ECLI:NL:OGEAC:2020:144

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 maart 2020
Publicatiedatum
31 mei 2020
Zaaknummer
CUR201800419
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor medische fout en schadevergoeding bij blijvende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak vordert eiser, [naam eiser], schadevergoeding van gedaagden, Stichting Sint Elisabeth Ziekenhuis (Sehos) en [naam gedaagde 2], als gevolg van een medische fout die heeft geleid tot blijvende klachten en beperkingen. De zaak betreft een operatie die op 15 mei 2012 heeft plaatsgevonden, waarbij eiser door [naam gedaagde 2] is geopereerd aan een ganglion in de rechterpols. Na de operatie heeft eiser aanhoudende pijnklachten ontwikkeld, waarvoor hij aansprakelijkheid heeft gesteld aan Sehos. Sehos heeft de aansprakelijkheid erkend, maar er is onenigheid over de omvang van de schade. Eiser heeft een provisionele eis ingediend voor een voorschot op de schadevergoeding van NAf 72.000,=, terwijl de hoofdzaak betrekking heeft op een totale schadevergoeding van NAf 906.985,83, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat Sehos aansprakelijk is voor de door eiser geleden schade als gevolg van de medische fout. De belangrijkste geschilpunten betreffen de omvang van de schade, met name het verlies aan verdienvermogen. Het Gerecht heeft geconcludeerd dat eiser, ondanks zijn beperkingen, nog restverdiencapaciteit heeft, maar dat de huidige werkloosheid en het gebrek aan inkomen aan de medische fout moeten worden toegerekend. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere informatie over de mogelijkheden tot reïntegratie van eiser, en het Gerecht heeft de provisionele eis toegewezen, waarbij Sehos c.s. zijn veroordeeld tot betaling van het gevorderde voorschot.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR201800419
Vonnis in de hoofdzaak en in de provisionele eis d.d. 11 maart 2019 (bij vervroeging)
inzake
[naam eiser],
wonende te Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. R.A.P.H. Pols,
tegen

1.STICHTING SINT ELISABETH HOSPITAAL,

wonende te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. W. Princee,

2.2. [naam gedaagde 2],

wonende te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. W. Princee.
Partijen zullen hierna [naam eiser], Sehos en [naam gedaagde 2] (gezamelijk Sehos c.s.) genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 8 februari 2018 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord d.d. 14 mei 2018;
  • de mondelinge behandeling d.d. 5 november 2018 op alwaar beide gemachtigden het woord hebben gevoerd mede aan de hand van pleitaantekeningen. Beide gemachtigden hebben producties in het geding gebracht.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 15 mei 2012 is [naam eiser] door [naam gedaagde 2] geopereerd ter verwijdering van een ganglion in de rechterpols. In verband met aanhoudende klachten is [naam eiser] vervolgens doorverwezen naar dr. [naam dokter].
2.2. [
naam dokter] constateerde bij [naam eiser] letsel van de lange strekpees van de duim (doorgesneden pees) en heeft hem opnieuw geopereerd. Na de operatie hield [naam eiser] (pijn)klachten in de gehele onderarm met daarbij een trekkend gevoel doorlopend tot in de pezen/spieren van de schouder met zwaar pijnlijk gevoel zowel in rust en toenemend bij spanning.
2.3. [
naam eiser] heeft het Sehos aansprakelijk gesteld voor alle geleden en nog te lijden schade als gevolg van de medische fout door [naam gedaagde 2]. Bij brief van 3 februari 2015 is namens Sehos aansprakelijkheid erkend. Cunningham Lindsey Dutch Caribbean N.V. (hierna te noemen: Cunningham) is ingeschakeld teneinde de schaderegeling ter hand te nemen.
2.4.
In gezamenlijk overleg is dr. [naam revalidatiearts], revalidatiearts (hierna: naam revalidatiearts), benoemd om de gevolgen van de medische fout in kaart te brengen. Uit het rapport van [naam revalidatiearts] d.d. 17 juni 2015 volgt voor zover van belang, het volgende:
“Conclusie en bespreking:
Het betreft een 44 jarige man (rechts dominant) status na excisie van een recidief ganglion ter hoogte van de rechterpols met als gevolg het oplopen van een iatrogene letsel van de extensor pollicus longus. (…)
Betrokkene ervaart nog pijnklachten van de rechterpols en hand vooral bij het inzetten bij belastende activiteiten. Betrokkene heeft nog moeite om zijn rechter duim goed actief te strekken en er zijn nog subjectieve gevoelsstoornissen. Bij lichamelijk onderzoek zijn er met name bewegingsbeperkingen van de pols en duimgewrichten te constateren. Betrokkene heeft ook moeite met het effectief aanspannen van de rechterhand musculatuur met daarbij het niet effectief kunnen genereren van adequate kracht bij inzetten van de aangedane hand.
De huidige klachten zijn volledig te wijten aan het oplopen van de iatrogene letsel van de extensor pollicus longus rechts.
Er is momenteel sprake mijn inziens sprake van een medisch eindsituatie.
(…)

