsgevonden. Een van de aanwezige leden heeft verzocht te stemmen over de volgorde van de agendapunten en om de agendapunten 4 en 5 niet te behandelen. Dit heeft geleid tot ophef. Er is over deze verzoeken niet gestemd. De vergadering is voor de duur van ongeveer twee uren geschorst door de voorzitter. Vervolgens is de vergadering hervat en is aan de leden meegedeeld dat er een ‘Akuerdo di Pas’ is gesloten tussen het bestuur en [naam 1]. Verder is meegedeeld dat de agendapunten niet meer zouden worden behandeld en is de vergadering gesloten.

3.Het geschil

3.1. [
Eisers] c.s. vordert, na wijziging van eis, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
ACU te bevelen om op de conform de Statuten kortst mogelijke termijn een BALV te houden waarin de leden alsnog kunnen stemmen over het ontslag van [naam 1] en [naam 2];
te gelasten dat de Raad van Toezicht van ACU de door het gerecht bevolen BALV bijeenroept en dat de voorzitter van de Raad van Toezicht die vergadering leidt;
te bepalen dat de opschorting van de ontslagbesluiten tot ontslag van [naam 1] en [naam 2] per 24 februari 2020 wordt opgeheven en dat de opschorting van de ontslagbesluiten tot ontslag van [naam 1] en [naam 2] van 21 juli 2019 ingaat daags nadat de door het gerecht bevolen BALV is gehouden, althans ACU te bevelen om binnen de grenzen van de wet en de statuten zoveel mogelijk te voorkomen dat [naam 1] en [naam 2] aan de beraadslaging en besluitvorming binnen het bestuur van ACU deelnemen totdat de door het gerecht bevolen BALV is gehouden, althans een in goede justitie te bepalen voorziening.
ACU te veroordelen in de volledige kosten van deze procedure aan de zijde van [eisers] c.s.
3.2. [
Eisers] c.s. legt aan de vorderingen ten grondslag dat de voorzitter van de BALV ten onrechte en in strijd met de (bedoeling van de) Statuten en het Huishoudelijk Reglement op de BALV van 26 januari 2020 niet tot behandeling van de agendapunten 4, 5 en 7 is overgegaan. Hierdoor hebben de leden voor het aflopen van de in het kortgedingvonnis van 23 december 2019 genoemde termijn niet (opnieuw) kunnen stemmen over het ontslag van de twee bestuursleden [naam 1] en [naam 2]. Dat is volgens [eisers] c.s. onrechtmatig en in strijd met artikel 2:7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) nu daarmee een statutair recht van de leden is ontnomen. Het handelen van de voorzitter kan aan ACU worden toegerekend. Het is noodzakelijk dat de leden alsnog de gelegenheid krijgen zich zo spoedig mogelijk uit te laten over het ontslag van de betreffende bestuursleden.
3.3.
ACU voert aan dat nadat op 22 juli 2019 interim-bestuurders zijn aangesteld gewerkt is aan een transitieakkoord. Dit heeft ertoe geleid dat de onderlinge verhoudingen binnen het bestuur en op de werkvloer zijn verbeterd. De laatste vrijdag in mei 2020 wordt een ALV gehouden. Twee weken daarna vinden nieuwe verkiezingen plaats. De beide bestuursleden [naam 1] en [naam 2] zullen voor de nieuwe verkiezingen aftreden, [naam 1] is niet herkiesbaar. Gelet daarop is er volgens ACU aan de zijde van [eisers] c.s. onvoldoende belang om vlak voor deze vergaderingen weer een nieuwe BALV bijeen te (laten) roepen. Dit zal opnieuw onrust met zich brengen en kost bovendien aanzienlijk veel geld, terwijl sinds de vergadering van 26 januari 2020 juist geen sprake meer is van onrust in het deposanten- en het rekeninghouder bestand. Het is aannemelijk dat een nieuwe BALV de onrust weer zal doen herleven. Ook uit de door de (inmiddels overleden) interim voorzitter [naam 3] [eiser sub 1] geschreven brief blijkt dat het steeds de intentie is geweest om de rust bij ACU te laten terugkeren en de toekomst van ACU te waarborgen. Daar komt volgens ACU bij dat niet duidelijk is of de vorderingen die [eisers] c.s. heeft ingediend ook bre(e)d(er) worden gedragen binnen de coöperatie. Het is deze leden kennelijk niet gelukt om (het op basis van de statuten benodigde) 1/25e deel van de leden bereid te krijgen om een verzoek om een BALV te ondersteunen. Dat is volgens ACU een indicatie voor de stelling van ACU dat het overgrote deel van de leden het eens is met de door ACU gekozen richting.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uit het kortgedingvonnis van 23 december 2019 volgt niet dat ACU verplicht was om een BALV bijeen te roepen. Zij heeft er wel toe besloten om dat te doen en dat betekent dat de vergadering dan ook volgens het bepaalde in de Statuten en het Huishoudelijk Reglement dient te verlopen. Niet in geschil is dat het bijeenroepen van de vergadering op een juiste wijze heeft plaatsgevonden. Datzelfde geldt voor de vooraf gepubliceerde agendapunten. Op de BALV zelf zijn de agendapunten echter niet behandeld. Het moet er voorshands voor worden gehouden dat dit in strijd is met (onder meer) artikel 16 lid 3 van het Huishoudelijk Reglement waarin is bepaald dat de voorzitter van de ledenvergadering de agendapunten successievelijk aan de orde stelt. Dat dit ‘met de beste intenties’ is gebeurd neemt dat niet weg, te meer niet nu de BALV nu juist bijeengeroepen was om de leden (nogmaals) te laten stemmen over het ontslag van de bestuursleden [naam 1] en [naam 2] en het niet aan het bestuur is om, zonder de leden daarover te raadplegen, eenzijdig te besluiten de vergadering te sluiten.
