ECLI:NL:OGEAC:2020:171

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
CUR201902341
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaak

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 1 juli 2020 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting die op 14 juli 2017 was opgelegd. De uitspraak op bezwaar, gedateerd 3 mei 2019, verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De belanghebbende diende op 4 juli 2019 een beroepschrift in, maar dit was buiten de wettelijke termijn van twee maanden. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende ten onrechte aannam dat de bezwaartermijn op 4 juli 2019 eindigde, terwijl deze in werkelijkheid op 3 juli 2019 om 24.00 uur eindigde. De gevolgen van deze onjuiste opvatting kwamen voor rekening van de belanghebbende, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.

Het Gerecht heeft ook de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld. De bezwaartermijn voor de aanslag eindigde op 14 september 2017, maar het bezwaarschrift was pas op 15 september 2019 ingediend, wat ook buiten de wettelijke termijn was. Het Gerecht concludeerde dat de Inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van beroepschriften en bezwaarschriften in belastingzaken, en dat onjuiste conclusies over termijnen ernstige gevolgen kunnen hebben voor de ontvankelijkheid van een beroep.

De proceskosten en het griffierecht werden niet vergoed, en de belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen twee maanden hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 1 juli 2020
BBZ nr. CUR201902341
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 14 juli 2017 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2015 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 195.762, resulterend in een verschuldigd bedrag na verrekening van loonbelasting van NAf 55.352.
1.2
Belanghebbende heeft op 15 september 2017 bezwaar gemaakt tegen de aanslag.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak van 3 mei 2019 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
1.4
De Inspecteur heeft op 3 mei 2019 ambtshalve de aanslag verminderd. Daarbij is het belastbaar inkomen vastgesteld op NAf 256.178, resulterend in een verschuldigd bedrag na verrekening van loonbelasting van NAf 27.666.
1.5
Belanghebbende heeft op 4 juli 2019 tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.6
De Inspecteur heeft op 8 mei 2020 een verweerschrift ingediend.
1.7
Belanghebbende heeft op 13 juni 2020 een nader stuk ingediend, te weten het door zijn echtgenote geschreven proefschrift.
1.8
De zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2020 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door [A], verbonden aan [R], en vergezeld van zijn echtgenote [B]. Namens de Inspecteur is verschenen [C].

2.BEOORDELING VAN HET BEROEP

2.1
Alvorens tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van het geschil te kunnen overgaan, dient het Gerecht de ontvankelijkheid van het beroep en bezwaar te beoordelen.
Ontvankelijkheid beroep
2.2
In artikel 31, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur gedane uitspraak, binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak een beroepschrift kan indienen bij het Gerecht.
2.3
De onderhavige uitspraak op bezwaar is gedagtekend op 3 mei 2019. De beroepstermijn vangt aan op 4 mei 2019 en eindigt op 3 juli 2019 om 24.00 uur. Het beroepschrift is op 4 juli 2019 ingediend. Dit beroepschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
2.4
Een niet-ontvankelijkverklaring van een beroep op grond van termijnoverschrijding blijft op grond van artikel 5, lid 4, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) echter achterwege ingeval van bijzondere omstandigheden.
2.5
Belanghebbende heeft terecht opgemerkt dat de beroepstermijn is aangevangen op 4 mei 2019, maar trekt daaruit de onjuiste conclusie dat de bezwaartermijn dus op 4 juli 2019 is geëindigd. De gevolgen van deze onjuiste opvatting dienen voor rekening en risico van belanghebbende te komen. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
Ontvankelijkheid bezwaar
2.6
Gelet op de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep, overweegt het Gerecht het hiernavolgende ten overvloede.
2.7
In artikel 29, lid 1, hierna: ALL is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
2.8
Het onderhavige aanslagbiljet is gedagtekend op 14 juli 2017. De bezwaartermijn vangt aan op 15 juli 2017 en eindigt op 14 september 2017 om 24.00 uur. Het bezwaarschrift is op 15 september 2019 ingediend. Dit bezwaarschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
2.9
Een niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar op grond van termijnoverschrijding blijft echter achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaar in verzuim is geweest.
2.1
Belanghebbende heeft terecht opgemerkt dat de bezwaartermijn is aangevangen op 15 juli 2017, maar trekt daaruit de onjuiste conclusie dat de bezwaartermijn dus op 15 september 2017 is geëindigd. De gevolgen van deze onjuiste opvatting dienen voor rekening en risico van belanghebbende te komen. De Inspecteur heeft het bezwaar derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard.

3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 1 juli 2020, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf. 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500