1.Situatie na een ongeval

(…)

f. (…)
alle klachten zijn medisch objectiveerbaar. Zoals vermeld zijn er subjectieve sensibiliteitsstoornissen zonder evident organisch (letsel van een perifere of digitale zenuw) substraat.
(…)
h. (…)
Als gevolg van de klachten kan betrokkene zijn rechterhand niet op een effectieve wijze inzetten. Met name het uitvoeren van zware activiteiten is beperkt evenals het manipuleren van zware voorwerpen. Betrokkene is zelfstandig in zijn ADL (…) maar is beperkt in het uitvoeren van de zware huishoudelijke taken evenals werkzaamheden als onderhoudsmonteur en het uitvoeren va zijn eerdere hobby’s als motorcross en scubadiving.
(…)
m. (…)
Betrokkenen zal zich moeten aanpassen aan zijn situatie en zijn aangedane hand binnen de pijngrenzen te gebruiken om overbelastingsverschijnselen te voorkomen. Betrokkene zal compensatiestrategieën aanleren om zijn rechterhand zo effectief mogelijk te kunnen inzetten met zo min mogelijk provocatie van de klachten. Activiteiten die pijn provocerend zijn dienen vermeden te worden.(…) Betrokkenen zal alleen werkzaamheden kunnen uitvoeren rekening houdend met de klachten van de rechterhand en mogelijk zou een bedrijfsarts een rol spelen wat betreft de werkhervattingsmogelijkheden.

2.De hypothetische situatie zonder ongeval

(…)
a.
Zijn er op uw vakgebied klachten of afwijkingen die er ook zouden zijn geweest, of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval betrokkene niet was overkomen?
Nee.”
2.5.
In opdracht van Cunningham is er een reïntegratietraject door het bureau Optima Curaçao (hierna: Optima) voor [naam eiser] ingezet. Op 22 oktober 2016 heeft Optima een rapport uitgebracht betreffende het reïntegratietraject. Uit dat rapport volgt, voor zover van belang het navolgende:
Concluderend 18 oktober 2016;
Er zijn veel bedrijven benaderd door betrokkene zelf en vrij veel door ondergetekende. De op dit moment beschikbare vacatures passen niet in wat de wens is van mijn cliënt, of waren allemaal vrij zwaar fysiek belastend. Betrokkene heeft het gehele traject best veel inspanningen gedaan om een baan te vinden. Hij is het gehele traject gemotiveerd gebleven, maar zijn beperkingen hebben toch een belangrijke rol gespeeld om een baan te vinden met licht beperkt fysieke belasting rechterhand.”
2.6.
Sehos heeft in totaal een bedrag van NAf 100.000,= aan voorschotten aan [naam eiser] betaald.

3.Het geschilIn de provisionele eis

3.1. [
naam eiser] vordert dat het Gerecht Sehos c.s., hoofdelijk, des de ene betaald de andere zal worden bevrijd, te veroordelen om aan [naam eiser] bij wijze van provisionele voorziening als voorschot op de vast te stellen schadevergoeding te betalen het bedrag van Naf. 72.000,=;
En voorts;
In de hoofdzaak
- Sehos c.s. hoofdelijk, des de ene betaald de andere zal worden bevrijd, te veroordelen aan [naam eiser] te betalen, naar het Gerecht begrijpt- een bedrag NAf 906.985,83;
- vermeerderd met de wettelijke rente over de immateriële schade vanaf 15 mei 2012 en over de materiele schade vanaf 22 maart 2013;
- vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten van NAf 14.310,-;
- kosten rechtens.
In de provisionele eis
3.2. [
naam eiser] stelt dat hij na zijn laatste voorschot uitkering op 6 april 2017 geen enkele vorm van schadevergoeding meer heeft ontvangen. Daardoor is er thans een financiële noodsituatie ontstaan en de meest noodzakelijke uitgaven niet meer kunnen worden gedaan.
In de hoofdzaak
3.3. [
naam eiser] legt aan zijn vordering in de hoofdzaak ten grondslag dat hij als gevolg van de medische fout blijvende klachten en beperkingen ondervindt, waardoor hij zijn werk als plant mechanic (en later die van onderhoudsmonteur) niet meer kan uitoefenen. Daardoor lijdt hij schade. Sehos heeft aansprakelijkheid voor de medische fout erkend en dient de schade die [naam eiser] als gevolg daarvan lijdt, te vergoeden. Volgens [naam eiser] bestaat de schade uit: -verschenen verlies arbeidsvermogen NAf 170.111,24 -toekomstige schade verlies arbeidsvermogen NAf 684.129,83 -verlies zelfwerkzaamheid NAf 23.825,00 -transportkosten NAf 200,00 -immateriële schade NAf 28.719,76 -buitengerechtelijke incassokosten NAf 14.310,00.
3.4.
Sehos c.s. hebben zowel in de provisionele eis als in de hoofdzaak gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan.