4.2.
Vervolgens is de vraag aan de orde of dit betekent dat ACU moet worden bevolen op de kortst mogelijke termijn opnieuw een BALV bijeen te roepen. Bij die beoordeling dienen de belangen van [eisers] c.s. te worden afgewogen tegen de belangen van ACU. Daarbij is een complicerende factor dat niet duidelijk is in hoeverre de door [eisers] c.s. ingediende vorderingen bre(e)d(er) worden gedragen binnen de leden van ACU. Het is duidelijk dat het [eisers] c.s. niet is gelukt om het vereiste aantal van 1240 handtekeningen (1/25e van het aantal leden) te verzamelen om een vergadering te laten beleggen. Hoewel dat in dit geval niet aan [eisers] c.s. zal worden tegengeworpen (aangezien het niet aan [eisers] c.s. te wijten is dat de BALV van 26 januari 2020 niet formeel juist is verlopen), lijkt dit wel in lijn te zijn met de stelling van ACU dat het grootste gedeelte van de leden zich juist achter het beleid van ACU schaart en dat de door de (inmiddels overleden) interim-voorzitter ingeslagen weg wordt gesteund. ACU heeft in dat kader ook een aanzienlijk aantal steunbetuigingen overgelegd. [eiser sub 1] c.s. wil zo spoedig mogelijk een nieuwe BALV entameren, mede om ervoor te zorgen dat de bestuursleden [naam 1] en [naam 2] zo min mogelijk invloed kunnen uitoefenen. [eisers] c.s. heeft geen vertrouwen in deze bestuurders. Daartegenover staan de belangen van ACU. ACU heeft gemotiveerd naar voren gebracht dat ACU (zowel het bestuur als haar leden) er baat bij heeft dat zo min mogelijk onrust bestaat of ontstaat. ACU is een kredietinstelling en heeft er groot belang bij dat er vertrouwen is in de organisatie. Het ligt voor de hand dat het bijeenroepen van meerdere BALV’s buiten de gewone ALV’s om, dat gevoel van vertrouwen niet verster./kt. Bovendien is onbetwist gesteld dat een dergelijke vergadering aanzienlijke kosten met zich brengt. Belangrijker is echter dat inmiddels een nieuwe ALV is gepland en dat deze eind mei 2020 zal plaatsvinden. Dat is op zodanig korte termijn dat onvoldoende belang bestaat om, mede in het licht van het voorgaande, nog voor die ALV een BALV te laten plaatsvinden. Tijdens de ALV kunnen de bestuursposities indien gewenst alsnog aan de orde worden gesteld en bovendien zal [naam 1] in ieder geval aftreden als bestuurslid en niet herkiesbaar zijn. Nu sprake is van onvoldoende belang, zal de vordering onder a. worden afgewezen.
4.3.
Gezien hetgeen hiervoor is geoordeeld met betrekking tot de onder a. ingestelde vordering, zal de vordering onder b. eveneens worden afgewezen. Het gerecht ziet evenmin aanleiding om ACU te bevelen om binnen de grenzen van de wet en de statuten zoveel mogelijk te voorkomen dat [naam 1] en [naam 2] aan de beraadslaging en besluitvorming binnen het bestuur van ACU kunnen deelnemen. [naam 1] en [naam 2] maken op dit moment onderdeel uit van het bestuur en dienen in dat verband mee te kunnen doen aan beraadslaging en besluitvorming, mede gelet op het door de kortgedingrechter gegeven voorlopig oordeel met betrekking tot de ontslagbesluiten.
4.4.
Hoewel de vorderingen van [eisers] c.s. worden afgewezen ziet het gerecht in het gegeven dat [eisers] c.s. terecht naar voren heeft gebracht dat de BALV op 26 januari 2020 niet conform de (bedoeling van de) Statuten en het Huishoudelijke Reglement is verlopen aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechter, en op 13 maart 2020 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.