4.Beoordeling

4.1.
Vaststaat dat Sehos c.s. aansprakelijk is voor de door [naam eiser] geleden schade als gevolg van de medische fout door [naam gedaagde 2]. [naam eiser] heeft derhalve een vordering tot schadevergoeding op Sehos c.s..
4.2.
Sehos c.s. betwisten niet dat [naam eiser] letsel heeft opgelopen als gevolg van de medische fout. Gelet op het rapport van [naam revalidatiearts] staat naar het oordeel van het Gerecht vast dat [naam eiser] klachten en beperkingen heeft als gevolg van de medische fout en waardoor hij schade lijdt en heeft geleden. Het geschil spitst zich toe op de omvang van de schade.
4.3.
De belangrijkste schadepost – en daarmee het belangrijkste geschilpunt – betreft het verlies aan verdienvermogen. Daarbij gaat het erom het verschil vast te stellen tussen wat feitelijk sinds het ongeval aan inkomsten is en zal (kunnen) worden ontvangen en wat dat zou zijn geweest als het ongeval niet was geschied. Hiertoe zal een vergelijking moeten worden gemaakt van de hypothetische arbeids- en inkomenssituatie van [naam eiser] zoals die zich zonder medische fout van 15 mei 2012 redelijkerwijs zou hebben ontwikkeld en de situatie waarin hij door de medische fout is komen te verkeren. Ter beoordeling van deze laatste situatie is, onder meer, van belang wat nu precies de gevolgen zijn van het letsel, welke beperkingen [naam eiser] daardoor ondervindt en in hoeverre deze van invloed zijn op zijn verdienvermogen. In dit verband dient tevens de vraag te worden beantwoord of bij [naam eiser] restcapaciteit tot het verwerven van inkomen bestaat en zo ja, vanaf welk moment en in welke mate. Op al deze punten zijn de partijen het met elkaar oneens. In het navolgende zal daarop worden ingegaan.
Feitelijk inkomen na de medische fout
4.5.
Over de vraag naar de aard en de omvang van het (rest-)letsel van [naam eiser] ten gevolge van de operatie op 15 mei 2012 is het rapport van [naam revalidatiearts] voorhanden. Partijen hebben [naam revalidatiearts] gezamenlijk de opdracht gegeven dit te onderzoeken. Sehos c.s. hebben aangegeven zich aan de uitkomst van dit rapport te committeren, behalve voor wat betreft het percentage blijvende invaliditeit van het lichaam (BI) en voor zover de klachten niet objectiveerbaar zijn. Ten aanzien van de mate van BI heeft [naam eiser] ter zitting erkend dat deze niet 7% moet zijn – zoals [naam revalidatiearts] aangaf – maar 5%. Het Gerecht zal daarom van 5% BI uitgaan. Het Gerecht gaat voorbij aan de stelling van Sehos c.s. dat een deel van de klachten van [naam eiser] niet objectiveerbaar is en daarom buiten beschouwing moeten worden gelaten. Daartoe geldt het volgende.
4.6. [
naam revalidatiearts] heeft in zijn rapport aangenomen dat de klachten medisch objectiveerbaar zijn, behalve voor wat betreft de subjectieve sensibiliteitsstoornissen zonder medisch substraat. Deze “pijnklachten” heeft [naam eiser] na de operatie aan zijn pols door [naam gedaagde 2]ontwikkeld en ze zijn na opnieuw medisch ingrijpen door [naam dokter] niet (geheel) verdwenen. Noch [naam revalidatiearts], noch de geraadpleegde behandelaars hebben deze pijnklachten in twijfel getrokken. [naam revalidatiearts] concludeert dat de klachten er niet zouden zijn geweest zonder medische fout. Een andere oorzaak voor de klachten is evenmin aanwijsbaar. Uit dit samenstel van feitelijke omstandigheden leidt het Gerecht af dat er sprake is van reële klachten die na de medische fout zijn ontstaan en waarvoor geen aanwijzingen bestaan dat ze ingebeeld, voorgewend of overdreven zijn. Een andere oorzaak voor de pijnklachten is onvoldoende gemotiveerd door Sehos c.s.
4.7.
Voor de beoordeling van het feitelijk inkomen na de medische fout gaat het Gerecht dan ook uit van de beperkingen zoals vastgesteld door [naam revalidatiearts]. [naam revalidatiearts] heeft beperkingen aangenomen ten aanzien van het inzetten van de rechterhand bij de uitvoering van werkzaamheden, waardoor [naam eiser] zijn eigen functie als plant mechanic niet meer kon uitoefenen. Uit het belastbaarheidsprofiel volgt dat [naam eiser] ondanks zijn beperkingen nog wel restverdiencapaciteit heeft. [naam eiser] heeft dat ook niet betwist. [naam eiser] stelt daarentegen dat het niet aan hem is toe te rekenen dat hij ondanks zijn restverdiencapaciteit thans geen inkomen genereert. Sehos c.s. stellen daarentegen dat het gebrek aan inkomen niet (geheel) aan het letsel van [naam eiser] kan worden toegerekend, omdat [naam eiser] ook na het ontstaan van het letsel nog arbeid heeft verricht en een inkomen heeft gegenereerd. Voor zover [naam eiser] thans geen inkomen (meer) geniet is dat een gevolg van het niet voldoen aan zijn schadebeperkingsplicht.
4.8.
Voor zover in de feitelijke situatie na ongeval sprake is van restverdiencapaciteit mag van een benadeelde worden verwacht dat deze zich er voor inzet daadwerkelijk in overeenstemming met die restverdiencapaciteit inkomen te verwerven. Indien de benadeelde daarin ernstig tekort schiet, ligt het in de rede dat voor zover de schade niet is beperkt, of is vergroot door dat tekortschieten, die schade voor rekening van de benadeelde zal worden gelaten. Naar het oordeel van het Gerecht hebben Sehos c.s. onvoldoende gemotiveerd dat [naam eiser] zijn schadebeperkingsplicht heeft geschonden. Vooropgesteld zij dat [naam eiser] op eigen initiatief reeds aangepast werk in vorm van onderhoudswerkzaamheden heeft verricht, in plaats van zijn werkzaamheden als plant mechanic. Uit het rapport van Optima volgt dat [naam eiser] vanwege zijn klachten en beperkingen ook de aangepaste werkzaamheden als onderhoudsmonteur niet optimaal meer kon uitvoeren. Ter zitting heeft [naam eiser] aangegeven dat hij in het geheel niet meer met zijn rechterhand / -arm kan werken, hetgeen in overeenstemming is met de bevindingen van [naam revalidatiearts]. Mede op die basis is Optima ook door Cunningham ingeschakeld teneinde [naam eiser] naar nieuw aangepast werk te begeleiden. De stelling van Sehos c.s. dat [naam eiser] onvoldoende inspanning heeft geleverd om aangepast werk te vinden, wordt niet ondersteund door Optima. Daarentegen volgt uit het rapport dat [naam eiser] heeft meegewerkt aan een namens Sehos c.s. voorgesteld reïntegratietraject, welk traject (nog) niet het gewenste effect heeft gehad. [naam eiser], die was opgeleid tot lasser c.q. onderhoudsmonteur moet, gelet op zijn beperkingen, omgeschoold worden; een traject waartoe [naam eiser] en Sehos c.s. zich beiden bereid hebben verklaard, maar hetwelk nog niet van de grond is gekomen. Daarbij dient te worden opgemerkt dat ook aan de zijde van Cunningham nog geen gedachten zijn over hoe om te gaan met de restverdiencapaciteit van [naam eiser]. Het gaat onder deze omstandigheden naar het oordeel van het Gerecht te ver om [naam eiser] te verwijten zichzelf (inmiddels) niet in aangepast werk gereïntegreerd te hebben.
4.9.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat ter beoordeling van het feitelijk inkomen zonder medische fout voor wat betreft de verschenen schade aansluiting dient te worden gezocht bij de bevindingen van [naam revalidatiearts] en Optima, waaruit voortvloeit dat de huidige werkloosheid van [naam eiser] en zijn gebrek aan inkomen aan de medische fout moet worden toegerekend. Ter bepaling van de toekomstige schade is bepalend of [naam eiser] met zijn restverdiencapaciteit nog een inkomen kan genereren. Beide partijen hebben aangegeven een reïntegratietraject wenselijk te achten waarbij er, rekening houdende met de beperkingen van [naam eiser], dient te worden bezien of hij middels omscholing zijn restverdiencapaciteit kan benutten en zo in een passende functie kan worden gereïntegreerd. Naar het oordeel van het Gerecht verdiend een dergelijk traject de voorkeur met dien verstande dat er dan wel een reële mogelijkheid moet bestaan dat er voor [naam eiser] functies beschikbaar zijn die hij met inachtneming van zijn huidige beperkingen, eventueel na omscholing, kan uitoefenen. [naam eiser] heeft daarover tijdens de mondelinge behandeling zijn twijfels getuit. Daarentegen zijn zijdens Sehos c.s. bij monde van diens raadsvrouw en Cunningham voorstellen gedaan, waarop [naam eiser] niet inhoudelijk heeft gereageerd. Aldus is de zaak op dit punt onvoldoende uitgekristalliseerd. Ter zitting bleek dat, ondanks een onderling wantrouwen, bij beide partijen wel de wens aanwezig om nog een poging tot reïntegratie te ondernemen.
4.10.
Het Gerecht zal de zaak daarom verwijzen naar de rol 15 april 2019 voor akte zijdens Sehos c.s. teneinde nader geïnformeerd te worden over de mogelijkheden tot reïntegratie van [naam eiser], de wijze van aanpak daarvan, de te volgen marsroute daartoe met bijbehorend stappenplan. Voor zover Sehos c.s. van oordeel zijn dat de omstandigheden voor een succesvolle reïntegratie van [naam eiser] toch te onzeker zijn, dienen zij aan te geven op welke wijze de zaak volgens hen afgewikkeld dient te worden. [naam eiser] zal in de gelegenheid worden gesteld bij antwoord akte te reageren en desgewenst ter zake zelf voorstellen te doen. Voorts wordt [naam eiser] in de gelegenheid gesteld zijn inkomen voor het ongeval nader toe te lichten. Naar het Gerecht begrijpt heeft [naam eiser] bedoeld zijn eis te wijzigingen door bij het begroten van het verlies aan arbeidsvermogen van een hoger salaris uit te gaan dan in eerste instantie door hem gevorderd. Nu de wijziging van eis niet voldoet aan het schriftelijkheidsvereiste ex artikel 109 Rv, kan deze beoogde wijziging (vooralsnog) niet in de beoordeling van de zaak worden betrokken. Wel is er bij het Gerecht thans onduidelijkheid ontstaan over de hoogte van het inkomen van [naam eiser] voor de medische fout, zodat het Gerecht daarover een nadere toelichting behoeft.
Hypothetisch inkomen zonder medische fout
4.11.
Partijen verschillen voorts van mening over het hypothetisch inkomen zonder medische fout. [naam eiser] gaat er vanuit dat hij tot zijn pensioengerechtigde leeftijd hetzelfde inkomen zou genereren als voor de medische fout. Sehos c.s. stelt daarentegen dat [naam eiser] ook zonder letsel geen werk meer had gehad, omdat hij na een dienstverband van drie jaren is ontslagen ter voorkoming van een vast dienstverband en hij hoe dan ook op zoek had moeten gaan naar alternatief (las)werk. Gelet op het aantal onsuccesvol verlopen open sollicitaties van [naam eiser] op de functie van lasser na de medische fout, is het niet vanzelfsprekend dat [naam eiser] tot zijn pensioengerechtigde leeftijd een inkomen zou hebben genoten zoals door [naam eiser] gesteld, aldus Sehos c.s..
4.12.
Het bestaan en de omvang van schade door verminderd arbeidsvermogen na een ongeval dient te worden vastgesteld door een vergelijking te maken tussen het inkomen van de benadeelde in de feitelijke situatie na het ongeval en het inkomen dat de benadeelde in de hypothetische situatie zonder ongeval zou hebben verworven. De stelplicht en bewijslast van het bestaan en de omvang van de schade liggen in beginsel op de benadeelde. Aan de benadeelde mogen in dit verband echter geen strenge eisen worden gesteld; het is immers de aansprakelijke veroorzaker van het medische fout die aan de benadeelde de mogelijkheid heeft ontnomen om zekerheid te verschaffen omtrent hetgeen in die hypothetische situatie zou zijn geschied. Bij de beoordeling van de hypothetische situatie komt het dan ook aan op hetgeen hieromtrent redelijkerwijs te verwachten valt. In dat verband dienen de goede en kwade kansen te worden afgewogen, bij welke afweging de rechter een aanzienlijke mate van vrijheid heeft.
4.13. [
naam eiser] heeft ter zitting aangevoerd dat hij is opgeleid als lasser en dat hij altijd als lasser heeft gewerkt, zowel in Nederland als in Curacao en dat hij altijd vaste banen heeft gehad. Voorts stelt [naam eiser] dat zijn werkgever hem na het incident aangepast werk had aangeboden, maar dat hij door de pijnklachten het werk niet lang kon volhouden, hetgeen ook de werkgever had geconstateerd. Volgens [naam eiser] is daarom ook de aangepaste overeenkomst na drie jaren niet verlengd. De sollicitaties nadien op de functie van lasser zijn vanwege zijn beperkingen onsuccesvol gebleken. Gelet hierop, en mede in aanmerking nemende dat gesteld noch gebleken is dat [naam eiser] eerder (gedurende langere tijd) werkloos is geweest, gaat het Gerecht er, met [naam eiser], vanuit dat een redelijke verwachting omtrent de toekomstige ontwikkelingen in zijn situatie met zich brengt dat ervan dient te worden uitgegaan dat [naam eiser] in de hypothetische situatie zonder de medische fout zou hebben doorgewerkt tot het bereiken van de voor hem geldende pensioengerechtigde leeftijd.
Hoofdzaak
4.14.
Zoals hiervoor is overwogen bestaat er nog onduidelijkheid over de inzetbaarheid van de restverdiencapaciteit van [naam eiser] en het feitelijk genoten inkomen van [naam eiser]. Het Gerecht zal de beslissing voor wat betreft het begroten van de schade verlies arbeidsvermogen daarom aanhouden in afwachting van de voortgang van de zaak. Deze voortgang zou mede van invloed kunnen zijn op de overige schadeposten, zodat het Gerecht ook de beslissing op die schadeposten zal aanhouden.
Provisionele eis
4.15.
Het Gerecht ziet wel aanleiding de provisionele eis van [naam eiser] toe te wijzen. De eis voldoet aan de eisen van artikel 223 Rv door de samenhang met de hoofdzaak en de beperkte werkingsduur, terwijl niet van [naam eiser] kan worden gevergd dat hij de afloop van de procedure in de hoofdzaak afwacht. Immers, gelet op het overwogene in rechtsoverweging 4.9. staat naar het oordeel van het Gerecht voldoende vast dat [naam eiser] schade lijdt als gevolg van de medische fout en dat er sprake is van verschenen schade die voor vergoeding in aanmerking komt. Naar het oordeel van het Gerecht biedt het dossier voorts voldoende aanknopingspunten het gevorderde bedrag van NAf 72.000,-, ook rekening houdende met het reeds betaalde voorschot van NAf 100.000,-, toe te wijzen. Die vordering is gebaseerd op een looptijd van 42 maanden vanaf 14 juni 2014, terwijl er sindsdien inmiddels 60 maanden zijn verstreken. Voor zover van een ander (lager) salaris moet worden uitgegaan dan door [naam eiser] gesteld, is dat hierin vooralsnog voldoende verdisconteerd. Daarbij zij aangetekend dat het Gerecht, gelet op de overgelegde salarisstroken, geen aanknopingspunten ziet voor de stelling van Sehos c.s. dat van een netto salaris NAf 1.875,= per maand moet worden uitgegaan.

5.De beslissing

Het Gerecht:
In de provisionele eis
5.1.
veroordeelt Sehos c.s. hoofdelijk, des de ene betaald de andere zal worden bevrijd, om aan [naam eiser] bij wijze van provisionele voorziening als voorschot op de vast te stellen schadevergoeding, te betalen het bedrag van Naf. 72.000,=;
In de hoofdzaak
5.2.
verwijst de zaak naar de rol van
15 april 2019voor
akte zijdens Sehos c.s.om zich uit te laten overeenkomstig het bepaalde in rechtsoverweging 4.10, daarna zal [naam eiser] in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten bij antwoordakte;
5.3.
houdt verder iedere beslissing aan;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter, en op 11 maart 2019 bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.